Over auto’s. Nog steeds zijn het dingen die meer willen zijn dan nuttig gereedschap. Statussymbolen.
Elektrische auto’s kunnen razendsnel optrekken, worden er om geprezen in reclame en door autorecensenten. De berijders doen het ook; scheuren.
Ongelijke snelheden op een weg zijn levensgevaarlijk. En daar is niets aan te doen. Tot het verboden wordt om auto’s te maken die harder kunnen dan 100.
Gek idee? Welnee. Snorfietsen mogen tot 25 (en dat is zelfs link snel).
Wat tot vrijwel geen autorijder doordringt: de gemiddelde snelheid waarop een afstand (naar werk, naar de supermarkt, naar opoe) wordt afgelegd. Dat gemiddelde is minder te beïnvloeden door de chauffeur dan zij denkt. En ook lager dan zij inschat. En het wonderlijke: bij een behoorlijk lagere toegestane maximum snelheid gaat dat gemiddelde nauwelijks mee omlaag. Andersom: als je onderweg een eind 130 mag, ben je maar een minuutje eerder thuis, vergeleken bij 100.
Een maximum van 80 en op veel meer wegen 50 of minder, maakt het verkeer veiliger, iets minder vervuilend en je bent toch bijna even snel waar je wezen wil.
Maar gratis openbaar vervoer en dat tot in alle dorpen van Europa, dat scheelt echt.