Dat zeiden op Foodlog onlangs Marc van der Lee en Hans Pollemans. Wat onderbouwt hun stelling?
Plofkip is een ingeburgerd begrip. Het P-woord raakte ooit in zwang door een taalvondst van journalist Wouter Klootwijk. Hij duidde er de wonderlijk snelle groei van een kuikentje tot een slachtrijpe kip mee.
Zo'n dier ontwikkelt zich in minder dan zes weken (ca. 40 dagen) van een bolletje dons van ca. 25-30 gram tot een dier van 2,2-2,4 kilo. Het gewicht van het beestje verhonderdvoudigt bijna. Dat is een veredelingsprestatie van jewelste, want een kip in de natuur doet er maanden over om groot te worden.
Het moderne beestje groeit zo hard dat je het als het ware van dag tot dag kunt zien gebeuren. Klootwijk zelf gebruikt ook wel het woord 'racegroeier'.
Wakker Dier
Wakker Dier koos het woord in zijn campagnes tegen vleeskip die geen ster van de Dierenbescherming heeft. De organisatie wil dat kippen minimaal één ster hebben. Dat betekent dat ze van een trager groeiend ras moeten zijn, wat ouder moeten kunnen worden, meer ruimte hebben én een beschermde uitloop naar buiten.
Foodlog gebruikte de prefix plof- in een berichtje dat informeerde over het kerstaanbod van kalkoen in de Nederlandse supers. De 'plofkalkoen' - ook een snellere groeier die in hoog tempo vlees aanzet - verdwijnt uit de winkels zei het bericht. Niet-plofkalkoenen moeten van de Dierenbescherming minimaal 126 (hanen) of 98 dagen (hennen) oud zijn. Dat verschilt nog niet heel veel van de P-kalkoen, zodat het tragergroeiende dier doorgaans wat lichter is.
Onze commentatoren Pollemans en Van der Lee protesteerden tegen al dat ge-P.
Van der Lee merkte op: “Plofkalkoen”, “ploffers”.... de redactie van Foodlog papegaait Wakker Dier na. Wat voegt deze framing toe?
Pollemans lanceert een stelling: "De obscure kracht van Wakker Dier en activisten is vrijwel zonder uitzondering gebaseerd op suggestief (Goebbeliaans) taalmisbruik. Het woord plofkalkoen is taalkundig een bewust suggestieve foute benaming, met het strategische marketingdoel van Wakker Dier de zaak erger voor te stellen. Ze ploffen niet."
Het P-woord is ingeburgerd en staat nog altijd voor wat Klootwijk bedoelde: het dier groeit snel. Het ontploft niet, het blaast zich wonderlijk snel op tot vooral grote borstfilets. Daar houden we hier tenslotte zo van.
Welke objectieve discussie?
Het P-woord stigmatiseert inmiddels, maar dat doet het begrip 'oude vervuilende diesel' toch ook? Die mogen de binnensteden niet meer in, terwijl het auto's zijn die - dat geven de objectief rekenende energiekenners inmiddels wel toe - vrijwel zeker een gunstiger totale CO2-uitstoot per kilometer hebben dan nieuwe elektrische auto's omdat de levensduurverlenging het vervuilende bouwproces en de niet-recycleerbare accu van een heel nieuw en snel verouderend wagenpark voorlopig vermijdt.
Minder gemotoriseerd eigen vervoer in de stad is objectief een veel betere oplossing. Toch accepteren we het 'oude vervuilende diesel'-woord. In de stad zorgen elektrische auto's immers voor een lagere concentratie aan uitlaatgassen. Ook al is het milieu er niet mee geholpen, oude diesels uit de stadscentra verbannen, is beter voor de volksgezondheid vanwege het vermijden van fijnstof. Dat scheelt kankergevallen en is een objectief voordeel.
Wie het P-woord niet wil horen, lijkt te willen zeggen dat er geen objectief voordeel in zijn tegengestelde - de trage groeier - zit. Het is tevens een ontkenning van de realiteit op het supermarktschap: plofkippen zijn daar vrijwel uit verdwenen, al worden ze nog volop in Nederland geproduceerd.
Wat ik mij afvraag: welke objectiverende discussie wil je voeren als je het P-woord niet wilt horen, maar weet dat die uit het aanbod is verdwenen en verder aan het verdwijnen is?
