Als kind ben je een leermachine, je kijkt om je heen in de wereld en registreert alles. Vandaag kan ik, met mijn neus in een boek, een hele zak koekjes leegeten, zonder dat ik die koekjes bekijk. Toen ik klein was, ging dat anders. Kinderen observeren beter. Ronde koekjes met de buitenkant iets harder gebakken, koekjes met een depressie in hun bovenkant (al kende ik dat woord nog niet). Koekjes met een rode gekonfijte kers of een stukje glimmend geribbeld groen…

Groen op een koekje
Groen? Wat was dat? "Dat es anzj'lik," zei mijn suikertante (tante Rachel) in haar West-Vlaams. Wat was dat grappig, groen op een koekje. Het leek wel suikerige selder. Vandaag valt dat minder op, we leven in een wereld vol sprankelende kleurstoffen. Maar die origineel groene stukjes engelwortel lijken verdwenen, vervangen door nog kleurrijker gekonfijt 'fruit' dat in werkelijkheid raap of biet blijkt te zijn, geschilderd in de schitterendste kleuren, als het al geen gels blijken van versteven alginaten of varkensgelatine?

Het meest onderscheidende aan de engelwortel is zijn geur. Zoet, muskus, kaneel … moeilijk te beschrijven
Geur van de engelwortel
Die anzj'lik moest eigenlijk angélique zijn, Frans voor engelwortel: Angelica archangelica, zoals Karl Linnaeus het neerschreef. Meerdere van mijn familieleden hadden het in hun tuin staan. Engelwortel is een plant van de Apiaceae, de Schermbloemigen, verwant dus met de peterselie en de selder, maar deze hier wordt meer dan twee meter hoog. In tegendeel tot bijvoorbeeld het fluitekruid of de giftige Kaukasische berenklauw, heeft de engelwortel geen platte bloemschermen, maar bolvormige. Een erg mooie plant, ook in droogboeketten. De bloemen zelf zijn onopvallend groenig wit. Maar het meest onderscheidende aan de engelwortel is zijn geur. Zoet, muskus, kaneel … moeilijk te beschrijven, maar heerlijk. Dat is de reden waarom de plant in de tuintjes stond. Om er jenever mee op smaak te brengen. In de klassieke Britse ginrecepten zit ook vaak wat engel­wortel.

Scandinavische Viking
Ik heb een Noorse kennis ooit eens zijn hele tuin helpen maaien, die overwoekerd was met engelwortel. Bedwelmende ervaring was dat. De grote engelwortel (er bestaat ook een kleine A. sylvestris) is een plant die, net zoals de rode besjes, uit het Noorden komt. Het waren de Vikings die hem in de rest van Europa introduceerden. De plant blijft populair in Scandinavië en wordt in de Faeröer zelfs als groente gebruikt.

Ooit waren er allerhande geneeskrachtige claims rond deze plant. Hij zou als redding aan de mensen zijn voorgesteld door de aartsengel Michaël zelve! Maar daarvan is na lang onderzoek niets bewezen. We moeten ons troosten met de zoete geur.

Op dit ogenblik lijkt de engelwortel hier een beetje in de vergeethoek geraakt. Wij kochten er ooit – gekonfijt – op een of andere lokale markt en ik heb de plant weleens in het wild zien groeien, vaak langs de waterkant. Nu is het moment om te plukken. Nu, in juli. Wanneer je de bloemstengels afsnijdt, zal de plant het volgende jaar weer uitschieten, zo niet sterft hij af na de zaadvorming. Engelwortels leven meestal maar twee jaar. Je kan de stengels en bladeren in sla verwerken of koken als groente. Je kan ze drogen voor later gebruik. Je kan ze ook in alcohol dumpen, misschien zelfs azijn mee parfumeren?

Konfijten
Om op die koekjes te worden gebruikt, moet je engelwortel konfijten. Zowel de stengels als de wortel worden gebruikt. Konfijten is een heel karwij dat ik hier niet uit de doeken ga doen, er staan verschillende recepten op het internet. Vooral Fransen lijken er mee bezig, zie bijvoorbeeld dit recept.

confijten engelwortel


Misschien is dit kruid weleens aan een herwaardering toe? Een superfood van bij ons? Smakelijk.
Fotocredits: Gekonfijte engelwortelstengels, screenshot, ChefSimon.com
Dit artikel afdrukken