Tien jaar geleden stond hier in Laken nog een tripier op de markt. Hij had, naast fabuleuze worsten, onglet en stoofvlees van de kaak, ook altijd uier. Vandaag is hij verdwenen en ik hoor van die zeldzame andere uierliefhebbers om me heen hoe moeilijk er nog te vinden is.
Het wordt nog vreemder. Zelfs in de literatuur valt er nauwelijks wat over uier te vinden. Geen kookboek uit de oude doos waar er iets over in staat. Zelfs de vertrouwde Time-Life-uitgave over ‘les abats’ vernoemt van alles, van testikels over merg en milt tot de staart... maar geen uier.
Dit verbaast mij ten zeerste. Uier eten was vroeger toch geen zeldzaamheid? Men vond het niet bij alle slagers, maar meestal hoefde men toch ook geen halve dag te zoeken naar enkele sneetjes uier. Vandaag wel. Triperie was natuurlijk van oudsher volksvoedsel. Het gaat om die delen van de slacht die moeilijk bewaren en in de steden onder het volk via een goed georganiseerd netwerk snel werden verdeeld. In Brussel werd ‘slachtafval’ vaak klaargemaakt in de volkscafés, op slachtdagen. Verschillende delen werden apart gebakken of gekookt, maar ook wel samen gestoofd. Dit zorgde in Brussel voor de vandaag schier mythische choesels au madère, een mengsel van allerhande slachtafval met maderasaus.
Men vindt voor alle andere slachtdelen overvloedig recepten, voor uier geen of nauwelijks. Zo eenvoudig klaar te maken was het, zo banaal, dat een schrijvende kok het niet nodig vond om uierrecepten te publiceren. In het oude Engeland vermeldde Samuel Pepys, een Brits notabele uit de zeventiende eeuw, in zijn dagboek dat hij in zijn club udder ging eten. Dat is al geen volksvoedsel meer. De uier werd ook wel vermengd met gekookte tong opgediend, wat een grappig spel van licht en donker vlees, versneden als dobbelsteentjes, opleverde. Aan het Britse hof was het een eeuw later nog de gewoonte dat de leverancier van de runderen al de ingewanden (offal) weer meenam na de slacht. Maar voor uier werd er expliciet een uitzondering gemaakt. Die moest blijven!
In onze literatuur blijft het stil. Enkel Louis Paul Boon vond uier lekker. Zo lekker dat hij er in zijn Eten op zijn Vlaams (1972) twee hoofdstukken aan wijdde.
Ik hoorde dat goede uier afkomstig moet zijn van (nog) werkende melkkoeien. Afgeschreven melkkoeien hebben afgeschreven uiers. Dat is logisch, want ze worden juist voor die uiers in leven gehouden. Welke boer bij al zijn verstand doet nu een gezonde koe in volle melkproductie weg? Vaarzen hebben nog niets te bieden. Stieren uiteraard ook niet. Bij vleeskoeien wordt de ontwikkeling van de uier onderdrukt (drooggezet) opdat alle groei naar het karkas zou gaan. Het is op onze zoektocht naar uier dus wachten tot er eens een gezonde koe ‘van de camion valt’. Dat laatste is letterlijk te nemen. Zulke uiers komen op de markt bij noodslachtingen (gebroken poten, verwondingen...). In de gewone economie van de koe is er geen plaats om dieren te slachten buiten hun gewone opbrengstcurve. Er is in het hele kweekproces, dat zó al nauwelijks een cent opbrengt voor de boer, echt geen plaats om er zomaar een koetje met een mooie uier uit te halen. En van andere slachtdieren? Van geiten- of paardenuiers heb ik nog geen spoor gevonden.
