RENURE lost niks op
Ondanks mestoverschotten geven veel boeren, naast dierlijke mest, ook stikstof in de vorm van kunstmest of via met vlinderbloemigen gebonden luchtstikstof. Daar is niks mis mee omdat de stikstof-fosfaatverhouding in alleen mest niet aansluit bij wat de meeste gewassen nodig hebben. Als je stikstof terug weet te winnen uit je overtollige mest via strippen of andere manieren van scheiding, hoef je als boer minder kunstmest aan te kopen. Minister Adema meldde vorige week daarom met trots dat deze stikstof met de naam RENURE binnenkort van Brussel gebruikt mag worden. Hij nam, naar verluidt, zelfs het woord kringloop in de mond terwijl die overtollige mest via voerimport elders in de wereld gemaakt is met….kunstmest.
Laten we voor het gemak aannemen dat Brussel niet alsnog strenge eisen stelt aan de zuiverheid, de concentraties en de dosering van RENURE in relatie tot de mestgift. Dan nog geldt dat tegenover de bespaarde kunstmest bij de gebruikers van RENURE een vergrote kunstmestbehoefte bestaat bij de afnemers van het resterende mestoverschot. Het restproduct bevat immers minder stikstof omdat die er uit gehaald is voor de productie van RENURE. Bovendien kost de productie van RENURE veel energie. Natuurlijk kun je de productie van RENURE combineren met mestvergisting en kan je zo je eigen energiebehoefte dekken. Maar ook dat is niet gratis want die energie had je ook kunnen verkopen (‘opportunity costs’). Hoe dan ook mag de belastingbetaler ook nog eens financieel bijdragen aan deze ‘innovatie’ via SDE, MIA Vomil en andere fiscale faciliteiten.
Het grootste probleem blijft echter dat het aanstaande gebruik van RENURE de landbouw intensief laat blijven in gebieden waar nitraat en ammoniak al decennialang een hardnekkig probleem zijn.
Aan de stikstofbehoefte van melkveehouders komt RENURE tegemoet, maar aan de fosfaatbehoefte van grasland niet. Daaraan voorzag alleen derogatie. Als overheid en sector strenge eisen hadden gesteld aan degenen die derogatie zeiden te verdienen, hadden we die derogatie mogelijk voor een beperkte groep kunnen behouden.
Jaap Schröder, Harderwijk