"Het proces van ontbinding is van vitaal belang voor het leven", zegt de Amerikaanse wetenschapper Bradley Cardinale. Hij is co-auteur van een zorgvuldig opgezet en uitgevoerd internationaal onderzoek naar de achteruitgang van detritivoren wereldwijd. Plantaardig materiaal dat niet door dieren wordt opgegeten, sterft uiteindelijk af. De natuur recycleert het materiaal zodanig dat de voedingsstoffen opnieuw beschikbaar komen voor plantengroei. "Als dat ontbindingsproces niet plaatsvindt, of aanzienlijk vertraagt, dan komt het leven tot stilstand. Fosfor, stikstof en andere voedingsstoffen die wij als mensen nodig hebben, bestaan niet eens in een biologisch beschikbare vorm, tenzij ze worden afgebroken en gerecycleerd."

In die afbraaktaak voorzien detritivoren, 'afvaleters'. Dat zijn organismen die variëren van insecten en ongewervelden tot bacteriën; ze eten dood planten- en dierenmateriaal en maken het weer beschikbaar voor nieuw leven.

De detritivorenpopulaties nemen in alarmerend tempo af. Volgens Cardinale ligt de snelheid waarmee deze organismen uitsterven "1.000 tot 10.000 maal hoger" dan ooit eerder is opgetekend. Wat daarvan de gevolgen zijn, was de grote vraag. "Is de diversiteit van detritivoren van cruciaal belang?" vraagt Cardinale. "Als zij uitsterven, gaat dit biologische proces van afbraak dan langzamer of niet?" En gaat dat het vermogen van ecosystemen om leven in stand te houden beïnvloeden? Of nemen andere organismen, zoals bacteriën en schimmels de rol van de detritivoren over?

Om dat uit te zoeken, analyseerden 75 wetenschappers decompositieprocessen in 38 beken die qua omvang, diepte en fysieke habitat vergelijkbaar waren. Dat deden ze in 23 landen op zes continenten. De meeste door de onderzoekers geselecteerde beken hadden een rotsachtige bodem die werd beschaduwd door een dichte oevervegetatie. Op iedere onderzoekssite hingen de onderzoekers twee zakjes met een zorgvuldig samengestelde mix van plantenresten in het water. Het ene zakje was fijnmazig zodat waterinsecten en krabbetjes er niet bij konden, het andere grofmazig.

Uit de resultaten, gepubliceerd op Nature Communications, bleek dat in beken met veel en vooral grote detritivoren (krabben en zoetwatergarnalen) de ontbindingssnelheid het hoogst was. "Tot onze verrassing ontdekten we ook dat de diversiteit, het aantal verschillende soorten dat zich in de stromen bevond, een van de meest dominante voorspellers van de ontbinding was," aldus Cardinale. "Op basis van abundantie, lichaamsgrootte en diversiteit konden we 82% van alle wereldwijde variatie in ontbinding verklaren."

Met andere woorden: als de grotere detritivoren verdwijnen, gaat ook het vermogen verloren om biologisch essentiële materialen te ontbinden en recyclen. Hun rol wordt niet overgenomen door bacteriën en schimmels. In de fijnmazige zakjes viel het decompositietempo met meer dan 50% terug in vergelijking met de zakjes waar de waterinsecten en krabbetjes wel bij konden.
Dit artikel afdrukken