Mag Europa zich met ons eten bemoeien?
De Europese Commissie is met name bevoegd op het terrein van voedselveiligheid de informatievoorziening aan de consumenten en het ontwikkelen en reguleren van markten. Er gelden Europese regels voor etikettering van ons voedsel. De Europese Food and Safety Authority, de EFSA, controleert of de producten veilig zijn. De EFSA doet geen uitspraken of bepaalde voedingsproducten teveel suikers bevatten. Vandaar dat de EFSA vorig jaar de zoetstoffen in frisdranken alleen onderzocht heeft of die kankerverwekkend zijn. De EFSA heeft niet onderzocht of die zoetstoffen ook obesitas veroorzaken zoals foodwatch in haar laatste actie bepleit. Foodwatch staat met haar actie niet alleen. Er komen meer stemmen om producten die te veel suikers bevatten niet op de markt toe te laten. Die actie van Foodwatch geeft aan dat er op Europees niveau geen samenhangend beleid is voor volksgezondheid en voedselveiligheid. Dit ondersteunt mijn eerdere stelling dat een meer integrale benadering van het Europese voedselbeleid wenselijk is.
Nikolai Pushkarev van de European Public Health Alliance, EPHA, een NGO die zich met gezondheid bezighoudt, zegt hierover: “Het lijkt of de Commissie uit politieke overwegingen aanvoert dat ze niet bevoegd zijn op het terrein van gezond voedsel, niet juridische. De EU heeft inderdaad een complementaire bevoegdheid op het vlak van volksgezondheid en geen bevoegdheid op het gebied van gezondheidssystemen. Maar de meeste maatregelen omtrent gezond en duurzaam voedsel vallen buiten de gezondheidszorg. Ten eerste is de EU verplicht een hoog niveau van menselijke gezondheid na te streven in al zijn beleidswerk (EU Verdrag artikel 168) Ten tweede, volksgezondheid mag een doorslaggevende rol spelen in het aannemen van maatregelen om het beter functioneren van de Europese interne markt te waarborgen. Deze juridische basis is o.a. gebruikt voor de tabakrichtlijn. Dit geeft zeker geen carte blanche, maar verlegt de vraag van “sorry, we kunnen niets doen” naar: “is aan de voorwaarden voldaan om maatregelen te kunnen nemen onder het regime van de interne markt?” (schriftelijke mededeling Nikolai Pushkarev).
Om consumenten te stimuleren gezonder en duurzamer te eten ontbreekt het tot op heden effectief aan Europees beleid. Hiervoor zijn wel degelijk mogelijkheden.
Als dit volgens het Nederlandse model van afspraken met het bedrijfsleven vorm krijgt, is dat nog geen garantie dat het voortvarend wordt aangepaktOverlaten aan consumenten en de industrie?
Is een Europese bemoeienis met ons eetpatroon noodzakelijk of kunnen we dat aan de consumenten overlaten zoals minister Schippers bepleit? Of aan de voedingsindustrie die het gehalte aan zout, verzadigd vet en suikers probeert te verlagen (de zgn. herformulering)? Minister Schippers verdient in ieder geval een compliment om tijdens het Europees voorzitterschap de noodzaak van het verlagen van zout, verzadigd vet en suikers in voedingsmiddelen te agenderen. Inmiddels heeft de Europees Commissaris Andriukaitis laten weten “A current priority, for example, is to make progress on reformulation frameworks that aim to reduce the excess on salt, sugar and saturated fat in food. My aim is to make help healthy food is available in every supermarkt and affordable for every citizen”. Maar op welke termijn en met welke hardheid dat wordt ingevuld, blijft nog vaag. Als dit volgens het Nederlandse model van afspraken met het bedrijfsleven vorm krijgt, is dat nog geen garantie dat het voortvarend wordt aangepakt. Volgens het RIVM ligt de gewenste vermindering van zout, suiker en verzadigd vet nog niet op schema.
De EPHA heeft grote twijfels bij de zelfregulering door het bedrijfsleven en pleit voor Europese publieke regels die al of niet in overleg met het bedrijfsleven worden opgesteld. Zodat ook sancties geformuleerd kunnen worden als de reductie van zout, verzadigd vet en suikers niet snel genoeg gaat.
