Jansen is trots op zijn product en probeert een maatschappelijk verantwoord ondernemer te zijn, zowel binnen zijn eigen productiefaciliteit als binnen de ketens van de grondstoffen die hij inkoopt. Zo is de palmolie die hij gebruikt afgedekt met GreenPalm-certificaten, het gedeelte van de cacao dat hij voor zijn binnenlandse afzet gebruikt is UTZ-gecertificeerd (duurdere keurmerkkoekjes raakt hij in het buitenland niet kwijt, ondernemers Juan, Jean en Giovanni gebruiken ook geen UTZ-gecertificeerde cacao). Voor de vanille en noten die hij importeert stelt hij de voorwaarde dat zijn toeleverancier zich houdt aan de internationale OESO-richtlijnen. Jansen is welwillend, maar heeft onvoldoende capaciteit om zijn leveranciers door de hele keten actief te controleren. Hij kan niet garanderen dat er in het land waar zijn cacao vandaan komt geen onwenselijke praktijken plaatsvinden.
Verantwoord ketenbeheer is één aspect van de maatschappelijke verantwoordelijkheid die Jansen neemt. Zo is hij binnen zijn eigen fabriek bezig met milieuprestaties, uitstoot, verpakkingsmateriaal, voedselveiligheidseisen, etiketteringseisen, rapportageverplichtingen, vergunningen, verantwoord reclamebeleid, arbeidsomstandigheden, productherformulering op het gebied van zout, suiker, vetzuren en portiegrootte, kennis van wetgeving in landen waarnaar toe hij exporteert en de relatie met zijn afnemers. Verschillende fracties in de Tweede Kamer vragen nu of Jansen met zijn producten niet onbedoeld ernstige sociale- en milieuschade aanricht en of het wel acceptabel is dat zijn koekjes nog in de supermarkt liggen (Gesthuizen en Van Dijk (SP) 27 februari 2013). En of Jansen niet actiever bij moet dragen aan het beëindigen van schending van vrouwen- en boerenrechten in ontwikkelingslanden (Vos en Maij (PvdA) en Klaver (Groenlinks), 27 februari 2013). Tot waar reikt de invloedssfeer en de verantwoordelijkheid van Jansen?
Van Kamerleden mag verwacht worden dat ook zij zich verdiepen in de complexiteit van internationale handelsketens, zoals ze dat ook van bedrijven verwachten. Dan zouden ze inzien dat Nederlandse levensmiddelenproducenten op vrijwillige basis al behoorlijke stappen zetten in ketenverduurzaming – zeker in Europees perspectief. Het bedrijfsleven vraagt daarom om meer publiekprivate samenwerking en een grotere verantwoordelijkheid van lokale overheden in ketenverduurzaming. De invloedssfeer van een Nederlandse levensmiddelenproducent in ontwikkelingslanden wordt overschat: een middelgrote ondernemer, afhankelijk van toeleveranciers en met beperkte middelen, is verreweg niet in staat de integrale sociale infrastructuur van het land waaruit hij grondstoffen importeert te veranderen. And that’s the way the cookie crumbles.
Fotocredits: dubbele boterkoekjes, uitsnede, Geert Roels
Op 5 mei krijg je nieuwe kado-artikelen.
Als betalend lid lees je zoveel artikelen als je wilt, én je steunt Foodlog
#47
Waarom zou je die overtuiging willen doorbreken? Doe gewoon je ding en kijk of je het gelijk aan je kant hebt.
En vestig niet de hoop op transparantie en communicatie, want dat zijn nou juist de zwakke onderdelen.
@ #45: Achter die opmerking zit niet meer dan het gegeven dat een gesloten proces eenvoudiger te controleren is, en dus de voorkeur verdient op het gebied van voedselveiligheid.
@ #44: Sommige partijen zijn ervan overtuigd dat kleinschalige, ambachtelijke, extensieve voedselproductie per definitie beter/duurzamer zou zijn dan hoogefficiënte productie in fabrieken van RVS. Wij delen die overtuiging niet. En zoals hier ook gezegd wordt, die overtuiging is alleen te doorbreken met transparantie en communicatie: met trots de fabrieksdeuren openen, voor waardering, ideeën, vragen en feedback.
@ #46: We zijn dan ook geïnteresseerd in je voorstel, Dick, en gaan hier graag over in gesprek, mede in aanloop naar een eigen stakeholderevenement over verduurzaming op 30 mei a.s. We komen hier binnenkort bij je op terug.
FNLI, durven jullie met een groep leden een concreet experiment aan met Foodlog om te verkennen wat een pro- én reactief gesprek zou kunnen betekenen en wat het kan doen om bedrijven en consumenten er van twee kanten af lol in te laten krijgen? Zo'n beetje zoals ik het aan De Standaard vertelde. Wie weet wordt het ongemerkt zomaar DNA.
FLNI: "Die muren zijn er natuurlijk om o.a. hygiënische processen te borgen"
Leg eens uit?
Een negatieve vooringenomenheid?