Onderzoek van Wageningen Economic Research voorspelt een productiedaling van 20% tot 25% tegen 2030. In 2050 zal de krimp tot mogelijk zo'n 35% zijn opgelopen. Andere voorspellingen zien op korte termijn al een krimp van de melkkoeienstapel met een derde optreden. Die wordt veroorzaakt door het nieuwe overschot aan mest door het verlies van de derogatie en aangescherpte normen.
Nieuwe kansen die ook bedreigingen kunnen blijken
Er onstaat een nieuwe situatie met zowel uitdagingen voor melkverwerkers als kansen voor Nederlandse melkveehouders. Minder melkproductie kan betekenen dat Europa van een netto-exporteur van zuivel een netto-importeur wordt, maar die melk moet dan wel ergens vandaan kunnen komen.
Ook is denkbaar dat de consumptie in de EU flink zal dalen omdat consumenten zuivel te duur vinden; in dat geval ontstaan ondanks de krimp een te ruim aanbod op de interne markt. In de EU zal de productie sowieso duurder worden en hogere marges moeten opleveren dan elders in de wereld. Europese verkopers van levensmiddelen zullen in zo'n marktsituatie voornamelijk goedkopere zuivel van buiten de Unie willen importeren, maar die moet dan wel beschikbaar zijn op de wereldmarkt.
Bij een welvarend blijvend Europa en een grote vraag op de markt buiten de EU, zal zuivel schaarser en duurder worden in de EU. Boeren zullen weinig te klagen hebben. Zelfs de verzuivelde melk van buitenlandse boeren kan dan bij ons terecht als de vraag het binnen de EU beschikbare aanbod overschrijdt. Maar wordt de EU minder welvarend dan wordt - zoals hiervoor al geschetst - zuivel te duur voor Europese consumenten en zullen boeren en fabrieken het juist moeilijk krijgen.
Bij een welvarend blijvend Europa en een grote vraag op de markt buiten de EU, zal zuivel schaarser en duurder worden in de EU. Boeren zullen weinig te klagen hebben. Wordt de EU minder welvarend, dan wordt zuivel te duur voor Europese consumenten en zullen boeren en fabrieken het juist moeilijk krijgenGevolg van streng milieubeleid
De verwachte daling in melkproductie is voornamelijk te wijten aan strenger wordend Europees natuur- en milieubeleid. Dat leidt tot minder ruimte voor melkveebedrijven. De facto bepalen de openstaande uitkoopregelingen van het Rijk en een gebrek aan bedrijfsopvolging de toekomst van de melkproductie en daarmee de Nederlandse zuivelindustrie. Jonge boeren kiezen inmiddels liever voor een baan buiten de boerensector door de onzekerheid over de ruimte die de politiek hen nog gunt.
FrieslandCampina, veruit de grootste melkverwerker in Nederland, voorspelt een toenemende concurrentiestrijd om beschikbare melk omdat wereldwijd de vraag naar zuivel zal blijven stijgen, maar de productie van grondstof rond zijn fabrieken - in Nederland, Duitsland en België - daalt. Om hun fabrieken te vullen proberen FrieslandCampina en andere Nederlandse zuivelaars zoveel mogelijk boeren aan zich te binden. Deze trend is niet uniek voor Nederland, maar speelt in de hele EU.
Welke consumenten trekken duurdere zuivel?
Door de verwachte daling van de melkproductie staan melkveehouders en zuivelfabrieken voor grote keuzen. Ze moeten investeren in duurzaamheid en dierenwelzijn maar ook een markt vinden voor hun over de hele linie duurder wordende producten. Consumenten moeten dat willen en kunnen trekken; dat is niet zomaar evident.
De afnemende melkproductie biedt kansen voor een herverdeling van de markt, die de overblijvende melkveehouders kansen op betere prijzen biedt. Als echter de economie in Europa krimpt door wegtrekkende industriële activiteit - wat niet ondenkbaar lijkt (door subsidies van buiten de EU in combinatie met te snelle hoge koolstofeisen) - en zich geen nieuwe economie ontwikkelt, dan zal de EU-markt voor zuivel verder krimpen door vraaguitval. In dat geval moet dure Europese zuivel zich een plek weten te verwerven op de wereldmarkt.
