Als arts-in-opleiding was ik diep onder de indruk van het verval van een oud-collega. De man was, zo vertelde hij mij, na een familiedrama aan lager wal geraakt. Hij begon te drinken, verloor zijn baan en zijn huwelijk met een adellijke dame liep op de klippen. Uiteindelijk heeft zijn zoon, die werkte op onze universiteit hem laten opnemen op de afdeling psychiatrie, alwaar hij mij werd toegewezen als ‘mijn’ examenpatiënt. Als oud-collega werkte hij graag mee aan dit examen en hij gunde mij een beter leven dan hijzelf had genoten. Dat zo’n welbespraakte, intelligente man, een collega nota bene, zo diep was gevallen, vond ik verbijsterend. Ik weet nog dat ik een aantal aspecten in zijn verhaal wat zwaar aangezet vond, maar de werkelijkheid kan soms nog onwezenlijker zijn dan de wildste fantasie. Ondanks mijn jeugdige naïviteit voelde ik ook enige nattigheid. Ik vroeg mijn patiënt daarom of hij misschien niet een beetje overdreef en zonder aarzelen beaamde hij dat. Maar hij voegde eraan toe dat hij het ergste nog niet had verteld. Nadat ik zijn hele geschiedenis op papier had gezet en een diagnose probeerde te stellen, wees de hoogleraar psychiatrie van het academisch ziekenhuis ‘Dijkzigt’ (1980-81) mij er fijntjes op dat ik wel heel ver was mee gegaan in de waan van deze man. De patiënt was namelijk geen oud-collega en zijn zoon werkte ook niet op universiteit en zijn vrouw was niet van adel, maar zijn verhaal betreffende het alcoholmisbruik was wel juist. Misschien confabuleerde de man wel, suggereerde de professor. En had ik de diagnose pseudologica phantastica ook in mijn differentiaal diagnose opgenomen? Nee, daar had ik geen seconde aan gedacht, want het verhaal van de man was zo geloofwaardig en op het eerste gezicht ook nog eens controleerbaar. Ik kende de adellijke familie en ik wist wie zijn zoon was (dat bleek overigens later zo te zijn).

Ik weet niet meer of mijn examenpatiënt aan pseudologica phantastica leed. Maar mooie verhalen vertellen, dat kon hij. Nu meer dan 30 jaar later bekruipt me dat gevoel uit de jaren 80 wederom.

Kris Verburgh schreef een boek over het heelal met de titel ‘Fantastisch’. De titel is correct, want het heelal is fantastisch en dat is het menselijk lichaam ook. Ook schreef hij een bestseller over voeding en veroudering, gebaseerd op wetenschappelijke gegevens. Ik heb dat boek niet gelezen, hoe kan ik dan een mening hebben over de Voedselzandloper, zult u zeggen? Ik ga af op wat hij op zijn website heeft geplaatst. Ook heb ik foodlog.nl en joop.nl er op nagelezen en heb een youtube filmpje van één van zijn lezingen bekeken. Op basis van die informatie zeg ik u dat er iets niet klopt in het verhaal van Kris Verburgh.

Een aantal van zijn uitspraken is zo waar als een koe. Meerdere proefdiermodellen laten zien dat calorierestrictie bijdraagt aan ‘longevity’, zeg maar anti-aging. Dat is aangetoond bij gisten, wormen, fruitvliegjes en zelfs bij apen. Vorig jaar op de meeting van de Endocrine Society in Boston vertelde prof. Rozalyn Anderson heel boeiend dat haar muizen en apen die ondervoed werden er op oudere leeftijd veel jonger uitzagen. De plaatjes die zij toonde van haar ondervoede, oude apen waren overtuigend. Ik denk, of beter ik geloof, dat voeding en met name overvoeding leidt tot een enorme stress binnen onze cellen. Calorierestrictie leidt tot een verminderde oxidatieve stress en een herprogrammering van het energiemetabolisme volgens prof. Anderson . Zij toonde aan dat allerhande ontstekingsmediatoren in het vetweefsel werden ‘ge-down-regulated’ door calorierestrictie. Een sleutelrol in het aansturen van de mitochondriën (onze energiefabriekjes) is het PGC-1α, een factor die ook betrokken is bij het vet- en koolhydraatmetabolisme. In de referenties vindt u een fantastisch overzichtsartikel van haar hand. Prof Anderson heeft het over calorierestrictie en niet over malnutritie. Overigens geen woord in haar publicaties over de gevaarlijke eiwitinname van Kris Verburgh.

