Besluiten over de gezonde inrichting van de openbare ruimte worden vooral ‘op gevoel’ genomen. In Nederland lopen meerdere onderzoeksprojecten om uit te zoeken welke ‘elementen’ die bebouwde omgeving moet bevatten waardoor we meer gaan wandelen en fietsen. De factsheet die het RIVM opstelde leest als een Sinterklaasverlanglijstje. Overheden en private bouwers zullen zelf de beste oplossingen moeten vinden voor de krappe bebouwbare ruimte. De nieuwe Omgevingswet gaat ze per 2023 verplichtingen opleggen.
‘Ga je meer bewegen als je dichtbij een park woont?’ Die vraag vat in een notendop samen waar planologen, overheden en commerciële bouwpartijen samen een antwoord op moeten geven. Het lijkt nogal wiedes dat de openbare ruimte, de straat, wijk, dorp, stad waarin de burger zich dagelijks begeeft door de inrichting ervan invloed heeft op het gebruik ervan. Fietspaden, wandelgebieden, parken, speeltuinen, trapveldjes: allemaal heel erg nodig om het meest sedentaire volk van Europa (wij Nederlanders zitten negen uur per dag) aan meer beweging te helpen. Dat is een no brainer, zou je zeggen. En ook geen nieuw onderwerp in de woning- en stedenbouw.
Space2Move
“Maar is dat wel zo en welke maatregelen werken dan het beste? Dat weten we nog niet goed.” Aldus Erwin van der Krabben, hoogleraar planologie aan de Radboud Universiteit, in de presentatie van de tweede fase van het ambitieuze onderzoeksprogramma Space2Move op de site van ZonMW, dat gezondheidsonderzoek financiert met overheidsgeld.
ZonMW schrijft: “Bij de zes provincies waar de onderzoekers het onderwerp bespraken, werden besluiten voor subsidies om gezondheid en bewegen te stimuleren ‘gevoelsmatig’ genomen.” Dat schreeuwt om een wetenschappelijk verantwoorde aanpak natuurlijk. Niet in de laatste plaats omdat de nieuwe Omgevingswet eraan staat te komen, die gemeenten en provincies vanaf januari 2023 nieuwe kaders geeft de leefomgeving zo in te richten, dat het voldoet aan de parameters van een gezonde leefstijl. Elke gemeente maakt een Omgevingsplan, en heeft daarmee flink wat vrijheid. Het wordt uitgelegd in een duidelijk filmpje. Dat betekent dat de gemeente zelf ruimte kan aanwijzen om te bewegen, te sporten en te recreëren. Veel groen, frisse lucht en ook kwinkelerende vogeltjes om rustig te worden. Dat laatste is bewezen effectief.
Satellietbeelden
‘Gezonde wijk en omgeving’ valt bij ZonMW onder het hoofdthema Preventie. Onder de leus ‘Maak ruimte voor gezondheid!’ zijn de ervaringen met een ‘omgevingsgerichte aanpak’ van zeven regionale ‘consortia’ gebundeld. Space2Move is er een van, in de regio Arnhem en Nijmegen, de andere projecten lopen of hebben gelopen in de noordelijke provincies en in Limburg.
Met Space2Move:fase 2 gaat Van der Krabben de resultaten van eerder onderzoek uitwerken, en neemt daarin de ampele literatuur die er op dit gebied is mee. Veel van het (internationale) onderzoek, dat werkt met grote databestanden van allerlei soort, zoals AI-bewerkte satellietbeelden, legt de link tussen de gezondheid van de bewoners en hun bebouwde omgeving.
In de internationale literatuur, niet alleen de Amerikaanse, worden significante relaties gelegd tussen de volksgezondheid en de sociaaleconomische status van de bewoners, de hoeveelheid bomen, het wegenpatroon, het aantal kruispunten, de aanwezigheid van trottoirs, de afstanden tot fast food restaurants tussen huis en school, het ‘verticale’ groen, de huizenprijzen uiteraard en de stijgende temperatuur in de binnensteden.
