In het kielzog van de vorige week gepresenteerde nieuwe Schijf van Vijf komt Stephan Peters, tot voor kort ‘kennismanager’ van het Voedingscentrum, met zijn boek Gezond eten met gezond verstand – met de wetenschap als basis. Het is bedoeld als aanvulling op, maar ook als uitleg van (de wijzigingen en verbeteringen in) het officiële voedingsadvies aan het Nederlandse publiek.

Degelijke informatie
Met het sympathieke Gezond eten met gezond verstand in de boekenkast is elk huishouden voorzien van veel degelijke informatie over voeding en gezondheid. Die reikt van gezonde en ongezonde voeding, via het nut van voedingssupplementen, de feiten over ontlasting, fabels over overgewicht en een cursus wetenschappelijke artikelen lezen tot een stappenplan om af te vallen en tips over hoe je te wapenen tegen de verleidingen van de obesogene omgeving. Met recepten natuurlijk.

Hoewel op het oog soms ingrijpend, zijn de wijzigingen in de nieuwe Schijf van Vijf goed beschouwd klein ten opzichte van eerdere al dan niet officiële adviezen en zeker ten opzichte van de algemene opvattingen over wat gezond eten is. In zoverre is Gezond eten met gezond verstand een overbodig boek. Er staat hetzelfde in als in de berg verstandige literatuur die er al is over het onderwerp.
Hoewel op het oog soms ingrijpend, zijn de wijzigingen in de nieuwe Schijf van Vijf goed beschouwd klein

Amicale toon
Peters is een serieuze voedingswetenschapper. Maar hij schrijft helder, slaat een amicale toon aan en probeert zich in te leven in de lezer/consument. Hij gaat op de hurken en is meer dan eens gezellig wijdlopig. Die stijl dient het doel dat Peters zich gesteld heeft: het hele verhaal vertellen voor het hedendaagse geïnteresseerde lekenpubliek.

Het kan natuurlijk helemaal geen kwaad om ter gelegenheid van de nieuwe Schijf de zaken weer eens goed op een rijtje te zetten. Maar dan wel graag onder een goede titel. De hoofdtitel is stilistisch niet fraai, met twee keer dat lelijke, nietszeggende woord ‘gezond’ erin. Belangrijker is, dat de ondertitel misleidend of op zijn minst onjuist is. Die zou eigenlijk moeten zijn: ‘met de wetenschap volgens de Gezondheidsraad als basis’.

Gemiste kans
Want Peters volgt trouw het werk dat de Commissie Voeding van die adviesraad vorig jaar heeft afgescheiden. Dat document ligt ook ten grondslag aan het nieuwe advies van het Voedingscentrum. Peters blijft keurig binnen het hek dat door beide instituten is opgericht in het voedingskundige landschap. Het is een zelfgekozen beperking en een gemiste kans.

Peters schrijft helder, slaat een amicale toon aan en probeert zich in te leven in de lezer/consument
Peters was in zijn werk voor het Voedingscentrum nauw betrokken bij de recente ontwikkelingen in de voedingskunde. Waarom grijpt hij dan met dit boek niet de gelegenheid aan om te beschrijven wat er allemaal gebeurd is in het laatste decennium? Waarom gaat hij niet in op vragen als: hoe komen de vermaledijde goeroes aan hun ideeën? Waarom worden zusters van fotomodellen wel geloofd en Wageningse hoogleraren niet? Hoe heeft die enorme voedselverwarring kunnen ontstaan?

Zoveel onduidelijkheid
Andere vragen dringen zich op. Als maar een paar procent van de bevolking echt volgens het advies eet, waarom is dan de rest niet doodziek en ondervoed? Hoe kan het dat er nog altijd zoveel onduidelijkheid is over alcohol/vet/antioxidanten/fructose? Wat weet de wetenschap precies over wat voeding in het lichaam doet? Waarom zijn er van die grote verschillen in adviezen tussen verschillende landen?