De convenanten kunnen als excuus dienen om geen wettelijke maatregelen te hoeven nemen. Om te voorkomen dat er in de Tweede Kamer een meerderheid voor wettelijke maatregelen zou zijn, pleitte de FNLI voor Europese regels. Ik ben het eens met de FNLI dat dergelijke regels op EU niveau effectiever zijn. Maar hun Europese koepelorganisatie, de FDE (Food Drink Europe) vraagt nog weinig aandacht voor een wettelijk regime. De FDE heeft onlangs ook niet meegedaan aan een open brief aan de Commissie over het opstellen van voedingsprofielen. Voedingsprofielen zouden er voor moeten zorgen dat er geen claims meer gemaakt kunnen worden over levensmiddelen die veel suiker of vet bevatten. Opmerkelijk is dat Unilever, Danone, Nestlé, PepsiCo en Coca Cola wel die brief ondertekend hebben.
Europa kan hier dus meer doen om fabrikanten te prikkelen gezondere producten te maken.
Voorlopig ligt er nog veel ongezond voedsel in de schappen. Nog steeds stunten supermarkten met ongezonde producten zoals bier en rundvlees. De voedselkeuze van consumenten wordt sterk bepaald door het aanbod en de omgeving. Het Food Cabinet twitterde onlangs dat 80 % van het marketingbudget voor voedsel bestemd is voor ongezond voedsel.
In Nederland is de discussie over kindermarketing weer opgelaaid, maar omdat media zoals RTL en SKY grensoverschrijdend werken is een Europese aanpak van kindermarketing gewenst. Volgens de EPHA is de nu voorliggende richtlijn onvoldoende effectief. Kansen voor Europa om hier steviger op te treden.
Opvattingen over wat gezond voedsel is, verschillen sterk per land, afhankelijk van historische en culturele eetpatronen. Meer Europese communis opinio over wat we onder gezond eten verstaan, zou de stap ook vergemakkelijken om op Europees niveau sturend en stimulerend op te treden. Daarom zou het nuttig zijn als er een Europees gezondheidsadvies zou komen over wat een gezond voedingspatroon zou inhouden.
Ook in een recent rapport Fresh, Healthy and Sustainable Food van de NGO Health Care without Harm (HCWH) wordt een beroep op de Europese politiek gedaan om hier werk van te maken.
Een Europese heffing op ongezonde producten / ingrediënten zou de beste stimulans voor het bedrijfsleven om haar producten gezonder te makenOngezond voedsel is veel te goedkoop
De afgelopen jaren zijn diverse studies verschenen waarin gepleit wordt voor het invoeren van heffing op ongezond voedsel en ingrediënten. Uit een Australische studie blijkt dat als de Regering heffingen en subsidies op een reeks voedingsproducten zou invoeren dat het substantieel zou bijdragen aan de gezondheid van de Australiërs. De prijs is een sterk bepalende factor bij de aankoop van voedsel. In het Verenigd Koninkrijk zal de komende jaren een heffing op suikerhoudende producten daadwerkelijk ingevoerd worden. Gebaseerd op Britse wetenschappelijke studies. Zelfs Andriukaitis, de Europees Commissaris voor Gezondheid, geeft aan dat een heffing op ongezonde ingrediënten een nuttig instrument zou zijn om gezonde consumptie te bevorderen.
Een Europese heffing op ongezonde producten / ingrediënten zou de beste stimulans voor het bedrijfsleven om haar producten gezonder te maken.
Nederland is trots dat voedsel hier relatief goedkoop en met een grote variatie te verkrijgen is. Maar dat betekent ook dat relatief veel ongezonde producten zeer goedkoop zijn. Het politieke draagvlak om ongezonde producten onder het hoge BTW tarief te brengen is nog te gering om met de komende kabinetsformatie een kans van slagen te hebben. Maar het is daarom des te urgenter om na te gaan of die ongezonde producten door wijzigingen in het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid duurder gemaakt kunnen worden. Dat geldt met name voor rundvlees, wijn en suikerbieten.
