Een beschaafd land houdt zijn dieren niet biologisch, maar zorgvuldig. Weg met biologisch, stap in de 21 eeuw die technisch, duurzaam en eetbaar heet in plaats van grachtengordelig, romantisch en aaibaar. Die niet mis te verstane oproep staat vandaag te lezen in de boerenkrant van Nederland.

Er is veel te zeggen over de stijgende maatschappelijke status van het dier. Dat doe ik hier niet, maar feit is wel dat we miljoenen van die beschermwaardige dieren houden om op te eten. En om dat goedkoop te doen, zijn er productiewijzen ontstaan die betwist worden. Het varken lijkt daarbij hier te lande het object (of inmiddels subject?) van maatschappelijke focus te zijn. Hoe breng je dat bij elkaar: aaibaar en eetbaar?

De route om duurzamer te produceren via een ontwikkeling naar natuurlijker productiewijzen wordt bewandeld en beleidsmatig breed ondersteund. Biologisch is daarvan de dominante zoekrichting, maar heeft mijns inziens niet voldoende in zich om ons grote sprongen vooruit te helpen, omdat de voetafdruk of eco-impact eerder verplaatst (afgewenteld) dan substantieel verminderd wordt. En omdat onze (Skal-)invulling van biologische veehouderij veeleer een verrijkte variant van de reguliere houderij is. We moeten dus meer doen.

Vanuit de dier-kant van Wageningen UR wordt een tweede route naar voren geschoven: zorgvuldige veehouderij. Met als gedachte dat vanuit de visies als ’technologie benutten’, ’processen beheersen’ en ’dier centraal’ er vormen van veehouderij/dierlijke productie te ontwikkelen zijn die het dierenwelzijn op gewenst peil brengen en tegelijkertijd andere ongewenste neveneffecten bij de kop pakken (eco-impact, ziekterisico’s, ongelijkheid in opbrengstverdeling).

We hebben dus als uitdaging om dierlijke productiesystemen te ontwerpen waarvan we met z’n allen kunnen zeggen dat de belangen van mens, dier en ecosysteem netjes afgewogen zijn. Dat kunnen we. De kennis is er, de vaardigheden zijn er, de partners zijn er in sector en maatschappij. En niet in het minst: de urgentie is er. De wereld vraagt onvermijdbaar om meer dierlijke producten, als Wageningen UR willen we toch bijdragen aan het beter voeden van die wereldbevolking met verminderde nadelen?En dat dilemma tussen lief en smakelijk, tussen beschermwaardig en bestemd voor de slacht? We moeten in onze bijdrage aan een zorgvuldige veehouderij vooral niet uit het oog verliezen dat we het over iets kwetsbaars hebben: hoe gaan we als beschaafd land met onze dieren om. Dit stelt hoge eisen. En niet alleen dierwetenschappelijk (hoe komen we tegemoet aan de behoeften van dieren), maar ook maatschappelijk: hoe incorporeren we waarden zoals respect en esthetiek in onze systemen?

Wellicht moeten we als Wageningen ook nog wat leren om onverenigbare zaken, zoals rationeel technisch denken en tegemoetkomen aan waarden-volle emoties, bij elkaar te brengen. Om zo goede oplossingen ook geaccepteerde oplossingen te laten zijn. Want een ideale stal voor boer, consument en dier garandeert nog geen maatschappelijke acceptatie. Kortom: goed dierenwelzijn is een onopgeefbare waarde aan het worden. Maar daarnaast is er meer: eerlijke prijs, beperking milieu-impact, veilig voedsel, efficiënt omgaan met schaarse ruimte, grondstoffen enzovoort. We moeten durven kennis en technologie als oplossingen te zien en die durven in te zetten om aan die doelen tegemoet te komen. Dus niet alleen terug naar betere (natuurlijker) productiewijzen, maar juist ook vooruit naar beter: wel doordachte, zorgvuldig ontworpen, beheerste dierlijke productie!


Auteur: Karel de Greef, onderzoeker bij Wageningen UR Livestock research.
Bron: Agrarisch Dagblad, 16 december 2010, p. 4
Dit artikel afdrukken