De tegenstelling kan niet groter zijn. Nog geen twee jaar geleden was de ‘kletsend klasse’ himmelhoch jauchzend over een artikel in de Amerikaanse uitgave van de National Geographic over hoe de Nederlandse landbouw voorop loopt als het gaat om duurzame ontwikkeling. Een heel verschil met het grotendeels in mineur getoonzette Realisatieplan Visie LNV, waarin Schouten uiteenzet hoe ze denkt de transitie naar kringlooplandbouw te verwezenlijken. Weinig visie, schreef de Volkskrant: “De minister beweegt zich vooral behoedzaam door een groen mijnenveld.”

Crisis aangepraat
Het begint er al mee dat Schouten zich een crisis heeft laten aanpraten door milieu- en andere bewegingen. De Nederlandse landbouw zou verantwoordelijk zijn voor de ‘vergiftiging’ van het leefmilieu met nitraat en bestrijdingsmiddelen en tegelijkertijd de biodiversiteit om zeep helpen. Daarbij vergeet Schouten even dat de milieubelasting door de landbouw de afgelopen veertig jaar enorm is teruggelopen doordat boeren veel efficiënter en intelligenter omgaan met nutriënten en pesticiden. We zijn er nog niet, maar met een variant op Hans Rosling (Factfulness) kun je wel zeggen: “It might not be good yet, but it is getting better”.

Top 10
Dat blijkt ook uit een analyse van Nederlandse bedrijfstakken op basis van Porters Diamond, uitgevoerd door Rudy Rabbinge, emeritus hoogleraar Duurzame Ontwikkeling en Voedselzekerheid. Naast innovatiekracht en economische potentie keek hij samen met een aantal economen ook naar ecologische vernieuwing en sociale oriëntatie, dat wil zeggen oog voor maatschappelijke zorgen.

Van de 200 bedrijfstakken die zijn geanalyseerd behoren 9 van de 20 agrarische bedrijfstakken tot de top 10 en 15 tot de 30 procent beste ter wereld. Toppers zijn de bedrijfstakken die kennisintensief zijn en een goed handelsnetwerk hebben, vooral bedrijfstakken die uitgangsmateriaal (zaaizaad en pootgoed) en investeringsgoederen (kassen, melkstallen etc.) produceren. Relatieve achterblijvers zijn varkenshouderij en pluimveehouderij. Je kunt dus niet in zijn algemeenheid zeggen dat dé landbouw in een crisis verkeert. Hooguit een paar bedrijfstakken.

Dodenakkers
Een van de ‘landmijnen’ waar Schouten met een grote boog omheen loopt, is de kringloop van nutriënten, stikstof, fosfor en kalium. Ze suggereert dat er zoiets bestaat als evenwichtsbemesting; dat je de voedingsstoffen die je met de oogst uit de bodem haalt, weer volledig terug kunt brengen via het opbrengen van gecomposteerde gewasresten, dierlijke mest (inclusief menselijke uitwerpselen) en reststromen uit de voedingsmiddelenindustrie.

Voor een echte transitie naar een meer duurzaam landbouwsysteem is niet alleen meer tijd nodig dan Schouten zichzelf en ons heeft gegund (eerder 2050 dan 2030), maar vooral ook een visie. Die ontwikkel je niet door braaf achter alle belanghebbenden aan te lopen en op te rapen wat zij aan ideetjes en suggesties laten vallen
Dat is onzin. Een deel van die opgenomen nutriënten wordt vastgelegd in spieren en botten. Als je die zou willen recyclen, zou je dodenakkers ook echte akkers moeten maken. Een veel groter deel - bij stikstof niet minder dan de helft - wordt niet opgenomen door het gewas maar verdwijnt in de wereldwijde stikstofkringloop. Die stikstof is alleen nog maar terug te winnen door het vastleggen van luchtstikstof. Hetzij langs de synthetische route (kunstmest), hetzij langs de biologische (groenbemesting).

Tegenstelling niet productief
We profiteren nu nog ruimschoots van de nutriënten die elders zijn vastgelegd en via veevoer ons land binnenkomen. Iets te ruim zelfs. Als we de kringlopen op nationaal niveau willen sluiten, valt die aanvoer weg en zullen de onvermijdelijke lekverliezen leiden tot ernstige tekorten aan meststoffen.

Tekorten die alleen gecompenseerd kunnen worden door (veel) lagere opbrengsten te accepteren en meer areaal te reserveren voor het biologisch vastleggen van stikstof ten koste van natuurgebieden.

In het komende nummer van Vork laten we zien dat die tegenstelling tussen biologisch en synthetische vastgelegde stikstof niet productief is en dat je beiden nodig hebt voor een efficiënte landbouw.

