De kalverketen (circa 1.600 kalverhouders) is in Nederland zo georganiseerd dat 'overtollige' kalveren - de 750.000 kalveren die niet nodig zijn voor de vervanging van de melkveestapel - na 2 weken naar kalvermesterijen gaan, die ze opfokken voor de vleesproductie. Ook worden uit het buitenland nog eens zo'n 750.000 kalveren geïmporteerd. Jaarlijks worden in ons land ruim 1,5 miljoen kalveren geslacht. Nederlanders eten hooguit 10% van het in ons land geproduceerde kalfsvlees zelf, de overige 90% is voor de export.

De concentratie in de sector heeft negatieve gevolgen voor het Nederlandse milieu en klimaat (mest en uitstoot). Ook is er kritiek op de (langdurige) transporten en op de gezondheidsproblemen bij de kalveren (infecties, antibioticagebruik). Dierenwelzijnsorganisaties kaartten al diverse malen problemen aan. De opdracht tot het huidige onderzoek, uitgevoerd door 3 commerciële onderzoekbureaus en een tiental ambtenaren, werd door minister Schouten gegeven vanwege een conflict met de sector uit 2019 over de verduurzaming van de kalverhouderij.

Het rapport schetst 3 'toekomstscenario's' voor de kalversector. "De beperkte afzet in Nederland in combinatie met de import van kalveren maakt dat de license to produce (het bestaansrecht) onder druk staat," aldus het rapport. Dat zou het einde kunnen betekenen voor de kalversector in Nederland. Het rapport heeft het niet over de financieel-economische consequenties van de scenario's. Tijdens de gesprekken met de onderzoekers ontstond bij de kalverhouders onvoldoende vertrouwen om bedrijfsgegevens te delen.

Grote gevolgen voor melkveehouderij
In essentie betekenen de scenario's (zie kader) een zo diepe ingreep in de kalverhouderij dat de bestaande structuren als verloren moeten worden beschouwd. Het is opvallend dat een dergelijk rapport vanuit het ministerie wordt gelanceerd omdat het de facto een frontale aanval op de kalversector betekent. Het is tevens een aanval op de melkveehouderij. Een koe moet regelmatig een kalf krijgen om te melk te kunnen geven. De kalverhouderij is als het ware een gevolg van de melkveehouderij. Om het slachtvolume in slachthuizen economisch interessant te maken werd de kalverhouderij uitgebreid met dieren uit het buitenland, met een belangrijk aandeel Duitse kalveren. Dat werd decennia beschouwd als een goede zaak omdat de kalveren niet werden 'weggegooid' en direct gedood, zoals de bekende geitenbokjes waar maatschappelijk nog altijd verontwaardiging over klinkt. Nu lijkt aan die periode van denken een einde te komen.


Dat heeft grote consequenties voor de Nederlandse melkveehouderij. Die bevindt zich op dit moment in diepe financiële problemen omdat de grond- en milieukosten om in Nederland melkkoeien te kunnen houden, hoger zijn dan in de omliggende landen en Nederland meer dan andere Europese landen afhankelijk is van export buiten de EU. De hoge kosten die gepaard gaan met het houden van kalveren op een melkveebedrijf of het bijdragen in de kosten van het afmesten van kalveren (een te verwachten gevolg van scenario 3, zie kader) betekenen de facto het economische einde van de Nederlandse melkveehouderij zoals we die kennen. De serieuze exportsector zoals Nederland die nu kent, wordt mogelijk zelfs een sector die de Nederlandse consumptie nog maar beperkt kan dekken, omdat de melk heel duur wordt. Melk uit Duitsland en Denemarken, op korte afstand van Nederland, zal aantrekkelijker geprijsd blijken voor consumenten.

Drie scenario's
In het eerste scenario blijven kalveren hun hele leven op een melkveehouderijbedrijf, wordt weidegang gestimuleerd, krijgen de dieren onbeperkt drinken en zachte en grotere ligplaatsen, en mag het transport naar het slachthuis niet langer dan vier uur duren. Als bedrijven kalveren willen importeren moeten die in het land van herkomst dezelfde omstandigheden hebben gehad. De bestaande kalvermesterijen verdwijnen in dit scenario net als de verzamelcentra en de langeafstandstransporten. Dit model zorgt voor ingrijpende veranderingen voor melkveebedrijven.

In het tweede scenario blijven kalveren minimaal drie maanden op een melkveebedrijf, nu is dat veertien dagen. Daarna mag het kalf naar een kalvermesterij. Intensieve samenwerking tussen melkveehouder en de kalfsvleessector moet zorgen voor een verbetering van de gezondheid en het welzijn van de dieren. De kalverhouderij wordt in dit model flink ingekrompen en ook dit model zorgt voor grote veranderingen in de melkveehouderij. De import van kalveren is ook hier alleen mogelijk als het land van herkomst aan dezelfde voorwaarden voldoet.

Het derde scenario sluit aan bij de plannen voor kringlooplandbouw van de minister en gaat uit van een "regionaal georiënteerde korte kalverketen". De maximale transportafstand van melkveehouderij naar de kalverhouder wordt 100 kilometer. De instroom naar de kalverhouderij gaat naar behoefte per kalf, nu worden complete stallen in een keer vervangen met nieuwe kalveren. Kalverhouders moeten zich in dit scenario meer over Nederland verspreiden en import is alleen mogelijk in de grensstreken uit buurlanden.

De kalverhouderij vindt dat ze het nu al goed doet:



Dit artikel afdrukken