Als aanvulling op het nationale voedingsadvies was het heel verhelderend geweest om, uit de boezem van de officiële voedingskunde zelf, te horen dat de wetenschap misschien niet zoveel weet en dat het meeste bewijs boterzacht en indirect is. En dat met elk antwoord vooral meer vragen komen. Dat sommige zogenaamd harde feiten van vroeger (verzadigd vet, cholesterol, koffie) onderuit gehaald zijn door beter onderzoek. Wat kunnen we verwachten van de nieuwe terreinen van onderzoek, naar de darmen en de genen?

Waarom worden zusters van fotomodellen wel geloofd en Wageningse hoogleraren niet?
Elkaar de schuld geven
Peters kondigt in de inleiding wel aan dat hij kritisch zal zijn over de wetenschap, maar dat is hij niet. Hij beschrijft niet de maatschappelijke en historische context van de ontwikkelingen, terwijl die noodzakelijk zijn om te begrijpen hoe er nu over voeding en gezondheid gedacht en gepraat wordt. En nodig zijn om antwoorden te geven op de alom gesignaleerde voedselverwarring waarvan iedereen elkaar de schuld geeft, de wetenschapper Peters vooral de anderen.

‘Er schuilt in mijn ogen ook een erg groot gevaar in dat steeds fellere voedseldebat,’ schrijft Peters (p. 8). Om er vervolgens niet op in te gaan, laat staan er stelling in te nemen. Toch zou hij dat moeten doen, want een goede beschrijving van dat voedseldebat zal ook een relativering van het belang van de wetenschap betekenen.

Stofjesdenken gedevalueerd
Het is misschien flauw om een boek te beoordelen op wat er nìet in staat, maar als een schrijver pretendeert het volledige verhaal te vertellen en ook nog eens optreedt als after sales manager van de nieuwe Schijf van Vijf, dan mogen we ook het hele verhaal verwachten.

In de afgelopen tien jaar is een aantal hypotheses in de praktijk en in het laboratorium getest, over koolhydraten, verschillende soorten vet, diëten, superfoods etc. De uitkomst is onder meer dat variatie in macronutriënten niet wezenlijk van invloed is op de effectiviteit van diëten en eetpatronen. Mede daardoor is het zogenaamde stofjesdenken gedevalueerd, ten gunste van het denken in voedingspatronen.

Peters kondigt in de inleiding wel aan dat hij kritisch zal zijn over de wetenschap, maar dat is hij niet
Echte misser
Maar dat de kwaliteit van de macronutriënten wel van belang is, wordt door Peters opvallend onderbelicht gelaten. Hij veronderstelt dat we ‘over een jaar of tien’ misschien het advies krijgen: ‘eet de goede koolhydraten’ (p.22). Maar dat is juist nu een actueel onderwerp, zowel in de voedingswetenschap als in de trend van gezond eten.

‘Het heeft absoluut geen zin om je te gaan richten op een enkele voedingscomponent met als doel gezonder te eten,’ schrijft Peters op pagina 261. Dat is kennelijk het gevolg als je het stofjesdenken zo enthousiast verlaat. Grote gezondheidsinstituten, van de WHO tot Harvard, stellen dat de wereldwijde ‘diabesitas’-epidemie wel degelijk het gevolg is van één ‘voedingscomponent’, namelijk de niet-verzadigende koolhydraten uit de (westerse) kant-en-klaar producten waarmee tot in alle uithoeken van de wereld de kinderen vetgemest worden.

Een echte misser van Peters is dat hij de kwalijke invloed van onze consumptie van (vloeibare) suiker bagatelliseert. ‘Wellicht zou het goed zijn als je wat minder toegevoegde suiker binnenkrijgt,’ schrijft hij (p.261). Hij rekent met cijfers uit ‘Wageningen’, maar vermeldt niet dat die op een andere definitie van toegevoegde suiker zijn gebaseerd dan die in de rest van de wereld gehanteerd wordt. Misschien een detail, maar het geeft aan dat hij suiker niet zo serieus neemt. De rest van de wereld buiten het hek van de Nederlandse voedingskunde wel.

Fotocredits: Bert Bakker
Dit artikel afdrukken