Frankrijk, Normandie, Bretagne. Vier mannen uit Nederland. Een verslag. Niet over wat ze er deden (filmen voor een tv-programma) maar wat ze overkwam en dat in het kader van dit Foodlog.
Saint Malo. Goed, duur hotel, behulpzaam personeel, weet voor de moegereisde mannen een goed eethuis, belt spontaan om voor de heren te reserveren. Dat had niet gehoeven. De meeste tafels in het restaurant zijn keurig gedekt maar dood.
Gastheer van het eethuis is aan de telefoon. Hij wijst de mannen een tafel en telefoneert door. Dat duurt nog tien (!) minuten. Dan brengt hij de kaart en vraagt wat vooraf gedronken moet worden. De gourmand van het gezelschap probeert hem een cremant te ontfutselen uit het Loiregebied, maar de gastheer weet niet wat een cremant is (prikwijn die geen Champagne mag heten maar heel veel beter kan smaken dan de dunne motorolie uit de omstreken van Reims).
De bestelling wordt opgenomen en gevraagd wordt hoe het lam bereid moet worden, er zijn twee mogelijkheden, rose en doorbakken. Men kiest voor rose. Zie verderop in dit verslag.
Dan de desserts, wat zal dat worden? De mannen zeggen dat ze
er liever later over willen beslissen. Dat kan niet, zegt de telefonist, want de desserts moeten worden voorbereid. De mannen zeggen dat het kaas zal zijn.
De dure wijnen die ze bestellen, wit en rood, blijken bocht. De lamskoteletten zijn bloederig, niet rose maar tegen een warme muur gegooid om wat te laten sissen. De borden liggen vol bloed. Stom van de kok, het is goed te proeven, het was uitstekend vlees voor hij of zij er aan begon te knoeien.
Tussen betalen en ontvangen van het wisselgeld zit weer tien minuten telefoneren.
De mannen zijn wat je noemt gehumeurd. Omdat, dachten ze, een voordeel van een klus in Frankrijk is, dat je er na de dienst uitstekend kunt eten.
Ze besluiten tot moderne strategie. De volgende dag, onder het werk, belt een van de mannen naar het kantoor in Nederland en vraagt zijn collega om op internet alles af te struinen aan wat er aan haute culinairs in en om Saint Malo te vinden is. Geeft niet wat het kost, als het maar feest wordt vanavond.
Dat lukt. Vanuit Nederland wordt een tafel gereserveerd in een restaurant met een Michelinster. Om acht uur in de avond zullen de mannen zich aandienen. Het werk gaat goed, de verwachtingen zijn die dag hoog gespannen, maar een kleinigheid. Ze lopen vast in het verkeer en bellen naar het restaurant om te zeggen dat het een half uur later wordt.
Snauw uit het eethuis. Een kwartier uitstel kan, maar na kwart over acht zal de tafel vergeven worden aan wie zich maar aan dient.
De mannen redden het niet. Het wordt half negen. Toch even kijken of het nog kan. Ja het kan, plek zat in het eethuis, voor niks de zenuwen gehad en bekeuringen geriskeerd.
Maar nu. De menumappen gaan rond en de aperatiefwensen worden genoteerd. Dat is nog niet gebeurd of de strenge dame die hier kennelijk de leiding heeft wenst te horen wat de heren willen eten. Ze waren pas op bladzij twee van het boek en vragen denktijd.
Om de drie minuten wordt nu gevraagd of men is uitgedacht. Drie van de vier mannen zijn het zat en bestellen maar wat. De vierde houdt het nog vijf minuten vol, vraagt uitleg over gerechten, krijgt nauwelijks antwoord en dan kan het feest beginnen.
Goed voedsel, niet bijzonder, maar niks op aan te merken. Alleen dat nare personeel. En de bespottelijk hoge rekening. De gourmand in het gezelschap: voor dat geld kun je in Amsterdam de sterren van de hemel eten en is de wijn geweldig (de rode was weer treurig).
Volgende dag lunchen in Honfleur, net onder Le Havre. Honderd eethuizen als het er geen duizend zijn. Moeilijk kiezen.
Op de gok. Een voorgerecht en een hoofdgerecht. Voor: een krabbenschelp gevuld met krab en wat er nog meer aan ondefinieerbaars in zit. Lekker? Nee, stopverf.
Daarna lamvlees, hoe wilt u die bereid, rose of doorbakken?
Rose! Maar de mannen, krijgen allemaal een bordje taaie, verkeerd gesneden draderige grijsgare stukjes schaap in een drabbig sausje. Het enige wat er interessant aan is: de prijs.
De Franse bekakt culinaire horeca jaagt je naar de frietkraam, daar krijg je tenminste precies wat je verwacht en misschien zelfs iets lekkers.
O ja, ook in Honfleur wilden de mannen nog wat inslaan voor onderweg, de lange reis naar Nederland.
In een bakkerswinkel lagen kleine begeerlijke guiches en perentaartjes. Wat denk je, zei de ene man tegen de andere, zullen we voor ons vieren de guiches doen of de perentaartjes?
Achter de toonbank de bakkersvrouw:
‘Messieurs, en France ON PARLE FRANCAIS!’
De mannen mochten niet in hun moerstaal overleggen over een taartje.
En toen de guiches waren ingepakt zei ze: let op, ze zijn warm.
Oui ils sont chau(d), zei de geintimideerde man.
Weer niet goed.
Ils sont chauDE, zei het arrogante kreng luid en streng, niet blij dat iemand het tenminste probeerde in het Frans, maar teleurgesteld dat het niet correct was.
De vier mannen op terugreis, overal in de wereld geweest, vaak bijzondere culinaire avonturen beleefd met vriendelijke mensen, altijd bereid zich aan te passen (een van hen heeft in Afrika spiegeleieren gegeten, gebakken in smeerolie, best lekker, zegt ie) willen nooit meer naar Frankrijk.
Wat mankeert die mannen, foodlog?
Of: wat mankeert het mooie Frankrijk?
Dit artikel afdrukken