Het Financieele Dagblad is optimistisch. De krant ziet de toekomst van de Nederlandse zuivelindustrie afhangen van de flexibiliteit en innovatiekracht van melkveehouders en de zuivelverwerkende fabrieken. Met slimme strategieën kunnen zij inspelen op de veranderende marktdynamiek. Ze leggen zich dan toe op de productie van gespecialiseerde zuivelproducten voor zowel de binnenlandse als de internationale markt die mogelijk rijker wordt dan de thuismarkt. De sleutel tot succes zou liggen in het 'verwaarden' van de melk: het maximaal benutten van de beschikbare melk voor producten die inspelen op specifieke consumentenbehoeften, zoals sportvoeding, ouderenvoeding, lekkere kaas en melkpoeders.
Wijze keuzes vereist om te overleven
Intussen blijft de wereldwijde zuivelhandel groeien, met landen als China die wereldwijd de vraag aanjagen als importeur. Dat biedt kansen voor landen en bedrijven die zich weten te plooien naar de nieuwe realiteit in de EU, waaruit duurzaamheid en dierenwelzijn niet meer weg te denken zijn. Om daar kansen van te maken is vernieuwing van productiemethoden nodig in combinatie met commercieel marktinzicht. Zeker nu het economisch tij in Nederland tot bezuinigingen lijkt te dwingen en een periode van economische tegenwind lijkt in te gaan na de laatste zonneschijn van de kabinetten Rutte, is het voor Nederlandse melkveehouders en zuivelverwerkers zaak om nu wijze keuzes te maken.
De EU geldt als het grootste productiegebied van koemelk ter wereld. De productie (144 miljoen ton) in de 27 landen daalt omdat de dalende aantallen dieren naar verwachting individueel niet significant meer melk gaan geven. In de VS, het op een na grootste productiegebied (103 miljoen ton) wordt een toename van de productie verwacht door de USDA. Zowel een lichte toename van het aantal koeien als de melkopbrengst dragen hieraan bij.
India zet zijn gebruikelijke jaarlijkse stijgingen van ten minste 2,5% voort naar 99,5 miljoen ton productie van koemelk (exclusief buffelmelk). Het resultaat is voornamelijk te danken aan toenames in de veestapel; de gemiddelde melkopbrengst per koe is 1.600 kg en heeft - behoudens klimaatverandering - een groot groeipotentieel. De productie van buffelmelk wordt geschat op 95 miljoen ton. Ondanks dat het beperkt is tot locaties met lage opbrengsten in het noorden en westen van het land, wordt de melkproductie in China gestaag voortgezet. In 2023 moest ongeveer 41 miljoen ton worden bereikt met een toenemend aantal koeien en melkopbrengst.
In Rusland verloopt de melkproductie met 32 miljoen ton (ongeveer hetzelfde als de Duitse productie) slechts matig, ondanks de grootte van het land. De toename van het aantal koeien stagneert. De gemiddelde melkopbrengst is 5.000 kg, het verbeteringspotentieel significant. Rusland importeert de nodige zuivel uit Belarus.
Nieuw-Zeeland, de grootste exportregio van zuivelproducten ter wereld, zit al geruime tijd aan de top van zijn capaciteitsgrenzen.
Het belangrijkste productie- en consumptiegebied is de EU-27. De VS staat op de tweede plaats met extra importbehoeften. Zuivel is in trek in veel landen met hoge en stijgende inkomens. De belangrijkste producenten met een exportoverschot zijn de EU en de VS; India produceert en consumeert ook aanzienlijke hoeveelheden. Magere melkpoeder is in trek bij een groot aantal importerende landen. Nieuw-Zeeland is 's werelds toonaangevende exporteur van zuivelproducten. 95% van de melkproductie wordt in verwerkte vorm verkocht op internationale markten. Meer dan 50% hiervan is volle melkpoeder, waarvan het grootste deel zijn weg vindt naar China. Boter, kaas en magere melkpoeder volgen diezelfde weg in Zuidoost-Azië. Het op een na grootste exportland is de EU-27, als kampioen kaasexport.