Ongezonde producten zijn mede goedkoop door het GLB
In het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid bestaat nog steeds gekoppelde steun voor een aantal landbouwproducten. Dat wil zeggen dat het verbouwen van een hectare suikerbieten in een aantal landen recht geeft op steun. Nederland heeft die gekoppelde steun alleen nog voor kalfsvlees en aardappelzetmeel. Maar de Europese Commissie betaalt nog steeds veel geld voor suikerbieten, rundvlees, kalfsvlees en voor wijn. Voor rundvlees en kalfsvlees bedraagt dat jaarlijks € 1,7 miljard voor schapen en geiten bedraagt dat € 486 miljoen per jaar en voor suikerbieten € 176 miljoen per jaar. Naast deze gekoppelde steun wordt er ook geld uitgetrokken om de consumptie te verhogen door subsidies op de promotie van deze producten. Vanuit volksgezondheid is dat niet te rechtvaardigen.
Geen steun voor boeren die suikerbieten, druiven telen of vleesvee houden, zou het motto moeten zijn voor de discussie over het toekomstige GLBMaar naast deze gekoppelde steun bestaan er ook nog de historische hectarepremies. Terecht wijst de EPHA (hier en hier) erop dat de huidige hectaresteun ongericht is. Boeren die 10 ha suikerbieten of druiven telen, krijgen voor die tien hectare ook hectaresteun. Hetzelfde geldt voor talloze veehouders die vleeskoeien houden en op die manier feitelijk veel subsidie krijgen voor de productie van rundvlees, waardoor het vlees relatief goedkoop op de markt afgezet kan worden. Een selectieve inzet van die hectaresteun zal het aanbod doen verminderen en het rundvlees duurder maken. Vanuit volksgezondheid, duurzaamheid en financiën een gewenste ontwikkelingsrichting. “Geen (hectare) steun voor boeren die suikerbieten, druiven telen of vleesvee houden” zou het motto moeten zijn voor de discussie over het toekomstige GLB.
Hier zijn kansen voor Europa om richting te geven aan gezondere consumptie. Dat vraagt dan ook om hogere importtarieven voor deze producten om te zorgen dat die producten niet voor een habbekrats geïmporteerd worden.
De EPHA merkt fijntjes op dat in het Verdrag van de Unie alle beleidsmaatregelen getoetst moeten worden op hun effecten voor de volksgezondheid. Het lijkt wel of het GLB hier van gevrijwaard blijft.
Bij de dit voorjaar gehouden consultatie begint de Commissie met het herhalen van enkele passages uit het Verdrag die over de landbouw gaan, maar dat er volgens datzelfde Verdrag een afweging van belangen van volksgezondheid en het landbouwbeleid moet plaatsvinden wordt niet aan de orde gesteld.
In haar advies 'Naar een voedselbeleid' heeft de WRR wel aandacht gevraagd voor dit spanningsveld: "Ook afwegingen op het gebied van gezondheid en robuustheid zouden een rol behoren te spelen binnen het gemeenschappelijk landbouwbeleid”, maar dit heeft verder weinig aandacht gekregen in het vervolgtraject.
Kortom: Via EU-kaders kan er veel bereikt worden in de strijd tegen voedselgerelateerde aandoeningen, maar het neemt niet weg dat ook lidstaten zelf ook nog veel kunnen doen. Lidstaten moeten daarbij nagaan wat een handige verantwoordelijkheidsverdeling is tussen de EU en de lidstaten.
De Europese Commissie zou serieus werk moeten maken van een selectiever – op volksgezondheid gericht - ondersteuningsbeleid in de voorstellen die nu voor het nieuwe GLB na 2020 worden ontwikkeld. Het wordt tijd dat de medische sector ook naar het GLB kijkt.
We hebben Europa nodig om gezonder te eten.
Op 10 juli krijg je nieuwe kado-artikelen.
Als betalend lid lees je zoveel artikelen als je wilt, én je steunt Foodlog
Joost, sta me toe je pleidooi heel simpel te maken:
- het GLB stamt uit een tijd van tekorten
- het heeft zich ontwikkeld tot een instrument waardoor marktposities zijn ontstaan (met bijbehorende infrastructuren en belangen) die dik en ziek maken
- Nederland heeft zich binnen dat systeem als een uber-mercantilist (importen buiten houden en zelf zoveel mogelijk maken) kunnen ontwikkelen
Dat systeem is allang aan het einde van zijn zinvolheid (die het destijds had). Hoe langer je ermee doorgaat, hoe pijnlijker het afbouwen ervan gaat. Eens met je betoog.