Inbreiding
Veel steden hebben ambitieuze plannen om de (binnen)stad te vergroenen en uitnodigender te maken. Stadsparken worden al intensief gebruikt, vooral in de zomermaanden. Nieuwbouwwijken krijgen groenstroken, speelvelden en wandelgebieden. Een probleem is de ‘inbreiding’ van de woningbouw, het zo effectief mogelijk invullen van gesloopte straten en buurten in de stad.
De keuze tussen groen of huizen wordt voor een belangrijk deel bepaald door eisen van de private bouwbedrijven. Zonder commerciële partners kunnen overheden nog geen schuurtje bouwen. En ontwikkelaars willen uiteraard zoveel mogelijk verkoopbare vierkante meters woonoppervlakte realiseren. Dat vraagt om overleg en handjeklap over elke vierkante meter grond.
Beweegvriendelijker
“Ik kan helaas nog niet zeggen: de meest beweegvriendelijke wijk ziet er exact zo uit,” zegt Van der Krabben op de site van ZonMW. “Maar het is wel duidelijk dat interventies om de gebouwde omgeving ‘beweegvriendelijker’ te maken effect hebben.” Die effecten zijn onder meer deze:
Drie factoren springen eruit: veilige verkeersinfrastructuur, beloop- en befietsbaarheid (walkability heet dat in de Engelstalige literatuur) en recreatief groen. Kinderen maken graag gebruik van trap- en basketbalveldjes, maar ouderen zijn moeilijk aan het sporten te krijgen. Die constatering had Van der Krabben al gedaan. Daarom kan de focus beter liggen op toegankelijkheid, in de hoop dat ze gemakkelijk gaan lopen of fietsen en niet de auto pakken. Een park naast de deur, een fietspad naar kantoor, een winkelpromenade om de hoek en goed openbaar vervoer dichtbij.
Ook het RIVM, immers het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, onderzocht ‘welke elementen in de fysieke leefomgeving gezonde gedragingen van bewoners bevorderen’. Dat leverde deze maand de factsheet ‘Fysieke leefomgeving op gezond gedrag’ op. Het is een compleet overzicht van ‘elementen’ die de leefomgeving beter maken, onderscheiden naar ‘Gezonder eten’ en ‘Meer bewegen en sporten’. De gegevens daarvoor zijn aangedragen door ‘Wijkprofessionals’, ‘Bewoners’ en ‘Wetenschappelijke literatuur’.
De factsheet leest als het verlanglijstje van een kind voor Sinterklaas: alles wat het wil hebben staat erop. Met dit verschil dat een kind het belangrijkste bovenaan zet. De opsomming van wenselijkheden geeft een beeld van waarmee Van der Krabben te maken heeft. Welke van die elementen hebben het meeste effect? Wat is uitvoerbaar, wat biedt waar voor het geld?
In de Conclusies en Aanbevelingen van het RIVM komen dezelfde zaken naar voren als in bovenstaand lijstje. Samengevat: een aantrekkelijke openbare ruimte. “Maar met alleen een gezond ontwerp en inrichting op basis van deze elementen van de fysieke leefomgeving ben je er nog niet,” besluit het RIVM. “Naast de inrichting van de leefomgeving (‘hardware’), zijn activiteiten en educatie (‘software’) en samenwerking, bewonersbetrokkenheid en -participatie (‘orgware’) van cruciaal belang voor het beïnvloeden van gezond gedrag.”
Heel Nederland één groot Almere of Leidsche Rijn?
De resultaten van de eerste fase van Van der Krabbens project zijn hier te lezen.