Terugkeer van de grondpolitiek
Een andere ‘landmijn’ waar de minister behoedzaam omheen manoeuvreert, is de grondpolitiek. Of grondstrategie, zoals zij het noemt in haar Realisatieplan. Aan de ene kant is een grondstrategie nodig om ook anderen dan boerendochters en -zonen de mogelijkheid te bieden om een boerenbedrijf te starten.

Anderzijds pleit ze voor agrarisch natuurbeheer en minder intensief landgebruik in de directe omgeving van natuurgebieden. Tot slot wil ze een aantal regiodeals sluiten. Daarmee wil ze initiatieven van onderop in onder meer de Achterhoek, de Peel en landgoed Twickel in Twente stimuleren.

Bufferzone
Allemaal nuttige initiatieven en plannen, maar ook hier wreekt zich het ontbreken van een overkoepelende visie. Het is allang bekend dat je op de beste gronden ook de hoogste opbrengsten kunt realiseren met de minste milieubelasting. Die agrarische hoofdstructuur zou je moeten bestemmen voor het ecologisch intensief produceren van hoogwaardige voedingsmiddelen. Het resterende areaal leent zich dan voor andere vormen van landbouw met oog voor natuur en landschap, recreatie en zorg. Tegelijkertijd fungeert dat cultuurlandschap als bufferzone tussen de hoogproductieve gebieden en de wilde natuur.

Ruimtelijke ordening
De Realisatienota van Schouten biedt zoals gezegd aanzetten, maar als de minister echt door wil pakken, zal ze ook beleid moeten ontwikkelen op het gebied van ruimtelijke ordening. Door louter uit te gaan van initiatieven van onderop loop je namelijk het risico dat de beste gronden worden gebruikt voor minder intensief, natuurinclusief boeren en de armere gronden voor intensief boeren met gebruik van (te)veel mest en bestrijdingsmiddelen. Om dat te voorkomen, zou de rijksoverheid de ruimtelijke ordening, die in 2004 is gedelegeerd naar de provincies, weer naar zich toe moeten halen. Inderdaad een echte bestuurlijke landmijn.

Teleurstellend
We begonnen dit verhaal met een verwijzing naar het artikel van twee jaar geleden in National Geographic, waarin Nederland werd voorgesteld als ‘an agricultural giant (..) showing what the future of farming could look like’. Ik vrees dat de rest van de wereld ernstig teleurgesteld is door de Realisatienota die nu op tafel ligt. Ook de Kamerbrief over de Nederlandse inzet voor een wereld zonder honger, die kort voor Pinksteren werd gepubliceerd door Schouten en haar collega-minister Sigrid Kaag, zal die teleurstelling waarschijnlijk niet wegnemen.

Zowel de Kamerbrief als de Realisatienota blijven, wat internationaal beleid betreft, steken in die merkwaardige mengeling van goede bedoelingen en de handelsgeest die kenmerkend is voor het Nederlandse ontwikkelingsbeleid. Kennisoverdracht, maar ook private samenwerking moeten zorgen voor een hoger rendement voor kleinschalige voedselproducenten met behoud van ecosystemen.

Kwekersrecht
Natuurlijk zijn we allemaal voor duurzame voedselsystemen, maar om ze te realiseren is wel iets meer nodig dan beter zaaizaad of toegang tot kredieten. Een eerlijker handelssysteem bijvoorbeeld, die landen in ontwikkeling de mogelijkheid biedt om hun markten af te schermen voor goedkope import uit de industrielanden in plaats van nieuwe belemmeringen op te werpen voor de import uit ontwikkelingslanden.

Een serieus beleid om de concentratie van bedrijven in de zaaizaadsector tegen te gaan, noch om het verdringen van het kwekersrecht door het octrooirecht te stoppen. En een beleid om de prijsschommelingen op de wereldmarkt te dempen door een beter beheer van de termijnmarkten voor agrarische producten.

Opticien
Voor een visie moet je naar de opticien, zei minister-president Mark Rutte nog niet zo lang geleden. Inmiddels is hij zelf van dat idee afgestapt, maar is dat vergeten te melden aan zijn collegaministers. Voor een echte transitie naar een meer duurzaam landbouwsysteem is niet alleen meer tijd nodig dan Schouten zichzelf en ons heeft gegund (eerder 2050 dan 2030), maar vooral ook een visie. Die ontwikkel je niet door braaf achter alle belanghebbenden aan te lopen en op te rapen wat zij aan ideetjes en suggesties laten vallen.

Dit artikel verscheen 19 juni op de site van Vork. Klik hier voor een abonnement.
Dit artikel afdrukken