Dit artikel afdrukken
Zo'n dier ontwikkelt zich in minder dan zes weken (ca. 40 dagen) van een bolletje dons van ca. 25-30 gram tot een dier van 2,2-2,4 kilo. Het gewicht van het beestje verhonderdvoudigt bijna. Dat is een veredelingsprestatie van jewelste, want een kip in de natuur doet er maanden over om groot te worden.
Het moderne beestje groeit zo hard dat je het als het ware van dag tot dag kunt zien gebeuren. Klootwijk zelf gebruikt ook wel het woord 'racegroeier'.
Wakker Dier
Wakker Dier koos het woord in zijn campagnes tegen vleeskip die geen ster van de Dierenbescherming heeft. De organisatie wil dat kippen minimaal één ster hebben. Dat betekent dat ze van een trager groeiend ras moeten zijn, wat ouder moeten kunnen worden, meer ruimte hebben én een beschermde uitloop naar buiten.
Foodlog gebruikte de prefix plof- in een berichtje dat informeerde over het kerstaanbod van kalkoen in de Nederlandse supers. De 'plofkalkoen' - ook een snellere groeier die in hoog tempo vlees aanzet - verdwijnt uit de winkels zei het bericht. Niet-plofkalkoenen moeten van de Dierenbescherming minimaal 126 (hanen) of 98 dagen (hennen) oud zijn. Dat verschilt nog niet heel veel van de P-kalkoen, zodat het tragergroeiende dier doorgaans wat lichter is.
Onze commentatoren Pollemans en Van der Lee protesteerden tegen al dat ge-P.
Van der Lee merkte op: “Plofkalkoen”, “ploffers”.... de redactie van Foodlog papegaait Wakker Dier na. Wat voegt deze framing toe?
Welke objectiverende discussie wil je voeren als je het P-woord niet wilt horen, maar weet dat die uit het aanbod is verdwenen en verder aan het verdwijnen is?'Obscuur en Goebbelliaans'
Pollemans lanceert een stelling: "De obscure kracht van Wakker Dier en activisten is vrijwel zonder uitzondering gebaseerd op suggestief (Goebbeliaans) taalmisbruik. Het woord plofkalkoen is taalkundig een bewust suggestieve foute benaming, met het strategische marketingdoel van Wakker Dier de zaak erger voor te stellen. Ze ploffen niet."
Het P-woord is ingeburgerd en staat nog altijd voor wat Klootwijk bedoelde: het dier groeit snel. Het ontploft niet, het blaast zich wonderlijk snel op tot vooral grote borstfilets. Daar houden we hier tenslotte zo van.
Welke objectieve discussie?
Het P-woord stigmatiseert inmiddels, maar dat doet het begrip 'oude vervuilende diesel' toch ook? Die mogen de binnensteden niet meer in, terwijl het auto's zijn die - dat geven de objectief rekenende energiekenners inmiddels wel toe - vrijwel zeker een gunstiger totale CO2-uitstoot per kilometer hebben dan nieuwe elektrische auto's omdat de levensduurverlenging het vervuilende bouwproces en de niet-recycleerbare accu van een heel nieuw en snel verouderend wagenpark voorlopig vermijdt.
Minder gemotoriseerd eigen vervoer in de stad is objectief een veel betere oplossing. Toch accepteren we het 'oude vervuilende diesel'-woord. In de stad zorgen elektrische auto's immers voor een lagere concentratie aan uitlaatgassen. Ook al is het milieu er niet mee geholpen, oude diesels uit de stadscentra verbannen, is beter voor de volksgezondheid vanwege het vermijden van fijnstof. Dat scheelt kankergevallen en is een objectief voordeel.
Wie het P-woord niet wil horen, lijkt te willen zeggen dat er geen objectief voordeel in zijn tegengestelde - de trage groeier - zit. Het is tevens een ontkenning van de realiteit op het supermarktschap: plofkippen zijn daar vrijwel uit verdwenen, al worden ze nog volop in Nederland geproduceerd.
Wat ik mij afvraag: welke objectiverende discussie wil je voeren als je het P-woord niet wilt horen, maar weet dat die uit het aanbod is verdwenen en verder aan het verdwijnen is?
Nog 3
Je hebt 0 van de 3 kado-artikelen gelezen.