Dit artikel afdrukken
Space2Move
“Maar is dat wel zo en welke maatregelen werken dan het beste? Dat weten we nog niet goed.” Aldus Erwin van der Krabben, hoogleraar planologie aan de Radboud Universiteit, in de presentatie van de tweede fase van het ambitieuze onderzoeksprogramma Space2Move op de site van ZonMW, dat gezondheidsonderzoek financiert met overheidsgeld.
ZonMW schrijft: “Bij de zes provincies waar de onderzoekers het onderwerp bespraken, werden besluiten voor subsidies om gezondheid en bewegen te stimuleren ‘gevoelsmatig’ genomen.” Dat schreeuwt om een wetenschappelijk verantwoorde aanpak natuurlijk. Niet in de laatste plaats omdat de nieuwe Omgevingswet eraan staat te komen, die gemeenten en provincies vanaf januari 2023 nieuwe kaders geeft de leefomgeving zo in te richten, dat het voldoet aan de parameters van een gezonde leefstijl. Elke gemeente maakt een Omgevingsplan, en heeft daarmee flink wat vrijheid. Het wordt uitgelegd in een duidelijk filmpje. Dat betekent dat de gemeente zelf ruimte kan aanwijzen om te bewegen, te sporten en te recreëren. Veel groen, frisse lucht en ook kwinkelerende vogeltjes om rustig te worden. Dat laatste is bewezen effectief.
Satellietbeelden
‘Gezonde wijk en omgeving’ valt bij ZonMW onder het hoofdthema Preventie. Onder de leus ‘Maak ruimte voor gezondheid!’ zijn de ervaringen met een ‘omgevingsgerichte aanpak’ van zeven regionale ‘consortia’ gebundeld. Space2Move is er een van, in de regio Arnhem en Nijmegen, de andere projecten lopen of hebben gelopen in de noordelijke provincies en in Limburg.
Met Space2Move:fase 2 gaat Van der Krabben de resultaten van eerder onderzoek uitwerken, en neemt daarin de ampele literatuur die er op dit gebied is mee. Veel van het (internationale) onderzoek, dat werkt met grote databestanden van allerlei soort, zoals AI-bewerkte satellietbeelden, legt de link tussen de gezondheid van de bewoners en hun bebouwde omgeving.
In de internationale literatuur, niet alleen de Amerikaanse, worden significante relaties gelegd tussen de volksgezondheid en de sociaaleconomische status van de bewoners, de hoeveelheid bomen, het wegenpatroon, het aantal kruispunten, de aanwezigheid van trottoirs, de afstanden tot fast food restaurants tussen huis en school, het ‘verticale’ groen, de huizenprijzen uiteraard en de stijgende temperatuur in de binnensteden.
Inbreiding
Veel steden hebben ambitieuze plannen om de (binnen)stad te vergroenen en uitnodigender te maken. Stadsparken worden al intensief gebruikt, vooral in de zomermaanden. Nieuwbouwwijken krijgen groenstroken, speelvelden en wandelgebieden. Een probleem is de ‘inbreiding’ van de woningbouw, het zo effectief mogelijk invullen van gesloopte straten en buurten in de stad.
De keuze tussen groen of huizen wordt voor een belangrijk deel bepaald door eisen van de private bouwbedrijven. Zonder commerciële partners kunnen overheden nog geen schuurtje bouwen. En ontwikkelaars willen uiteraard zoveel mogelijk verkoopbare vierkante meters woonoppervlakte realiseren. Dat vraagt om overleg en handjeklap over elke vierkante meter grond.
Beweegvriendelijker
“Ik kan helaas nog niet zeggen: de meest beweegvriendelijke wijk ziet er exact zo uit,” zegt Van der Krabben op de site van ZonMW. “Maar het is wel duidelijk dat interventies om de gebouwde omgeving ‘beweegvriendelijker’ te maken effect hebben.” Die effecten zijn onder meer deze:
- De aanleg van snelfietspaden zorgt voor een stijging van 4% van fietsgebruik voor woon-werkverkeer.
