In het debat over biobrandstoffen draait het maar al te vaak om 'voedsel versus brandstof'. Ten onrechte, zegt branche-organisatie ePURE. Er is juist sprake van een win-winsituatie. Dat zouden de cijfers over 2022 laten zien. Wat kanttekeningen zijn op hun plek.
"De belangrijke bijdrage van de Europese hernieuwbare ethanolindustrie aan de voedselzekerheid van de EU wordt soms over het hoofd gezien of verkeerd voorgesteld in het debat over biobrandstoffen," zegt David Carpintero, algemeen directeur van ePURE, bij de presentatie van de cijfers over afgelopen jaar. "Door de productie van plantaardige eiwitten voor voedsel en diervoeder, naast brandstofethanol met broeikasgasbesparing en opgevangen biogene CO2, is binnenlandse ethanolproductie een win-winsituatie voor de energieonafhankelijkheid en voedselzekerheid van Europa."

Volgens de European Renewable Ethanol Association (ePURE) heeft de EU hernieuwbare ethanolsector in 2022 meer voedsel en diervoeder geproduceerd dan brandstof. De leden van de koepelorganisatie ePURE vertegenwoordigen 85% van de geïnstalleerde ethanolraffinagecapaciteit van de EU. De in 2010 opgerichte vereniging bestaat uit 42 lidbedrijven en dochterondernemingen die samen ongeveer 50 hernieuwbare ethanolfabrieken exploiteren in de EU en het VK.

In 2022 produceerden de ePURE-leden 5,9 miljoen ton voedsel- en voederbijproducten, waaronder vooral prima varkensvoer, naast 4,5 miljoen ton hernieuwbare ethanol. Dat betekent dat iedere liter brandstof meer dan 1,3 kilo voer als restproduct opleverde. Van die ethanol (die het hoofdbestanddeel is van E85 benzine) werd 84,7% gebruikt voor brandstof, 7,4% voor industriële toepassingen, waaronder de productie van handdesinfecterende middelen en 8% voor voedsel- en drankenproductie.

Alle gewassen die in de bioraffinaderijen van de ePURE-leden verwerkt werden, waren door Europese boeren geteeld. Die teelden voornamelijk mais (goed voor 47,8% van de gebruikte grondstoffen), tarwe (23,3%), suikers (13,9%) en andere granen en zetmeelrijke gewassen (1,9%).

Prik, planten, olie, varkens en mest
De productie van ethanol (een vervanger van fossiele benzine) leverde bovendien 1,1 miljoen ton opgevangen biogene CO2 op, door ePURE beschreven als een "strategisch binnenlands product dat fossiele CO2 vervangt in drank- en kas-toepassingen". Dat frisdrank en bier hun prik te danken hebben aan CO2 uit de fossiele industrie, weet misschien niet iedereen, net zo min als de planten in de kassen in het Westland profiteren van een pijpleiding uit Pernis. Wie die prik maakt van planten, zegt ePure, hoeft geen olie te verbranden om die prik of planten te produceren.

Frankrijk produceerde verreweg de meeste biogeraffineerde ethanol in 2022, met een productie van iets meer dan 2 miljard liter.

Over de keerzijde van de extra goedkope E85-brandstof in dat land ontstond een spannend gesprek hier op Foodlog: er is dringend behoefte aan betere regulering van het landgebruik dat biobrandstoffen vereisen. De Fransen produceerden overigens bijna twee keer zo veel als de op één na grootste producent, Duitsland, waar de productie net onder de 1,1 miljard liter lag. Op de derde plaats staat Hongarije, met een productie van iets meer dan 1 miljard liter hernieuwbare ethanol. Ierland (10 miljoen liter) en Portugal (3 miljoen liter) waren de hekkensluiters.

De vraag is natuurlijk of we zitten te wachten op extra varkensvoer en prikproductie. In een duurzame wereld houden we alleen varkens om onze resten nuttig te verwerken en daar mest van te maken waarmee we planten kunnen laten groeien. We houden ze niet om er nog meer resten voor te maken. Al evenmin maken we benzine om er prik van te maken. De leden van ePure lijken dat argument om te draaien: wie energie - of vegan havermelk - maakt, mag meer varkens eten. Maar zo is het echt niet.