Maar .... hoe verander je het?
- het kan alleen in Europees verband als je wilt dat er andere teelten en meer gedimensioneerde teelten komen (op de gewenste vraag - oei, toch sturing dus - en met de gewenste ecologische en gezondheidseffecten)
- het heeft daarom overheidssturing nodig
- het zal (zoals de Franse president Hollande al begonnen was, de nieuwe president Macron zal afmaken en vermoedelijk ook Merkel zal steunen) in ketens vorm worden gegeven* MAAR vergt daarbinnen de herschikking van niet alleen wat er aangeboden wordt, maar ook waar, wanneer en hoeveel**.
* Aanbod zal minder rond handel en meer rond vaste afname-contracten tussen boer/verwerker/eindverkoper worden georganiseerd
** Ikea hoeft geen snoep te verkopen en een station hoeft geen vreetschuur te zijn.
*** Dit zorgt voor zo'n enorme herschikking van de markt met een ingrijpen en de effecten daarvan waar eigenlijk niemand zicht op heeft; omdat er geen plek is om het daar over te hebben, zal het niet gebeuren en blijft het primair bij de methode Macron (verwacht ik): zorg dat boeren een plek krijgen binnen ketens omdat het teveel anders de boerenstand in West-Europa nekt.
NA deze 11 reacties een reactie van de auteur van dit artikel. Ik ben het eens met de stellingen dat obesitas e.d. veroorzaakt worden door een ongezond dieetpatroon. Maar die dieetpatronen zijn ongezond door een teveel aan bewerkt vlees, rundvlees, teveel alcohol (bier, wijn), teveel suiker, teveel zout en gebrek aan vezels. Ik beschouw het advies van de Gezondheidsraad, Richtlijnen Goede Voeding van november 2015 (www.gr.nl) als vertrekpunt. Maar ook studies van de WHO en veel Britse studies zijn relevant. De laatste 50 jaar heeft de voedingsindustrie veel vezels uit het voedsel gehaald wat een ongezond dieetpatroon heeft versterkt. Wie 's ochtends bij het ontbijt Corn Flix eet heeft om 10 uur weer honger. Michael Pollan heeft in zijn publicaties veelvuldig gewezen op het belang van vezels en de relatie met Obesitas. Het advies van de GR en het Voedingscentrum wijzen ook op de noodzaak van volkorenbrood, zilvervliesrijst e.d. In het nieuwe Franse systeem van etikettering wordt ook aandacht besteed aan vezels. Maar bij de Nederlandse afspraken van VWS met het bedrijfsleven over herformulering is daar niets over terug te vinden.
Het duurder maken van ongezonde producten of ingrediënten is cruciaal om dieetpatronen te veranderen. Dat veel daarvan nu relatief goedkoop is, wordt veroorzaakt door de steun die via het GLB, het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid, verstrekt wordt. Daarmee is voedsel voor iedereen bereikbaar. Maar we moeten ook oog hebben voor de schaduwzijde daarvan. Die steun zou daarom veel selectiever moeten plaatsvinden.
Natuurlijk moeten er meer druiven gegeten worden, maar de druiven die in Europa geteeld worden , zijn hoofdzakelijk bedoeld voor de wijnbouw. Joost de Jong (Twitter.com@j_dejong2)
In ons neoliberaal tijdperk domineren de verdienmodellen. Op heel wat terreinen speelt preventie geen rol. Dat dreigt slechts verdienmodellen af te breken. Behandeling en zo mogelijk genezen genereren nieuwe verdienmodellen. Aan effectief ziekten en aandoeningen voorkomen vallen geen directe verdienmodellen te koppelen. De inmiddels verplichte/noodzakelijke private medefinanciering - als toets van 'maatschappelijke relevantie' voor onderzoek en wetenschap garanderen dominantie van de verdienmodellen.