- Voor kinderen op basisscholen blijkt dat hoe korter de afstand, hoe vaker kinderen lopen of fietsen (ipv auto). Maar na de verhuizing van de school (in een bepaalde casus) bleven de meeste kinderen lopen en fietsen, ondanks dat de afstand flink was toegenomen.
- Interventies die de route naar school veilig maken, zoals veilige oversteekplaatsen en voetpaden, zorgen ervoor dat kinderen vaker te voet of met de fiets naar school gaan.
- Woonbuurten met goede bereikbaarheid van winkels, veilige fietspaden en veel groen zorgen ervoor dat bewoners vaker wandelen of de fiets nemen, zowel voor functionele als voor recreatieve doeleinden.
Drie factoren springen eruit: veilige verkeersinfrastructuur, beloop- en befietsbaarheid (walkability heet dat in de Engelstalige literatuur) en recreatief groen. Kinderen maken graag gebruik van trap- en basketbalveldjes, maar ouderen zijn moeilijk aan het sporten te krijgen. Die constatering had Van der Krabben al gedaan. Daarom kan de focus beter liggen op toegankelijkheid, in de hoop dat ze gemakkelijk gaan lopen of fietsen en niet de auto pakken. Een park naast de deur, een fietspad naar kantoor, een winkelpromenade om de hoek en goed openbaar vervoer dichtbij.
De factsheet leest als het verlanglijstje van een kind voor Sinterklaas: alles wat het wil hebben staat erop. Met dit verschil dat een kind het belangrijkste bovenaan zetElementen
Ook het RIVM, immers het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, onderzocht ‘welke elementen in de fysieke leefomgeving gezonde gedragingen van bewoners bevorderen’. Dat leverde deze maand de factsheet ‘Fysieke leefomgeving op gezond gedrag’ op. Het is een compleet overzicht van ‘elementen’ die de leefomgeving beter maken, onderscheiden naar ‘Gezonder eten’ en ‘Meer bewegen en sporten’. De gegevens daarvoor zijn aangedragen door ‘Wijkprofessionals’, ‘Bewoners’ en ‘Wetenschappelijke literatuur’.
De factsheet leest als het verlanglijstje van een kind voor Sinterklaas: alles wat het wil hebben staat erop. Met dit verschil dat een kind het belangrijkste bovenaan zet. De opsomming van wenselijkheden geeft een beeld van waarmee Van der Krabben te maken heeft. Welke van die elementen hebben het meeste effect? Wat is uitvoerbaar, wat biedt waar voor het geld?
In de Conclusies en Aanbevelingen van het RIVM komen dezelfde zaken naar voren als in bovenstaand lijstje. Samengevat: een aantrekkelijke openbare ruimte. “Maar met alleen een gezond ontwerp en inrichting op basis van deze elementen van de fysieke leefomgeving ben je er nog niet,” besluit het RIVM. “Naast de inrichting van de leefomgeving (‘hardware’), zijn activiteiten en educatie (‘software’) en samenwerking, bewonersbetrokkenheid en -participatie (‘orgware’) van cruciaal belang voor het beïnvloeden van gezond gedrag.”
Heel Nederland één groot Almere of Leidsche Rijn?
De resultaten van de eerste fase van Van der Krabbens project zijn hier te lezen.
Nog 3
Je hebt 0 van de 3 kado-artikelen gelezen.
Op 4 juni krijg je nieuwe kado-artikelen.
Op 4 juni krijg je nieuwe kado-artikelen.
Als betalend lid lees je zoveel artikelen als je wilt, én je steunt Foodlog
Lees ook
Het RIVM wat onderzocht "welke elementen in de fysieke leefomgeving gezonde gedragingen van bewoners bevorderen", en het stikstofdossier, de klungeligheid ervan.......zit daar een verband in?
Voor die 'fysieke leefomgeving' zijn immers ruimte, parken, fietspaden ed nodig...en waar is die ruimte?