Soms klonteren eiwitten volgens Kris Verburgh (bedoeld wordt waarschijnlijk dat ze verkeerd vouwen) en zijn geassocieerd met dementie, hij zegt dat komt omdat mensen te veel eiwitten eten. Er is geen deugdelijk bewijs voor die uitspraak. Trouwens wat is teveel? Hoe ongezond zijn eiwitten? Volgens foodlog.nl beweert Kris Verburgh dat elke student geneeskunde leert dat een te hoge proteïne-intake slecht is voor diverse organen. Dagelijks spreek ik recent afgestudeerde artsen die mij nog niet kunnen vertellen hoeveel eiwitten een gemiddelde Nederlander (of Belg) eet. Volgens het RIVM rapport ‘Ons Eten Gemeten’ is de gemiddelde inname voor volwassen mannen rond de 100 gram per dag. Overigens is er geen wetenschappelijke bewijs of 1, 2 of 3 gram eiwit per kg lichaamsgewicht schadelijk is of dat eiwitten bijdragen aan een verminderde ‘longevity’.

Dat suikers in hoge hoeveelheden onder bepaalde condities een ‘beetje’ ongezond zijn, weten we allemaal. Met name fructose heeft het zwaar te verduren in de wetenschappelijke en lekenpers . Maar om nu te zeggen dat suikers in hun eentje verantwoordelijk zijn voor aderverkalking en voor zo’n beetje alle ellende in de wereld, dat gaat zelfs Gary Taubes te ver. Kris Verburgh heeft gelijk als hij stelt dat we in voedingsland door de bomen het bos niet meer zien, we zijn inderdaad de weg kwijt. Want wat gisteren gezond was (‘melk de witte motor’) is vandaag ongezond (‘van melk krijg je kanker’). We zijn misschien de weg kwijt, want zekerheden van vroeger zijn de onzekerheden van vandaag. Maar ik vertrouw de TomTom van Kris Verburgh niet, die is het contact met de satelliet in het fantastische heelal verloren. Daarmee gaan we de weg dan ook niet vinden. Hij misbruikt observationeel onderzoek net zoals de lekenpers dat doet.

Observationeel onderzoek is op zoek naar verbanden, het toont relaties aan en niet meer dan dat. Maar of relaties oorzakelijk zijn, is uitsluitend met randomised controlled (RCT) onderzoek te bewijzen. Binnen de voedingskunde zijn die laatste studies bijzonder schaars en bevestigen zelden de fraaie relaties die het observationeel onderzoek wél suggereerde. Omdat de resultaten uit observationeel onderzoek vaak spectaculair zijn en die van de RCT’s meestal niet, krijgen de observationele studies de meeste aandacht. Bevindingen uit observationeel onderzoek krijgen zowel in de wetenschappelijke media als in de lekenpers dan vaak het predicaat: er is bewezen dat ….. en ‘van chocolade val je af’, ‘van melk krijg je kanker’ en ‘van lijnen word je dik’. Kris Verburgh is niet de enige die deze misstanden aan de kaak stelt (zie oratie Prof Kerstens ), maar tegelijkertijd doet Verburgh er in zijn media-uitingen ongegeneerd aan mee. Dat is misschien fantastisch voor de verkoop, maar druist in tegen de wetenschappelijke logica. Ik citeer zijn website: ‘Waarom een dagelijkse portie walnoten de kans op een hartaanval met de helft vermindert en een dagelijks glas fruitsap 76 % minder kans geeft op alzheimer’. U vindt deze uitspraken op zijn website voedselzandloper.com.

Ik denk dat ik het boek van Kris Verburgh niet ga aanschaffen. Niet omdat hij lijdt aan pseudologica phantastica (zoals u weet is die diagnose is niet mijn sterkste kant), maar omdat zijn uitlatingen wel fantastisch pseudologisch op mij overkomen.

Referenties:
1. http://tpx.sagepub.com/content/37/1/47.full.pdf

2. http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pmc/articles/PMC2673878/?tool=pmcentrez

3. http://www.nature.com/nature/journal/v482/n7383/full/482027a.html

4. http://resource.wur.nl/wetenschap/detail/voedingsprof_wees_voorzichtig_met_publiciteit/


Fotocredits: Pierre-Yves Donzé, Fantasme
Dit artikel afdrukken