Dat zei onderzoeker Rodney Dishman van de University of Georgia tijdens de Integrative Biology of Exercise 7 meeting in Phoenix. “Familie- en tweelingstudies laten zien dat 20-60% van de variatie in menselijke fysieke activiteit erfelijk bepaald kan zijn, maar we weten nog weinig over de genetische bronnen hiervan.” Het beloningscentrum in de hersenen werkt samen met het motorische systeem. Deze interactie kan mensen aanzetten om te gaan sporten, of er juist voor zorgen dat ze beweging gaan vermijden. Vooral de neuronen die dopamine reguleren lijken bepalend.

Directe en indirecte invloed
Ook andere factoren spelen mee bij het wel of niet bewegen. Persoonlijkheids- en gedragskenmerken zoals het stellen van doelen en zelfregulering zijn belangrijke voorspellers, maar ook de invloed van de sociale omgeving en de toegang tot activiteiten maken of mensen wel of niet gaan sporten. “De variatie in genen heeft een directe en een indirecte invloed. Ze beïnvloeden via neurotranmitters of mensen veel of weinig bewegen en indirect bepalen de genen de motivatie van een persoon en bepaalde persoonlijkheidskenmerken,” aldus Dishman.

Sporten compenseert voor een week over-eten
Op hetzelfde congres vertelden onderzoekers van de University of Michigan dat het juist met de feestdagen voor de deur belangrijk is om te blijven bewegen. Zij vinden dat sporten beschermt tegen de ongunstige gevolgen van de Thanksgiving- en kerstdiners. Bij mensen die een week lang 30% meer aten dan normaal, namen de ontstekingsmarkers in het bloed toe als ze niet sportten. Als ze wel hun gewone trainingsschema aanhielden (minstens 150 minuten per week en op minimaal 6 dagen), was dit effect niet te zien en was er geen verschil in glucosetolerantie of de afbraak van vet.
Dit artikel afdrukken