De Raad van State vraagt zich af echter of de uitstoot niet op een “minder vergaande“ manier kan worden bereikt. Het kabinet vindt dat aanpassing van diervoerders in vergelijking met een verkleining van de veestapel “een minder groot effect hebben op de inkomenspositie van de veehouder en de concurrentiekracht van de sector en daarbij horende ketenpartijen”.
De spoedwet gaat uit van de instelling van een drempelwaarde waaronder uitstoot geen probleem vormt. De Raad van State vindt dat een ongelukkige keuze omdat het er te veel juridische haken en ogen aan zitten.
De Tweede Kamer wil de wet al volgende week woensdag behandelen. De minister komt met de wet nadat ze gisteren met het Collectief Landbouw heeft gesproken. De wet draagt geen sporen van dat overleg. Leden van de Tweede Kamer hebben moeite met het tempo. LTO Nederland noemt het voorstel 'voorbarig' en 'teleurstellend' omdat het Collectief nog in gesprek is met de minister en pleit nog eens voor de instelling van een drempelwaarde.
Op 10 juni krijg je nieuwe kado-artikelen.
Als betalend lid lees je zoveel artikelen als je wilt, én je steunt Foodlog
Kortom Frans hoe realistisch en praktisch haalbaar is dit vehikel met gegarandeerd resultaten en geen afbreuk momenten?
Ammoniak uit de stal is toch het probleem?
Daar is een gouden oplossing voor met heel veel positieve bij effecten.
Vraag me steeds af waarom wordt daar niet voor gekozen?
En dan daarvoor geen ingewikkelde regelgeving en controle mechanismen nodig.
Laten we weer gezond gaan boeren.
Ik heb de Memorie van Toelichting (MT) en het advies van de Raad van State (RS) gelezen. Eerst geef in mijn conclusies en daarna de passages uit MT en RS waarop die zijn gebaseerd.
DREMPELWAARDE
Wellicht is een generieke drempelwaarde juridisch houdbaar, maar dan alleen voor activiteiten van groot maatschappelijk belang en onder voorwaarde dat voor alle Natura2000-gebieden, met 100% zekerheid, meer dan voldoende ruimte is gemaakt. Dus bij elke activiteit moet er absolute zekerheid zijn dat de depositie afneemt.
Er zijn eigenlijk voor de korte termijn maar twee mogelijkheden on die afname te realiseren. Minder hard rijden levert een kleine bijdrage. De vraag is of alle Natura2000-gebieden er baat bij hebben. De opmerking van onze verkeersminister dat haar motief voor handhaving enkel de veiligheid is, en dus niet het milieu, lijkt me juridisch onverstandig. De andere mogelijkheid ligt bij de veevoeding.
VEEVOEDING
De oplossing ‘veevoeding’ kan vermoedelijk overal voldoende zoden aan de dijk zetten m.b.t. het realiseren van een generieke drempelwaarde. De uitdaging is een snelle, praktische uitwerking. In feite wil je eisen stellen aan het rantsoen. Voor varkens en kippen is dat vrij eenvoudig, omdat daarvoor alle voer wordt aangekocht, maar de vraag is hoeveel ruimte daar nog is.
Eisen aan het N-gehalte van aan te kopen voer is m.i. niet mogelijk voor rundveebedrijven, omdat in bepaalde bedrijfssituaties voer met hoge eiwitgehaltes nodig is, bijvoorbeeld als aanvulling op eiwitarm ruwvoer. Aan te kopen voer is sluitpost om het rantsoen te optimaliseren. Wel kunnen eisen worden gesteld aan het totale rantsoen, maar dat is voor rundveebedrijven alleen in beeld te brengen met de KringloopWijzer (module BEX: Bedrijfsspecifieke Excretie), waarvan de invoergegevens nog onvoldoende geborgd zijn (de sector had zich voorgenomen daarvoor zelf te zorgen). Bovendien rekent die niet nauwkeurig genoeg voor pakweg 20% van de bedrijven.
De opmerking ín de wettekst ‘eisen kunnen stellen aan de samenstelling van dierlijke producten’ doet sterk vermoeden dat men denkt aan het ureumgehalte in de melk als indicator voor de eiwitvoeding. Ik lees die passage dus heel anders dan John#1. Het ureumgehalte is van elke melkleverantie al bekend. De vraag is of dat juridisch door de beugel kan, omdat de relatie tussen N-gehalte rantsoen en melkureum of tussen N-excretie en melkureum zwak is en ondermeer afhankelijk van genetische aanleg. Omdat de genetische aanleg van de veestapel niet snel verandert kan wel worden ingezet op het stimuleren van de afname van het ureumgehalte door de melkfabriek, vergelijkbaar met haar bonus voor beweiding.