De VS exporteren vooral magere melkpoeder en kaas, met name naar Mexico. Ruslands import komt voornamelijk uit Belarus. De internationale handel in zuivelproducten vertraagt de afgelopen jaren door afname van de vraag in China als gevolg van economische stagnatie.
Bron: USDA
Op 2 oktober krijg je nieuwe kado-artikelen.
Als betalend lid lees je zoveel artikelen als je wilt, én je steunt Foodlog
De sommen zijn één deel, maar hoe die overkant eruitziet daarover zijn nog wel wat verschillende beelden. Ik vind Jos een aardige vent, maar om ‘m meteen te nomineren voor minister van Landbouw, zoals Frans, gaat mij wat ver.
Dat terugzwemmen naar waar we vandaan komen is nogal hardnekkig, mooi beeld André Hoogendijk !
Die andere overkant, zoals drs P dat misschien zou noemen, is andere gewassen verbouwen (iets anders dan mais?), vergisten, koeien binnen houden, meer melk per koe, additieven. Op diezelfde veel te dure hectares.
En hoe onderscheidt zo’n melkveebedrijf zich dan van de akkerbouwer die grondstoffen levert voor de ‘nieuwe melkboeren’? De kostprijs van koemelk is dan hoger en de footprint wordt nooit lager dan die van ‘nieuwe melk’. Bovendien, waarom zou je dat in Nederland produceren en niet 10x zo groot in een ander EU-land met lagere kosten?
Er staan zometeen meer melkfabrieken in Nederland dan er nodig zijn om de melk van Nederlandse koeien in te verwerken. Ik heb niet de illusie dat er beleid gaat komen wat gaat zorgen voor begeleiding bij het naar de overkant zwemmen.
Ik heb weinig toe te voegen aan de intelligente analyses van hoe het zo is gekomen. En nu de vraag hoe verder. We liggen als sector midden op zee en de neiging blijft om terug te willen zwemmen naar waar we vandaan kwamen. We kunnen echter beter met elkaar naar de overkant zwemmen. Ik zou dat het liefste met regie, ondersteuning en grote maatschappelijke betrokkenheid doen. De realiteit is dat het zomaar een koude sanering kan worden.
Als we wat samen willen, dan bestaat de weg vooruit uit visie, structuurbeleid en uitvoeringskracht. Daarbij moeten we vooruit denken in veranderende bouwplannen (zoals Jaap van Wenum ook schreef) en in meer samenwerking tussen akkerbouw en veehouderij. Op basis van die visie kun je ook de huidige mestcrisis aanpakken. Anders wordt het een korte termijn fix (waar de sector goed in is gebleken zoals Frans Aarts aangaf) of toch de koude sanering en dan maar zien wie overblijft. Ik zou liever beginnen bij de blijvers.
Dick #37 . Als je als gemeenschap onderbouwd hebt vastgesteld wat de meest gewenste toekomst is van de melkveehouderij moet je daar vervolgens beleid voor ontwikkelen, met als de belangrijkste onderdelen het formuleren van handhaafbare randvoorwaarden voor de ondernemers, waaronder beleid met betrekking tot welzijn dieren. Het is niet zo dat een hoog productief dier het altijd slechter heeft dan een laag productief dier. Het productieniveau zal een uitkomst zijn van keuzes van de ondernemer binnen de randvoorwaarden.
Het is nog de vraag of je ooit een vergunning kunt krijgen om van 100 naar 200 koeien te gaan.
Jos en Frans, ik vroeg hieronder misschien net iets te snel door naar waar jullie nu zijn: terug naar 1 miljoen melkkoeien bij 5.000 boeren.
Vraag:
- hoe doe je de sturing? Met andere woorden hoe zorg je ervoor dat de beste boeren de beste kansen krijgen om bij die 5.000 te horen. Met weer andere woorden: wat is het profiel van die boeren?
Ik heb nog een vraag:
- geven die koeien per koe toch weer een scheut meer melk dan het huidige gemiddelde (zeg eens 30%)?