Ook in ons bestuur domineren de verdienmodellen. Onze gekozen volksvertegenwoordigers en bestuurders zijn na hun politiek bestuurlijke carrière veelal aangewezen op het bedrijfsleven.
Meest erg is dat in provinciebesturen. Ze worden dan wel direct gekozen, hun kiezers hebben (vrijwel) alleen oog voor hun landelijke voorkeuren. Voor provinciebesturen zijn de economische netwerken van dominerend belang. Daaraan beleven provinciebestuurders hun status en aanzien. Feitelijk functioneert men als 'hoofdkantoor' van de Rotary en Lionsclubs.
Zo'n tien jaar geleden poogde de overheid een aanpak. In de Beleidsreactie op het AWT advies 'Kennis voor beleid - beleid voor kennis', 1 mei 2006, kenmerk ASEA/DIR/2006/15044, introduceert de toenmalige minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap Van der Hoeven de kenniskamers:
>>Kenniskamers
Een voorbeeld van een vorm om de wetenschappelijke basis van beleid te versterken en wetenschappers te betrekken bij de beleidsontwikkeling zijn zogenaamde kenniskamers. V&W kent deze al en OCW zit in het proces van oprichting. In een kenniskamer kunnen op strategisch niveau per departement de kennisproducenten bij elkaar gebracht worden om bijvoorbeeld afstemming te organiseren en overlap dan wel lacunes in de kennisontwikkeling te voorkomen. Namens het departement neemt de ambtelijke top deel waardoor de verbinding tussen de beleids- en kenniswereld ook op dit niveau wordt aangegaan en onderhouden. Ook kunnen het bedrijfsleven of maatschappelijke organisaties deel uitmaken van een kenniskamer.<<
Zij sluit de reactie af met:
>>Het gaat uiteindelijk om beleid dat werkt voor de burger en die is gebaat bij duidelijk herleidbaar en bewijsbaar beleid.
Zoals eerder gezegd speelt een ieder daarin zijn rol; de politiek, beleidsambtenaren, de kennisomgeving maar ook burgers, bedrijven en andere maatschappelijke instellingen. Voor wat betreft de taakverdeling tussen de eerste drie partijen, daar waar de AWT zich met dit advies op richt, is dit wellicht het best onder woorden te brengen met de volgende metafoor: kennis en beleid worstelen gedurende de dag. Als de avond valt neemt de politiek de beslissing.<<
Van de ambitieuze inzet kwam feitelijk niets terecht. Men loste het op met 'kennis-coördinatoren' met soms de aanduiding Chief Sciences Officers per ministerie. De afgelopen tien jaar is niets meer van hen vernomen.
Het bestuur is doortrokken van de commercieel gedicteerde kennis en wetenschap in een voor hen meest welgevallige vorm en rol, zoals ik dat destijds schertste:
>>De ‘bestuurlijke restaurants en hun keukens, koks en kelners’
Het bestuurlijk werk als het vergaderen, overleggen en besluiten van onze gekozen volksvertegenwoordigers laten zich vergelijken met ‘bestuurlijke restaurants’. De volksvertegenwoordigers kiezen de bewindspersonen als topkoks voor hun restaurants.
Bij beschouwing en analyse van de bestuurlijke processen rijst twijfel óf de topkoks wel die topkoks zijn die ze verondersteld worden te zijn. Het bezien van de door de topkoks uitgeserveerde gerechten leidt vaak tot het oordeel dat de keuze van ingrediënten soms een alarmerend grote eenzijdigheid kent. Ook in de politiek-bestuurlijke voedingsleer leidt dit tot ongezondheid. Dit zou de topkoks moeten worden aangerekend. Jaar in jaar uit zijn de opvolgende topkoks erg druk met het al dan niet zwierig uitserveren van gerechten.
De bereiding van de gerechten en de keuze en toelevering van – liefst zo welgevallig mogelijke - ingrediënten moeten vooral aan jarenlang vaste kernen van hulpkoks worden overgelaten. Het dwingt de topkoks zich volledig toe te leggen op hun rol als oberkelner. Inmiddels rekenen media en samenleving hen vrijwel volledig op die rol af met vooral een liefst ‘handig mediaoptreden’. Vrijwel zeker draagt ook dit via een voorkeur daarbij voor een “(politiek) populaire, oppervlakkige, (enigszins) demagogische betoogtrant” bij tot meer populistische politieke voorkeuren in de samenleving.
