De streek rond Roeselare is al jaren het Silicon Valley van de groente-industrie. Een halve eeuw geleden groeide er een cluster met machinebouwers, diepvriesspecialisten en agronomen die zich op de intensieve vollegrondgroenteteelt gingen toeleggen. In de plaats van de oude conservenfabrikanten kwamen moderne miljardenbedrijven als Ardo en Greenyard die heel de wereld bevoorraden met vriesverse groenten van Vlaamse velden.

Een mild klimaat, een vruchtbare bodem en een korte logistieke keten die garandeert dat de groenten binnen de twee uur na de oogst kunnen verwerkt worden voor een optimale kwaliteit. De West-Vlaamse groentetelers hadden wat de superbelegger Warren Buffet een ‘wide moat’ zou noemen. Een brede slotgracht die alle uitdagers afschrikt. De concurrentie uit Polen moest het afleggen tegen de consistente West-Vlaamse kwaliteit, de telers in Spanje leggen zich toe op andere, meer zuiderse groenten als paprika en tomaat.

Explosieve kostenstijgingen
Maar de explosie van de kosten van de landbouwinputs hakt er ook bij de groentetelers ongenadig in, zegt INGRO-manager Luc De Waele. INGRO is een coöperatieve telersvereniging voor diepvriesgroenten die een 1200-tal landbouwers vertegenwoordigd die samen zo’n 510.000 ton groenten leveren, goed voor een omzet van 105 miljoen euro. Coöperaties als INGRO onderhandelen driewegscontracten met de industrie waarbij ze als tussenpersoon optreden tussen de telers en de industrie.

INGRO liet de stijging van de kosten berekenen voor 2022 in vergelijking met 2021, samen met teeltbegeleiders van TACO, maar ook van de industrie zelf. Het kraken van de bevoorradingsketens en de explosieve kostenstijgingen van alle fossiele derivaten zoals kunstmest doen de kosten voor de telers fors stijgen. “De prijzen van kunstmest zijn verdrievoudigd van 200 euro per ton in het seizoen 2020-2021 naar 600 euro per ton vandaag. Voor kalium spreken we van een verdubbeling van zo’n 250 euro naar 500 euro per ton”, zegt De Waele, “Voor akkerbouwmatige teelten betekent dat een kostenstijging van bijna 220 euro per hectare voor een teelt zoals spinazie en bijna 250 euro voor wortelen. In procenten spreken we van 21 procent hogere kosten voor spinazie en 12 procent duurdere wortelen.”

De Poolse werkkrachten waar we lang op gesteund hebben, komen niet meer naar Vlaanderen, er is voor hen werk genoeg in Polen.
Voor de intensieve teelten zoals de bloemkool en de spruitjes zijn de cijfers nog spectaculairder: voor bloemkool stijgt de kost van kunstmeststoffen met 265 euro per hectare of bijna een verdubbeling. Voor spruitkolen gaat het zelfs om bijna 400 euro extra kosten. Voor de telers van INGRO zijn het twee van de belangrijkste gewassen. De intensieve gewassen halen ook hogere omzetten: tot 8000 euro per hectare voor bloemkolen en zelfs nog meer voor spruiten, courgetten en prei maar de keerzijde is er veel meer uren arbeid in de gewassen kruipen.

Dure arbeid, weinig reserves
Ook het vinden van de geschikte seizoenarbeiders is steeds moeilijker. De Waele: “De Poolse werkkrachten waar we lang op gesteund hebben, komen niet meer naar Vlaanderen, er is voor hen werk genoeg in Polen. Als we nog seizoenarbeiders vinden zijn het mensen uit Roemenië of Bulgarije, maar zij hebben nog niet dezelfde productiviteit als de Polen. Voor de bloemkolen en spruiten spreken we telkens over een stijging van de arbeidskosten met een 250 euro per hectare. Voor beide teelten komen we in totaal 11 procent duurder uit dan vorige jaar.”

Uit de cijfers van het departement Landbouw en Visserij blijkt dat de telers voor de groente-industrie niet bepaald boerenjaren achter de rug hebben. De voorbije vier jaren woog de droogte op de opbrengsten en waren hun inkomen na aftrek van hun eigen arbeid negatief. De Waele: “Landbouwers kijken vaak niet naar hun eigen uren, maar economisch is dat natuurlijk niet leefbaar. Dat het weer kan tegenslaan zijn de risico’s van het vak, maar de voorbije jaren zijn er dus geen reserves opgebouwd. In de praktijk wil dat zeggen dat veel van onze telers het kapitaal in hun eigen bedrijf aan het opeten zijn. Als de kostenstijgingen niet kunnen doorgerekend worden, dan zie ik het somber in voor de groenteteelt in West-Vlaanderen.”

Industrie moet aan toekomst denken
“Zoals overal in de landbouw moeten onze telers verdomd goed kunnen rekenen om boer te kunnen blijven. De kwaliteitseisen van de industrie zijn hoog, en wie beknibbelt op de kosten loopt het risico om met afgekeurde of lager gewaardeerde producten te zitten”, zegt De Waele, “Ook op vlak van gewasbescherming worden we vaak gedwongen om met duurdere producten te werken door steeds veranderende regelgeving. We investeren nu wel veel in precisielandbouw en mechanische onkruidbestrijding, maar die omschakeling vraagt tijd die we nu niet hebben.”

Eerder al communiceerde Ardo in De Tijd dat het zijn prijzen met 5 en waarschijnlijk zelfs 10 procent zal moeten verhogen. Volgens De Waele is die prijsverhoging onvermijdelijk: “De kost van de verse groenten is voor een speler als Ardo ongeveer een derde van zijn kosten, maar ook zij kampen natuurlijk met prijsstijgingen voor alles van verpakkingen tot energie en natuurlijk personeel. Dat zijn voor hen vaste kosten, terwijl ze met de primaire producent kunnen onderhandelen.”

90 à 95 procent van de West-Vlaamse groenteproductie is voor de export naar een zeer concurrentiële wereldmarkt, maar toch verwacht De Waele een inspanning van de verwerkers: “Met een prijsstijging van twaalf procent zijn in de meeste gevallen alleen nog maar de kosten gecompenseerd. Ook voor de boer wordt het leven duurder. Ik zie vandaag vooral veel boeren die hun kinderen afraden om nog in het vak te stappen. Als we de sterke groentecluster in de toekomst in West-Vlaanderen willen behouden, dan mogen we de kostenstijgingen niet afwentelen op onze landbouwers.”

Dit artikel verscheen eerder op VILT.
Dit artikel afdrukken