In een Open Brief via Trouw laat de Federatie Nederlandse Levensmiddelenindustrie (FNLI) weten dat de Tweede Kamer klaarblijkelijk niet op de hoogte is van de inspanningen die de industrie doet - en zelfs al gerealiseerd zou hebben - op het gebied van het gezonder maken en verkleinen van de milieu-impact van voedingsmiddelen.

Volgens directeur Philip den Ouden (FNLI) is de Kamer zich bovendien te weinig bewust van het feit dat gezonder maken en verduurzamen trade-offs inhoudt, die nu eens in het voordeel van het ene en dan weer in het voordeel van het andere aspect uitvallen. Welke dat zijn is afhankelijk van keuzen die iemand zal moeten maken. Die keuzen worden niet beter - zo lijkt Den Ouden te stellen - door geroep vanuit de Kamer. Beter ware het als Den Haag die keuzen zou proberen te begrijpen of het maken en inzichtelijk maken daarvan zou faciliteren. Dat meldt, in onze parafrase, de Levensmiddelenkrant.

De brief van Den Ouden is hieronder overgenomen:

Voedseldebat dagelijkse kost in de fabriek

Ons voedsel staat vandaag op het menu van de Tweede Kamer. In een debat aan Plein 2 hopen Kamerleden snelle en simpele oplossingen te vinden voor complexe dilemma’s waar levensmiddelenfabrikanten anno 2013 voor staan: verduurzaming van de voedselketen, de impact van voeding op gezondheid en voedselveiligheid. Maar simpele oplossingen bestaan niet. De producenten van levensmiddelen werken dag in dag uit aan het maken van veilige, lekkere, gemakkelijk te bereiden en betaalbare producten die bijdragen aan een gezond voedingspatroon met een lage milieu-impact. Dit alles met oog voor behoud van werkgelegenheid, exportpositie en innovatie. Een stevige opgave dus, die om een constructief Kamerdebat maar ook om gepaste realiteitszin vraagt.

Een voorbeeld uit de praktijk. Soepenfabrikant De Vries heeft een middelgroot bedrijf dat in dit seizoen grote hoeveelheden erwtensoep produceert. De belangrijkste grondstoffen zijn erwten, ui, prei, spek, worst, zout en peper. Het bedrijf voldoet aan alle strikte voedselveiligheidseisen, zoals opgesteld in de Europese Algemene Levensmiddelenverordening en de Nederlandse Warenwet. Hij heeft een uitgebreid voedselveiligheidsplan (HACCP), waarin hij maatregelen neemt om voedselveiligheidsrisico’s uit te bannen. Hij voldoet aan de eisen van het BRC kwaliteitscertificaat dat naast het wettelijk vereiste HACCP nog eens 300 aanvullende bovenwettelijke eisen stelt. De NVWA houdt toezicht op de naleving van het voedselveiligheidsplan. Volgend jaar worden de bestaande kwaliteitssystemen uitgebreid om, naast voedselveiligheid, ook productintegriteit te borgen. Het bedrijfsleven neemt deze maatregelen om fraude uit te bannen, zodat consumenten er zeker van kunnen zijn wat ze eten en drinken. Ook hier zal De Vries zich aan conformeren.

Soep moet in een gezond voedingspatroon passen. De Vries heeft het zout gereduceerd tot de IkKiesBewust-norm. Deze zoutreductie ging niet over één nacht ijs: de veiligheid, kwaliteit en houdbaarheid van De Vries’ product moesten immers op peil blijven. Het bedrijfsleven en het ministerie van Volksgezondheid werken samen om in 2014 het zoutgehalte in een groot aantal productcategorieën verder te reduceren. Ook voor soep komen er maximumnormen. Voor de Vries is het belangrijk dat dit sectorgewijs gebeurt, zodat hij geen concurrentienadeel heeft.
De Vries werkt ook aan verduurzaming. Hij verbetert zijn milieuprestaties binnen de fabriek: hij hergebruikt bijvoorbeeld zijn reststromen voor 90% en hij werkt jaar op jaar aan het verminderen van energiegebruik. Volgend jaar zal De Vries overstappen op goed herbruikbaar verpakkingsmateriaal. Sommige maatregelen schrijft de wet voor, veel is via branche-afspraken geregeld. De Vries zet graag een stapje extra: zo bespaart hij kosten, vergroot hij zijn omzet en voorkomt reputatierisico’s.

Ook in de keten is hij volop bezig. Met zijn leveranciers werkt hij aan duurzame teelt: verantwoorde bemesting en gewasbescherming, goede arbeidsomstandigheden, zo min mogelijk oogstverlies. Bij de import van peper en andere specerijen uit India en Zuidoost-Azië stelt hij de voorwaarde dat zijn toeleverancier zich houdt aan internationale OESO-richtlijnen. Bij de productie van worst en spek wegen zowel de milieu-impact van de veeteelt, als dierenwelzijnsaspecten mee. In 2014 schakelt De Vries over op levering door een vleesverwerker die voldoet aan de ‘Vlees van Morgen’-normen die op initiatief van het CBL zijn vastgesteld.

Hoewel soepenfabrikant De Vries een fictieve ondernemer is, is dit voorbeeld niet uitzonderlijk. Voedsel maken behelst meer dan simpelweg ingrediënten inkopen, mengen, verwarmen, koelen en verpakken. Het brengt dilemma’s met zich mee: zo is het mogelijk om een maaltijd samen te stellen met weinig zout en calorieën, maar met een hogere milieu-impact en vice versa. Een modern bedrijf is naast producent ook toezichthouder, wetenschapper, administrateur, keurmeester en buurtbewoner. Onze industrie gaat de maatschappelijke uitdagingen aan: individuele ondernemers zijn bereid keuzes te maken, soms fout, meestal goed. Het is van belang dat het parlement deze ondernemers kent en hun inspanningen erkent. Het zijn de akkers, havens, fabrieken, distributiecentra, winkels en keukens waar het gebeurt. Niet op het groene tapijt in de Tweede Kamer.

Philip den Ouden
Directeur Federatie Nederlandse Levensmiddelen Industrie (FNLI)
Dit artikel afdrukken