Grote grazers, zoals Galloway-runderen en konikspaarden, doen in de duinen niet waar ze voor zijn uitgezet. Het lukt de dieren niet de boel kaal te houden. Konijnen die dat bij uitstek wél doen, zijn vogelvrij. Volgens de Partij van de Dieren in de Provinciale Staten van Zuid-Holland, zijn er tussen 2018 en 2020 ruim 25.000 konijnen gedood in de Zuid-Hollandse Natura 2000-gebieden. Er is zelfs sprake van een 'tekort aan konijnen' in de duinen.
Tien jaar lang deed landschapsecoloog Harrie van der Hagen onderzoek naar het effect van grote grazers in het duingebied Meijendel, bij Den Haag en Wassenaar. Sinds 1990 grazen daar 30 Galloway-runderen en konikpaarden, met het expliciete doel het dichtgroeien van de open duinen tegen te gaan en de kenmerkende duinnatuur te beschermen. Het idee was dat door de begrazing "verstuiving op gang zou komen en jonge planten van bomen en struiken geen kans zouden krijgen."

Mis. Volgens Van der Hagen eten grote grazers maar bij toeval de zaailingen van struiken en bomen op die het open duin laten dichtgroeien. Bovendien graven ze niet. Veranderingen in het duinlandschap van de afgelopen 40 tot 60 jaar zijn vooral het gevolg "van stikstof, klimaatverandering en het verdwijnen van het konijn in het duingebied," zegt hij in de Volkskrant. Vooral het verdwijnen van het konijn heeft een 'immens effect'.

Konijnen eten heel gericht hun eigen 'tuintje' leeg. Ze graven naar eiwitrijke wortels en kiemplanten, en ze graven nestholten. Daardoor ontstaan kleine kale plekjes, die bij veel konijnen uitgroeien tot grotere zandvlakken. Maar door verschillende virusziekten (myxomatose en Rabbit Haemorrhagic Desease) is de konijnenstand in de Nederlandse duingebieden al decennia bijzonder laag. En dan worden ze ook nog eens afgeschoten.

De PvdD vraagt daarom van het Zuid-Hollandse provinciebestuur om konijnen beter te beschermen, bijvoorbeeld door de ontheffingen om konijnen te schieten in te trekken. "Het is onbestaanbaar', schrijft provinciaal PvdD-voorzitter Carla van Viegen. "Er zijn hard konijnen in de duinen nodig voor begrazing en tegelijkertijd laat de provincie duizenden konijnen per jaar in en rond de duingebieden afschieten. Konijnen zijn van groot belang voor de instandhouding van het gebied."

Van der Hagen zou graag een konijnenpopulatie opbouwen die sterk genoeg is om te overleven. Eerdere pogingen mislukten. Maar het vangen van konijnen op sportvelden, die nu mogen worden afgeschoten, zou een levensvatbare optie kunnen zijn. Konijnen zijn 'zenuwachtige dieren', die moeilijk wennen aan een nieuwe omgeving. Bovendien missen gekweekte konijnen de reflex om te vluchten voor vossen of roofvogels. Op sportvelden, waar ze nu mogen worden afgeschoten, zijn konijnen schuwer. "Precies wat wij nodig hebben. Zo zijn ze al meer gewend aan een natuurlijker omgeving. Als wij ze daar vangen, scheelt dat ook weer afschot," aldus Van der Hagen.

En de koniks en Galloway-runderen? Die hoeven niet voor hun bestaan te vrezen. "Zeker zolang er nog niet voldoende konijnen zijn, moeten we het vee gericht en op wisselende wijze inzetten."