Nieuw-Zeeland heeft een wereldprimeur. Vanaf 2025 gaan de boeren er een uitstoottaks betalen. Het idee is al enige tijd in voorbereiding, maar nu is de kogel door de kerk. Op een podium gebouwd van opgestapelde hooibalen verkondigden de Nieuw-Zeelandse premier, Jacinda Ardern, en drie van haar ministers dat er een prijskaartje komt te hangen aan de klimaatkosten van de landbouw. "Geen enkel ander land in de wereld heeft al een systeem ontwikkeld om de uitstoot door de landbouw te beprijzen en te verminderen, dus onze boeren zullen profiteren van het feit dat zij de eerste zijn", aldus Ardern. "Het terugdringen van emissies zal Nieuw-Zeeland helpen om niet alleen de beste ter wereld te zijn, maar ook de beste voor de wereld."
Nieuw-Zeeland telt slechts 5 miljoen mensen, maar er lopen ook 10 miljoen stuks vlees- en melkvee rond en nog eens 26 miljoen schapen. De landbouwsector in Nieuw-Zeeland is van vitaal belang voor de economie; zuivelproducten vormen het belangrijkste exportproduct van het land (denk aan zuigelingenvoeding voor China). De keerzijde van deze hoge productiviteit is dat helft van de uitstoot van broeikasgassen van het land afkomstig is van boerderijen. Ter vergelijking: in Nederland wordt de landbouw verantwoordelijk gehouden voor 14% van de broeikasgasuitstoot (2018). Hier wonen dan ook veel meer mensen en hebben we veel meer activiteiten op een zes keer zo kleine oppervlakte. In ons land leven ruim 1,5 miljoen melkkoeien en nog eens 1,3 miljoen stuks jongvee.

Het plan van de Nieuw-Zeelandse regering behelst een belasting op zowel het methaangas dat door het vee wordt uitgestoten in de vorm van boeren en scheten, als op de stikstof die via hun ontlasting uitgescheiden wordt.

Het plan is de vrucht van een partnerschap tussen landbouwleiders, Māori en de regering, dat in het beprijzen van broeikasgassen op bedrijfsniveau een betere manier van doen ziet dan in een apart emissiehandelssysteem, aldus The Guardian.

Volgens het plan zullen boeren "die aan de drempelwaarden voor de omvang van hun veestapel en het gebruik van meststoffen voldoen, tegen 2025 een heffing moeten betalen die de regering om de één tot drie jaar vaststelt op advies van de klimaatveranderingscommissie en de boeren." Het boerenvoorstel om hen zelf de emissieprijzen te laten vaststellen, haalde het niet. "De prijs zal worden beïnvloed door de vooruitgang van het land bij het nakomen van zijn internationale belofte om de uitstoot van methaan tegen 2030 met 10% te verminderen, ten opzichte van het niveau van 2017. Dit komt naast een doelstelling van netto nuluitstoot voor 2050."

De opbrengsten van de nieuwe heffing gaan naar nieuwe technologie, onderzoek en stimuleringsmaatregelen voor landbouwers die klimaatvriendelijke praktijken toepassen, aldus Ardern. Boeren zullen hun kosten kunnen terugverdienen met de verkoop van (duurdere) 'klimaatvriendelijke' producten.

Hoe veelbelovend het plan ook klinkt, er is meteen al kritiek.

Volgens Andrew Hoggard, voorzitter van Federated Farmers (de belangrijkste lobbygroep van de sector), zal het plan "de ingewanden uit de kleine steden van Nieuw-Zeeland rukken" en zullen boerderijen razendsnel en op grote schaal worden vervangen door bomen. "Ons plan was om boeren te laten boeren." En een emissiereductieplan op tafel te leggen dat de voedselproductie niet zou verminderen.

Andere critici voorspellen dat het Nieuw-Zeelandse plan feitelijk de wereldwijde uitstoot zou verhogen door de landbouw te verplaatsen naar andere landen die minder efficiënt zijn in het maken van voedsel. En ook de vleesindustrie is er niet gerust op dat het plan gaat werken. "Als boeren vanaf 2025 een prijs moeten betalen voor hun landbouwemissies, is het van vitaal belang dat zij de echte vastlegging die op hun bedrijven plaatsvindt, naar behoren erkennen", aldus Andrew Morrison, de voorzitter van Beef+Lamb New Zealand in NPR. "Nieuw-Zeelandse schapen- en rundveehouders hebben meer dan 1,4 miljoen hectare inheems bos op hun land dat koolstof absorbeert."

In Nederland pakken bedrijven verduurzaming aan via beloning. Albert Heijn betaalt zijn boeren 5 cent meer per liter als ze goed voor het milieu presteren. Ook FrieslandCampina doet dat, maar beperkt de meerprijs tot 2 cent. Het Deense Arla gaat tot 3 cent.