Daarnaast zijn de bestuurlijke keukens ook aangewezen op bijkeukens met liefst een zo groot mogelijke welgevallige toelevering die de continuering van de toelevering garandeert. In het bestuur en in de samenleving zijn alle ingrediënten voor beleid en bestuur inmiddels maximaal op bestuurlijke en vermoede democratische welgevalligheid afgestemd. Alle bijkeukens – inclusief de hoogste adviescolleges plus de rechtelijke macht – en ook de media beschikken nog slechts over maximaal op welgevalligheid afgestemde afwegingskaders. Zoals in de financiële wereld giftige beleggingspakketten rondzwerven is bij de overheid van ‘giftige beleidskaders’ of te wel ‘kenniscorruptie’ sprake.<<
Het is zorgelijk dat kennis, wetenschap, media, politiek en bestuur - en vooral ook rechtspraak - inmiddels door verdienmodellen worden gedicteerd. Tegenover iedere journalist staan inmiddels minstens zo'n communicatie-experts. Daarmee zijn journalisten verworden nieuwsslaven. Wetenschappers veelal tot kennisslaven. Het adagium "wie betaalt, bepaalt" domineert in alle uithoeken van de samenleving.
En dat de eerste vijftien jaar van deze eeuw meer kankergevallen telde dan de tweede helft van de vorige eeuw, houdt men liefst buiten de media. En ook het alarmerende feit, dat de kinderkankers de afgelopen twintig jaar met 40% toenamen zelfs ook niet.
Veel van de kankers en ook andere zorgelijke (nieuwe) ziekte en aandoeningen zullen gerelateerd zijn aan wat we in met de boodschappen in huis halen. Maar dat blootleggen breekt verdienmodellen af in plaats de felbegeerde toename en uitbreiding van de verdienmodellen.
Bij het idee van het instellen van een taks en het verhogen van prijzen van 'ongezonde' producten krijg ik altijd een slecht gevoel.
Zijn druiven ongezond? Ik denk dat wanneer de consument massaal druiven at ipv (te vaak) Mars, donuts en chips de volksgezondheid flink zou verbeteren.
Bovendien, zelfs voor 'ongezonde' producten geldt: waarom zouden mensen die deze producten met mate eten en daardoor geen gezondheidsproblemen ontwikkelen ook meer moeten betalen?
Kortom, wie bepaald wat gezond is en wat niet? Dat hangt mijns inziens voor een groot deel af van de hoeveelheid waarin producten gegeten worden. Als je basisdieet gezond is, is er ruimte voor een ongezonde keuze op z'n tijd. De sleutelwoorden zijn volgens mij: met mate.
Veel onderzoek naar gezondheid van voedingspatronen lijkt tekort te schieten. We moeten het hoofdzakelijk doen met 2e rangs onderzoek. Op basis van vragenlijsten. Of gebaseerd op - nogal eens dubieus - onderzoek met muizen.
Medisch onderzoek is notoir onbetrouwbaar, aldus editors van toptijdschriften als BMJ en NEJM.
Misschien is een rol voor Europa om eens een aantal goede en grootschalige RCT's te financieren, zodat wat meer duidelijkheid komt over wat gezond is of niet. Bijna niemand financiert dat soort dingen op dit moment, zeker niet op enige schaal, want er is door bedrijven geen geld aan te verdienen, geen patenten bijvoorbeeld. Of het onderzoeksvoorstel begeeft zich buiten de gebaande paden van de mainstream en wordt afgeschoten.
"Rundvlees niet gezond" , hoezo dat?
Overigens van harte eens met de constatering dat we te maken met een epidemie van voedselgerelateerde ziekten. Het probleem is iets dat we hier ook te maken hebben met verdienmodellen: zoals voedsel verkopen dat ziek maakt én zoals het "managen" van chronische ziektes als diabetes i.p.v. beter maken van de mensen die ziek geworden zijn. Laat staan dat we iets doen aan preventie van chronische ziekten, zoals rheuma, diabetes, hart- en vaatziekten.