Verstandig is het met de KringLoopWijzer berekende rantsoen, dat elke melkveehouder in huis heeft omdat het gebruik van de KringLoopWijzer een leveringsvoorwaarde is, aan de keukentafel te bespreken met een onafhankelijke voedingsdeskundige. Dat zou de overheid kunnen bekostigen.
Bij een combinatie ‘bonus ureum betalen door melkfabriek’ en ‘betalen onafhankelijke KLW-rantsoenanalyse en voedingsadvies door overheid’ is het m.i. aannemelijk dat de voor de drempelwaarde benodigde reductie overal kan worden gerealiseerd.
Al met al ben in best onder de indruk wat de ambtenaren van LNV in korte tijd hebben op papier hebben gekregen. Het maakt een strakke, gedegen indruk, maar is daarmee nog geen garantie voor het snel mogen openen van het slot. Het rapport van het Landbouwcollectief is buiten beschouwing gelaten, maar ik kan voor dit stadium (proberen snel een drempelwaarde voor maatschappelijk belangrijke activiteiten te realiseren) ook geen zinnige bijdrage daaruit bedenken.
Passages uit MT en RS
DREMPELWAARDE
MT bl 6 In de voorlichting en in het advies (FA: van RS) wordt benadrukt dat een beperkte drempelwaarde gemakkelijker is te verdedigen in het licht van een geloofwaardig en effectief pakket van maatregelen dat is gericht op het daadwerkelijk realiseren van de instandhoudingsdoelstellingen van de onderscheiden Natura 2000-gebieden. Dat pakket van maatregelen zal ook daadwerkelijk moeten worden uitgevoerd. In de meeste gebieden vergt dat – dat beseft het kabinet – een structurele en ambitieuze vermindering van de stikstofbelasting en intensivering van het natuurherstel. Buiten het kader van zo’n omvattende aanpak zal het volgens de Afdeling advisering lastig zijn om binnen de kaders van de Habitatrichtlijn tot een drempelwaarde te komen.
RS bl 3 en 4 Uit de toelichting blijkt evenmin welke bijdrage het voorstel, en de afzonderlijke onderdelen daarvan, leveren aan de aanpak van deze problematiek. Zo is in de toelichting in het geheel geen indicatie gegeven van de (omvang van de) veronderstelde positieve effecten van de hiervoor onder 1o tot en met 3o genoemde maatregelen ( FA: snelheid, voer, sanering varkenshouderij) voor de instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000-gebieden. In de toelichting staat ook dat een nieuwe drempelwaarde alleen kan bestaan als de vermindering van de stikstofbelasting en het natuurherstel daadwerkelijk sneller gaan dan tot nu toe het geval is. Vanuit dat oogpunt zal de afname van de stikstofbelasting die wordt bereikt door de voorgestelde maatregelen groter moeten zijn dan de stikstofbelasting die wordt veroorzaakt door de vrijgestelde activiteiten. Inzicht in de effecten van de voorgestelde maatregelen is noodzakelijk nu in artikel I een stelsel van drempelwaarden en een depositieregistratiesysteem wordt voorgesteld (zie ook paragraaf 4c).
Het gevolg is, dat de invoering van drempelwaarden met toepassing van artikel 6, derde of vierde lid, van de Habitatrichtlijn, in veel gevallen moeilijk zal zijn, zeker op de korte termijn. Van de voorgestelde regeling mogen volgens de Afdeling op dit punt dan ook geen wonderen worden verwacht.
VEEVOER
MT bl 15-21. Dit wetsvoorstel voorziet daarom in de mogelijkheid voorschriften te stellen inzake het voer en de voeding in het totale rantsoen van een dier bijvoorbeeld door regels te stellen aan het gehalte aan bepaalde stoffen in dierlijke producten. Dit betekent dat zowel gekeken moet worden naar het ruwvoer (runderen), restproducten die worden gevoerd (varkens, pluimvee) als naar het mengvoer dat het dier krijgt. Het sturen op minder stikstof in het voer en gras past bij de kringloopvisie van LNV en heeft milieuvoordelen. Deze maatregel is in te passen in de overeengekomen doelstellingen voor een structurele duurzame ontwikkeling van de veehouderij en sluit aan bij diverse initiatieven binnen de sector. Uitgangspunt bij een duurzame ontwikkeling van de veehouderij is een integrale aanpak. Het sturen op de samenstelling van het rantsoen mag niet leiden tot negatieve effecten op de gezondheid en het welzijn van het dier of op andere emissies. Ook mogen geen negatieve effecten optreden voor de volksgezondheid.
