Door alle plannen die buiten de overheid staande partijen maken voor de verdwijning van de Nederlandse veehouderij, lijkt de aandacht voor het Deltaplan Veehouderij van de Dierenbescherming kopje onder te gaan.
De organisatie lanceerde haar plan in 2020 met als doel de op productiviteit gerichte Nederlandse dierhouderij diergericht te maken. Temidden van het demonstratiegeweld over de stikstofplannen die vergaande gevolgen hebben voor de dierlijke landbouw in verschillende provincies, reikte de Dierenbescherming de eerste Awards uit voor toonaangevend nieuw ondernemerschap in de Nederlandse veehouderij.
In de algemene pers kreeg de uitreiking geen aandacht. Alleen vakmedia als Nieuwe Oogst en Agrio besteedden aandacht aan de 4 Awards.
De 4 prijzen corresponderen met de 4 lijnen waarlangs de Dierenbescherming de dierhouderij vanuit het perspectief van het dier wil hervormen: 1) nieuwe stalsystemen (prettig voor het dier en duurzaam op alle biochemische fronten), 2) van dieren eten naar de rol van het dier in het voedselsysteem (van 'verspillende' naar 'gewaardeerde' dieren), 3) samenwerking in korte georganiseerde ketens en 4) zelfvoorziening voor een regio.
Het meest opvallend is de prijs voor circulair veevoer in de tweede categorie. Die ging naar de gangbare Limburgse veevoerfirma Nijsen die al sinds zijn oprichting reststromen uit de levensmiddelenindustrie omzet in varkensvoer. Sinds het bedrijf dat doet voor de legkippen van Kipster valt op dat dierhouderij nadrukkelijk nuttige restverwerking behoort te zijn. De Dierenbescherming waardeert dat ouderwets duurzame realisme. Een varken was bedoeld om de resten op te eten, mest te leveren om planten te voeden en ook nog geconcentreerde voeding in de vorm van vlees op te leveren.
In de eerste categorie valt een ligstalconcept voor melkkoeien op. De dieren hoeven niet bij weer en wind de wei in, maar hebben een comfortabele stal waarin de mest nauwelijks ammoniak (stikstof in de vorm van NH3) produceert en wordt opgevangen om weer efficiënt als plantenvoeding te kunnen dienen. In de derde categorie wint de Stichting Wroetvarken, die in samenwerking met slagers door het hele land een hechte keten heeft opgezet tussen boeren en slagers met dieren uit een stal waar geen ammoniakstank hangt en de dieren kunnen wroeten in zaagsel. De vierde prijs ging naar kalveren die niet van moederdieren worden gescheiden; hun vlees wordt verkocht in een regionaal concept.
Meer over alle prijswinnaars en de achtergronden van het Deltaplan valt hier te lezen. De uitreiking ging gepaard met een video-opname waarin de achtergronden van het plan werden toegelicht.
De organisatie lanceerde haar plan in 2020 met als doel de op productiviteit gerichte Nederlandse dierhouderij diergericht te maken. Temidden van het demonstratiegeweld over de stikstofplannen die vergaande gevolgen hebben voor de dierlijke landbouw in verschillende provincies, reikte de Dierenbescherming de eerste Awards uit voor toonaangevend nieuw ondernemerschap in de Nederlandse veehouderij.
In de algemene pers kreeg de uitreiking geen aandacht. Alleen vakmedia als Nieuwe Oogst en Agrio besteedden aandacht aan de 4 Awards.
De 4 prijzen corresponderen met de 4 lijnen waarlangs de Dierenbescherming de dierhouderij vanuit het perspectief van het dier wil hervormen: 1) nieuwe stalsystemen (prettig voor het dier en duurzaam op alle biochemische fronten), 2) van dieren eten naar de rol van het dier in het voedselsysteem (van 'verspillende' naar 'gewaardeerde' dieren), 3) samenwerking in korte georganiseerde ketens en 4) zelfvoorziening voor een regio.
Het meest opvallend is de prijs voor circulair veevoer in de tweede categorie. Die ging naar de gangbare Limburgse veevoerfirma Nijsen die al sinds zijn oprichting reststromen uit de levensmiddelenindustrie omzet in varkensvoer. Sinds het bedrijf dat doet voor de legkippen van Kipster valt op dat dierhouderij nadrukkelijk nuttige restverwerking behoort te zijn. De Dierenbescherming waardeert dat ouderwets duurzame realisme. Een varken was bedoeld om de resten op te eten, mest te leveren om planten te voeden en ook nog geconcentreerde voeding in de vorm van vlees op te leveren.
In de eerste categorie valt een ligstalconcept voor melkkoeien op. De dieren hoeven niet bij weer en wind de wei in, maar hebben een comfortabele stal waarin de mest nauwelijks ammoniak (stikstof in de vorm van NH3) produceert en wordt opgevangen om weer efficiënt als plantenvoeding te kunnen dienen. In de derde categorie wint de Stichting Wroetvarken, die in samenwerking met slagers door het hele land een hechte keten heeft opgezet tussen boeren en slagers met dieren uit een stal waar geen ammoniakstank hangt en de dieren kunnen wroeten in zaagsel. De vierde prijs ging naar kalveren die niet van moederdieren worden gescheiden; hun vlees wordt verkocht in een regionaal concept.