Maar zo nu en dan ligt er bij de slager een gekookte uier te lachen naar de mensen. Mooi geel van kleur, melkwit romig. De slager heeft ze doorgaans zelf gekookt, we zien dus kwaliteitsverschillen van winkel tot winkel. Te kort gekookt en de uier is nog hard. Te lang en hij wordt draderig. Uier koken is specialistenwerk. Het gebeurt in bouillon en duurt wel een uur of vijf. Dat zou een mens nog niet verwachten van zo’n zacht klierweefsel. Het vlees is licht vergelijkbaar met zwezerik, maar met nog een hint van de smaak van melk.
Koop goede gekookte uier in sneetjes van een kleine centimeter dik om koud te eten. Snij dit thuis in blokjes en strooi er gul fijn zout over. Dat laatste hoeft niet, maar uier geeft zijn smaak niet graag af. Dat snuifje zout doet een klein mirakel! Het alternatief is een iets dunnere (halve centimeter) schel uier te bakken in de pan met een klein beetje boter. Net genoeg om doorwarm te maken en lichtjes te bruinen. Peper, zout. Het uiervlees wordt gebakken nog wat zachter. Dát op een boterham, met enkele druppeltjes van het bakvet erbij, is de hemel op aarde. Gebakken uier met een goede puree, het liefst op basis van karnemelk, is een wonder. Versier met peterselie. Smakelijk.
Nick Trachet © Brussel Deze Week
Fotocredits: Nick Trachet
Op 11 april krijg je nieuwe kado-artikelen.
Als betalend lid lees je zoveel artikelen als je wilt, én je steunt Foodlog
Harry, er wordt niets weggegooid. Maak je daar geen zorgen over.
Wat zou je willen? Een groepje mensen dat uier bestelt en onderling verdeelt omdat 1 uier pp te veel is?
Ik denk dat iedere slager die zijn vak nog verstaat je aan een uier kan helpen. Het enige wat je nog hoeft te doen is daar 1 of 2 anderen bij te halen.
Als je het publiek weer aan de smaak wil laten wennen, moet je ervoor zorgen dat de uier hip. Dat kunnen jonge chefs die 'iets anders' op de kaart willen om klanten te trekken.
In een Utrechts restaurant hier in de buurt, de Goesting, staat het vaak op de kaart, behalve toen Joel Broekaert daar ging kijken voor zijn krant, had die even pech! " Incourant deel" zo kenschetste Joel het uier (en zelfs de niertjes, idd, tijden niet meer gezien ergens, worden natuurlijk ook ergens anders in gestopt).
Ik ben 78 en heb nog steeds de smaak van gekookte uier in mijn mond. Het is gewoon een delicatesse. Bij ons was het ontdekt, kort na de oorlog, toen een man uit Deurn
(Antwerpen) naar de slachterij ging om het orgaanvlees op te halen want hij had gehoord dat de mensen van die slachterij dat allemaal weggooiden. Van dat slachtafval kookte hij soep en ging van deur tot deur met oude melkkannen vol soep. Dat was de later bekende Soep Van Boom uit de Palinckxstraat in Deurne. Het vlees echter gooide hij weg. Een vriendin van mijn moeder ontdekte dat en ging het vragen en ze kreeg alles mee. Hart, lever, tong, uier enz. Dat was bij ons smullen. Maar zo was het ook met "zalmgraatjes".
Wanneer de zalm gerookt was werden de graatjes verwijderd maar hing nog tamelijk vol met vlees. Dat gingen wij halen in een grote viswinkel op het Astridplein in Antwerpen. Enkele jaren later moesten we echter al twintig frank betalen voor een zakje van 250 gram !!!
Mijn dochter is van 1968 maar kent gekookte uier ook nog goed. Zouden we niet een geinteresseerde groep kunnen oprichten om dat weer onder de mensen te brengen ?
Ik weet uit goed ingelichte bron dat tegenwoordig al het slachtafval verwerkt wordt in voornamelijk worsten, in het bijzonder bij Mora. Misschien, als er genoeg liefhebbers zijn, kunnnen we dat terughalen ?
Graag enige reactie,
Harry