Gegeven het feit dat een op grond van dit wetsvoorstel te treffen maatregel het vrij verkeer van goederen (artikel 34 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie) zal beperken, moeten worden voldaan aan de zogeheten “rule of reason”: de regels moeten zonder discriminatie worden toegepast, ze zijn gerechtvaardigd door dwingende eisen van algemeen belang (in dit geval het milieu), ze zijn geschikt om het nagestreefde doel te bereiken en ze gaan niet verder dan noodzakelijk. Dit zal bij het uitwerken van de ministeriële regeling op grond van dit wetsvoorstel, eenmaal wet, in acht worden genomen.
Te nemen maatregelen in het kader van deze wet zullen veelal betekenen dat de houder en de veevoeradviseur de voeding en het voer op het veebedrijf grondig zullen beoordelen en zo nodig aanpassen op de aspecten eiwit en stikstof en daarna met regelmaat dit monitoren en bewaken voor de optimale inzet van eiwit in het rantsoen. Afhankelijk van de precieze invulling van de systematiek van de ministeriële regeling zal voor het toezicht zoveel mogelijk worden aangesloten bij de administratieve gegevens die op het bedrijf aanwezig zijn.
De daadwerkelijke bedrijfseffecten van de genomen maatregelen zullen bij het opstellen van de uitvoeringsregelgeving in beeld worden gebracht.
Het voorgestelde artikel 3.7 voorziet in een grondslag om ter bescherming van het milieu regels te stellen over het maximumgehalte van stoffen in dierlijke producten, zoals melk, vlees of uitwerpselen, voor zover die gehalten kunnen worden gestuurd door het voeder.
Om te verduidelijken dat het hier niet alleen gaat om het voeder dat door de houder aan de dieren wordt gegeven, maar ook om bijvoorbeeld het gras dat dieren eten wanneer zij worden geweid, is in dit voorgestelde artikel expliciet verwezen naar stoffen of producten die door dieren worden gegeten.
Op grond van deze voorgestelde bepaling kunnen doelvoorschriften worden vastgesteld met betrekking tot dierlijke producten, waarmee wordt gestuurd op het voeder voor dieren in het belang van het milieu.
RS bl 7 Het voorstel voorziet in een grondslag om bij ministeriële regeling regels te stellen over de samenstelling van diervoeders of andere stoffen of producten die zijn bedoeld voor het voederen van dieren. Deze regels kunnen onder meer zijn een verbod op het gebruik van diervoeders, die bepaalde bestanddelen bevatten of een verplichting om een bepaald bestanddeel aan diervoeder toe te voegen. Ter toelichting op deze maatregelen wordt opgemerkt dat om de uitstoot van stikstof via het dier te verminderen, een overmaat aan eiwit, of slecht verteerbaar eiwit, zo veel mogelijk moet worden voorkomen.
De Afdeling merkt op dat daarbij echter niet inzichtelijk wordt gemaakt in hoeverre de voorgestelde maatregelen ook daadwerkelijk bijdragen aan een vermindering van de stikstofuitstoot en of die maatregelen, die afzonderlijk maar ook naast elkaar kunnen worden getroffen, wel nodig en geschikt zijn om dat doel te bereiken. Evenmin wordt toegelicht of een vermindering van de stikstofuitstoot via de door de veehouderij gehouden dieren niet met minder vergaande maatregelen kan worden bereikt.
Hoewel deze regels op een later moment bij ministeriële regeling zullen worden gesteld, acht de Afdeling een nadere beschouwing hierover in de toelichting op zijn plaats. Dergelijke maatregelen vormen, zoals in de toelichting wordt onderkend, een belemmering van het vrij verkeer van goederen en moeten om die reden worden gerechtvaardigd. Ruimte voor rechtvaardiging bestaat alleen als de maatregelen geschikt zijn om het nagestreefde doel te bereiken. Ook moet de maatregel, zowel op zichzelf bezien als in vergelijking met andere maatregelen, evenredig zijn aan het belang van dat doel.
De Afdeling adviseert dan ook in de toelichting dragend te motiveren dat de voorgestelde maatregelen daadwerkelijk kunnen bijdragen aan een beperking van de stikstofuitstoot en evenredig zijn aan dat doel.
mensen aan de bonen en het vee op hoogwaardig eiwit.. we gaan echt de omgekeerde wereld in.