Meer over alle prijswinnaars en de achtergronden van het Deltaplan valt hier te lezen. De uitreiking ging gepaard met een video-opname waarin de achtergronden van het plan werden toegelicht.
Nooit geweten dat de legkippen van het Limburgse Kipster zo goed gedijen op het 'varkensvoer' van zo'n gangbare Limburgse veevoerfirma. Maar ik heb altijd al geweten dan ook onder de grote rivieren de ene hand de andere wast. Maar alle gekheid om een stokje, wordt met dergelijke berichtgeving de illusie niet in stand gehouden dat het 'net als vroeger' vooral gaat om kippen en varkens met vrije uitloop ('free range')?
Moeten we ons juist niet wat meer zorgen gaan maken over het dimensioneringsvraagstuk, dat onlosmakelijk verbonden is met de intensieve veehouderij? Als we het hebben over de aantal dieren dat in 'megastallen' gehouden wordt, praten we bij 'mono-gastrics' (niet-herkauwers) over meer dan 120.000 legkippen (eieren) en 220.000 vleeskippen, alsmede 7.500 biggen/vleesvarkens en 1.200 zeugen/fokvarkens. Onder meer op de website van Kipster vindt ik wél een goed verhaal staan over de zogeheten voer-conversie factor. Bij pluimvee (kip, kalkoen, kwartel, eend, gans) bedraagt die gemiddeld 2 : 1 en bij varkens 2,5 : 1. Dus is het niet zo gek dat juist voornamelijk eieren, (wit) kippenvlees en varkensvlees in megastallen worden geproduceerd.
Het verhaal bij 'ruminants' (herkauwers, met meerdere magen) ligt echter iets genuanceerder dan bij de 'mono-gastrics', want bij rundvee bedraagt de gemiddelde voer-conversie factor een schamele 9 : 1. Maar het prachtige plaatje met dartelende beesten in het weiland dat standaard op de verpakking van een pak koeien- of geitenmelk staat afgebeeld, is een geheel andere dan wat er zich in de dagelijkse praktijk van de intensieve veehouderij afspeelt. Bij kalveren/stiertjes (rood vlees) gaat het om 1.250 beesten in een megastal, die ver voor het bereiken van hun haalbare leeftijd naar de slacht gaan. Bij melkvee (zuivelproducten: kaas, boter, yoghurt, kwark, e.d.) om 250 melkkoeien, waarvan een groot deel permanent op stal gehouden wordt. Bij geiten (bokjes voor het vlees en melkgeiten) praten we over 1.500. En dan hebben we het nog niet gehad over de getallen die in omloop zijn aangaande de 'productie' van konijnen, pelsdieren, e.d. voor de wol en het vlees.
Momenteel zijn er alleen al in Nederland meer dan 800 van dergelijke megastallen, dus is het maar de vraag of het aanbod voedsel reststromen gelijk op kan blijven gaan met de vraag uit de industriele veehouderij (vroeger heette dat de 'bio-industrie').
In het riedeltje over 'de intensieve veehouderij mag blijven voortbestaan, want het ruimt al die voedsel reststromen zo mooi op', hoort ook de hype van insectenkweek voor veevoer (meelwormen, soldatenvliegen, e.d. als extra 'eiwitbron' voor pluimvee en vissen in de aquacultuur). Prima om een beetje PR voor je toko of bedrijfstak te bedrijven (ik heb mijn hele leven zelf niet anders gedaan), maar het nodigt natuurlijk niet uit tot ingrijpende aanpassingen in productiesystemen van vlees, vis, melk, en eieren, en, om de puriteinen onder de 'veganisten' een beetje te paaien, honing, zijde, leer, bont, wol, ivoor, slakken, kikkerbillen, kaviaar, en zo nog wat exotisch spul.
De conclusie die je ook uit dit artikel zou kunnen trekken is dat 'de dierenbescherming' de laatste tijd nogal meegaand ('soft') is geworden als het gaat om 'welzijns' eisen voor landbouwhuisdieren. Stalbezettingen en andere illegale activiteiten horen uiteraard niet thuis in deze maatschappij om gedragsverandering bij 'veehouders' af te dwingen, maar op zich lijkt het niet zo vreemd dat naast 'de dierenbescherming' een waaier van andere dierenwelzijns-activisten voortdurend haar stem laat horen! Ook ik vindt dat prima, al is het maar om de veehouderij een beetje scherp te houden. En, kom nu niet met het geoh over 'verdienmodel', want dat weten we zo langzamerhand wel.
Ook in De Molenaar natuurlijk (terechte) aandacht voor de award voor Nijsen!