Op 2 oktober krijg je nieuwe kado-artikelen.
Op 2 oktober krijg je nieuwe kado-artikelen.
Als betalend lid lees je zoveel artikelen als je wilt, én je steunt Foodlog
Lees ook
Dick Belderbos als er iemand goed is in primitieve verdachtmakingen ben jij dat, de veehouderij, cda politici, akkerbouwers, bestrijdingsmiddelenfabrikanten, suikerindustrie, Louise Fresco en in het speciaal Aalt Dijkhuizen. Maar ja sommige dieren zijn gelijker dan andere dieren
Als reactie op #20 : Dick, dat er geen welzijnsbezwaren meer zijn kunnen we niet stellen. Wel kwam naar voren dat er op het gebied van fokkerij veel verbeteringen zijn doorgevoerd, waardoor het wellicht zo is dat we de fokkerijgerelateerde welzijnsaanastingen, waar de plofkip voor een groot deel aan is gerelateerd, grotendeels (maar nog niet helemaal) kwijt zijn in de vleeskuikens (voor ouderdieren ligt het anders). Managementeffecten hebben ook invloed op het dierenwelzijn. Pootproblemen, die in de reactie van Dick Belderbos #23 worden genoemd zijn daar onder andere een voorbeeld van. We kunnen dus niet stellen dat er geen zorgen meer zijn, want er is veel meer dat voor een welzijnsaantasting kan zorgen. Denk, naast huisvesting, ook aan vangen, transport en slachten.
Als reactie op #21 : onder andere volksgezondheid is hoe de aanwezige stakeholders in de brainstorm naar dit aspect keken. Ze zien daar dus allemaal ruimte voor verbetering (van een 7 naar een 10). Dit was verder geen onderdeel van de quick scan zelf, maar diende om dierenwelzijn in de context van andere duurzaamheidsaspecten te plaatsen.
Zoals inderdaad in de reactie van Hans #22 staat, kan het zo zijn dat er, naast of los van een dierenwelzijnsprobleem, een moreel probleem is dat verder gaat dan dierenwelzijn. Hier gaat het meer over respect voor het dier, respect voor natuur etc. Dit is ook zeker een onderwerp waar ook een gesprek over gevoerd moet worden. Hoe ver willen we gaan met dieren? Wat vinden we nog acceptabel? We moeten die discussie echter niet steeds mixen met de discussie over dierenwelzijn. Het zou goed zijn om in de dialoog dit onderscheid te maken en ruimte te bieden voor beide thema's. Voor wat betreft dierenwelzijn, hanteren wij vanuit CenSAS de diergeneeskundige definitie van dierenwelzijn. Deze luidt: een dier verkeert in staat van welzijn wanneer het zich actief kan aanpassen aan de levensomstandigheden en daarmee een toestand kan bereiken die het als positief ervaart. In de quick scan hebben we ook gekeken naar welke definities er nog meer worden gehanteerd in de literatuur en dit hebben we de stakeholders ook gevraagd. Vervolgens hebben we aan de hand van de thema's uit Welfare Quality de literatuur geordend en stakeholders gevraagd naar hun mening. We vroegen dus bijvoorbeeld hoe de stakeholders naar welzijn kijken binnen het thema 'goede voeding' of binnen 'goede gezondheid'.
Ik hoop dat ik een en ander heb kunnen verduidelijken. Met de quick scan hebben we een eerste verkenning gemaakt van het thema. Hij is dus niet 100% volledig en geeft op heel veel vragen geen antwoord. In ieder geval hebben we stakeholders (zowel uit sector, onderzoek als Ngo's) bij elkaar gebracht en is er een dialoog gevoerd. Ik denk dat dit een eerste stap in de goede richting is.
Beste Hans,
Mevrouw de Jong heeft een paar jaar terug een poging gedaan kippenwelzijn min of meer objectief te meten.
Daar is overigens nog wel het eea. aan op te merken.
Zo mat zij stalklimaat aan de hoeveelheid stof op een plankje.
En "ongediertievrij" zat daar niet eens bij.
Desalniettemin constateerde zij, een onverdachte WUR-wetenschapper, onder andere pijnpuntjes, dat meer dan de helft van de kippentjens niet goed kon lopen, o.m. door de voetblaren tgv. de uitwerpselen waar ze hun hele leventje in verkeren.