Nederland één groot Almere, met straks 20 miljoen ? Groot Batavia/Djakarta? Zal mij benieuwen hoe daarin de biodiversiteit zal zijn, met waarschijnlijk nog steeds een niet duidelijk gemaakt stikstofprobleem. Misschien wat 'natuur op maat' ertussendoor, of een park met inheemse planten en een bijenkast, waarbij je uitkijkt op voorbij denderende vliegtuigen?
Tja, Frank Eric, #1, 'waar is die ruimte?" Dat is de olifant in de kamer die begint te trappelen. Half Nederland is boerenland. In theorie zouden die 20 miljoen Nederlanders prima kunnen leven in een gezonde, duurzame, (bio)diverse, kleinschalige omgeving, met houtbouw huizen op maat, met zonne-energie, warmtepompen, elektrofietsen, sneltrams, weet ik wat allemaal. Lokale producenten, korte ketens, productie naar behoefte. Innovatieve (verticale) tuinbouw, alles Kipster. Gemeenschapszin en solidariteit komen weer terug ('orgware' heet dat, weer wat geleerd): boeren, burgers en buitenlui weer dichter bij elkaar. Waarom niet? Vroeger had je ook boerderijen in de stad. Het nationale besef is toch sterk in Nederland? (Ik vermijd het woord nationalisme hier). Dat impliceert de wil om in deze minuscule kleidelta tot de meest optimale cohabitatie te komen. Of vergeet ik iets?
Zandgrond. Veel zelfs, dat vergeten we gemakkelijk.
Maar wat je daar zegt over 'in theorie' en die 20 miljoen: kun je die theorie eens voorrekenen?
Ik zou er niet aan beginnen en je woorden terugnemen, want de biochemisch goed geïnformeerde haaien hier verscheuren je omdat het een populaire biobased illusie is.
Tenzij je het wel wilt voorrekenen natuurlijk. Dan krijgen we een boeiend gesprek daarover.
Waarschijnlijk niet met de ideale wereld van Huib, maar we hebben maar 5 tot 10% van het gras- en voedermaisland nodig om 1 miljoen huizen kwijt te kunnen, dus tja...
We hebben nu 8 mln woningen op 362000 hectare. Als je dat doortrekt, heb je voor 1 mln woningen dan maar 45250 ha nodig, dus maar 4 % van het gras- en voedermais land...(*)
(berekening voor 10% hier: https://twitter.com/rcsmit/status/1541885584842625024)
Dank voor het rekenwerk, René #4.
Dick, #5, wat gaan die biochemische haaien mij dan voorrekenen? Dat de boeren op de tractor bij minister Van der Wal in de voortuin het gelijk aan hun kant hebben en dat er niets moet veranderen aan het landbouw- en grondbeleid, op het gevaar af dat de mensheid verhongert? Denk je dat ik echt zo naïef ben om in die biobased illusie te geloven? Ik lees FL ook al een jaar of vijftien. Lang genoeg om te hebben geleerd dat utopieën ons niet zullen voeden, maar ook lang genoeg om te zien dat Big Agri en Big Food hier de dienst uitmaken en dat het een gewoonte is geworden achter ze aan te lopen. Waarom moet er op Fries grasland melk geproduceerd worden waarvan Campina zoete toetjes voor de export maakt? Waarom eindeloze akkers vol veevoer? Waarom productiequota loslaten in plaats van instellen? Vanwaar dat geloof in het dictaat van de markt?
Misschien dat na de door de Gereformeerde Leider afgekondigde burgeroorlog de noodzakelijke transitie plaatsvindt, zoals dat gaat na oorlogen. Een beetje cynisch zou het wel zijn. Misschien moeten die biochemische haaien hun best doen om die oorlog te voorkomen en in hun rekenwerk betrekken dat er een verandering(etje) moet komen. Dat kan best, want als het rekenwerk dat ik tot nu toe lees over de stikstofkwestie iets is, is het flexibel.