En schei toch een keer uit met je primitieve verdachtmakingen van clubs als Wakker Dier, Hans.
... en met je misplaatste taalpurisme. Kom dan eens met onjuistheden in hun uitingen.
#Allen
Wat Maite stelt, beschreef ik in #12 .
En dat proces loopt al lang. Als ik de ‘snelle groeiers’ van 20 jaar geleden vergelijk met die van nu, dan zie je al grote verschillen. Zeker in België, dat zelfs nog een twijfelachtiger historie m.b.t. kippenkweek heeft, door gerommel met hormonen.
De consument ziet kwaliteitsverbetering niet. Die kan het ook niet zien, want het aantal consumenten dat een kip koopt, is nu volkomen te verwaarlozen. Minder dan 1%. Moet haast wel. Ik tel bij ‘Appi Xmas’ in z’n grootste winkel hier 2-3 hele kipjes, en 5 strekkende meter allerlei stukken en stukjes onder versluierde namen.
De vraag die relevant is, is wat Dennis in #18 zich afvraagt.
“Stel dat kippen in een laboratoriumomgeving met allerlei 'innovatieve' foefjes in 10 dagen opgekweekt zouden kunnen worden tot slachtrijpe kippen, zouden we dat acceptabel vinden? En als het werkelijk kweekvlees is, dat het geen beest meer is? Waar leggen we de grens? Gaat het om efficiëntie, puur om de mens te voeden?”
Die vraag raakt mijn en Maite’s opmerking
Met zo’n terecht vraag, moet je consequent blijven:
Zijn we de mist in gegaan met de genetische selectie van vrouwelijke runderen ? Komt straks “Wakker Dier’ die protesteert tegen de ‘onnatuurlijke’ melk-afgifte. Extreme vega’s benoemen dat al.
Het is al duizenden jaren juist de mens, die meest creatief de natuur naar zijn hand zet, en dat heel slim doet, en soms, helaas, ook op een enorme stupide wijze.
Altijd en continue kom je terug op één (filosofische) hamvraag: Is de mens gerechtigd in te grijpen in de natuur ? Nee ? Verbied dan ook alle ontwikkelingen op gebied van geneeskunde, stop kankeronderzoek en verouderingsziekten, en accepteer dan ook, dat het meest natuurlijke verloop van het menselijk leven behoort te eindigen in een pijnlijk falen van geest en vlees. Of, als je geluk hebt, in ’n ‘plof’…. Of toch liever niet ? Ligt de grens op alles wat buiten de mensen deel uit maakt van de natuur ? Dan moeten we terug in de tijd.
Vraag aan Maite #19 ,
Hoe determineer je ‘dierenwelzijn’
Ik heb je link gevolgd.
Ik zou graag een aantal objectieve graadmeters zien voor dierenwelzijn; zoals ruimte, voedselgeschiktheid en beschikbaarheid, ongediertevrij, luchtkwaliteit etc. etc.
De discussie, zoals Wakker Dier die aanjaagt, is gebaseerd op subjectieve aspecten, wat ook blijkt uit hun cartoons en marketing; kippen kijken verveeld, somber, ‘wensen’ een beter en vooral langer leven.
Her frappante is dat dat die subjectieve projectie de gangmaker blijkt onder consumenten voor begrip voor Wakker Dier, terwijl ‘welzijn’ voor kippen eerder gebaseerd is op fysieke omstandigheden, die los staan van cognitieve waarneming, ‘waardering’ en pretgevoelens en retrospectie.
Wakker Dier verleidt consumenten tot gevoelens voor dieren vanuit een menselijke projectie.
Hoe zie jij dat ?
Onduidelijk hoe die CenSAS stakeholdergroepen ingedeeld zijn, ze zijn het opvallend
eens over de suboptimale volksgezondheidsaspecten van de huidige pluimveehouderij
(die overigens voor het overgrote (export)deel nog steeds ploft).
Recent trof Kluytmans nog MCR-1 Colistineresistente bacteriën aan op een KWART van de kipfiletjes in Hollandse supers, met opvallende verschillen tussen de diverse supers onderling.
Wat zou jij ervan vinden, @MaitevanGerwen, als de Hollandse supers er net zoals Marks & Spencer, toe zouden overgaan het antiboticagebruik van die kip in NL-supers te publiceren?