Stripfiguren, Muppets, buitenaardse wezens: ramboetans zijn moeilijk te plaatsen als fruit. Ik vind ze nog het meest lijken op 'punklitchi's'.

Litchi (lychee) en ramboetan zijn inderdaad verwant. Ze groeien beide aan bomen van de zeepboomfamilie (Sapindaceae). Dat zijn meestal tropische bomen en struiken. De gekke naam komt van het rolmodel van die familie, de zeepnotenboom (Sapindus sp.). Die heeft vruchten waar men zeep uit haalt: saponines. Die zeepstoffen zitten bijvoorbeeld ook in de paardenkastanje. Men kan er water mee doen schuimen, maar het maakt de kastanje ook bitter en giftig. De paardenkastanje is ook lid van de zeepboomfamilie.

Maar nu de ramboetan. Voor de wetenschap heet hij Nephelium lappaceum L. Het is een grote boom die vijftien tot 25 meter hoog kan groeien, met een gladde stam en een brede kroon. Oorspronkelijk komt hij uit Maleisië, maar voor de komst van de Europeanen had men de boom al uitgeplant in Ceylon en Zanzibar. Later ging hij ook naar Zuid-Amerika en de Caraïben, waar de vruchten nu ook heel populair zijn.

Uiterlijk lijkt een ramboetanvrucht wat op een paardenkastanje. De kleur van de vrucht kan variëren volgens de variëteit, van groen tot paars, over geel en rood. De buitenkant heeft ook zachte stekels, maar veel meer dan een paardenkastanje. Verdere gelijkenis is er niet. Hoewel de schil lederachtig is, kunnen we toch niet van een bolster spreken. De dunne, zachte stekels lijken op haar, rechtgezet met een goede portie gel. Rambut betekent dan ook 'haar' in het Maleis. Binnen in de vrucht zit glazig, zacht, sappig en zoet vruchtvlees. Dat is best vergelijkbaar met dat van de litchi, "maar dan beter," zoals de kenners zeggen. Ramboetan heeft echter niet de roosachtige smaak van de litchi van bij de Chinees, meer die van een grote sappige druif, soms met een citrusachtig zuurtje erachteraan. Pit en schil worden best niet opgegeten, want net daarin zitten die saponines. In het Oosten worden die gebruikt voor medicinale toepassingen en als schoonmaakmiddel, maar ik zou het niet proberen met de ramboetans uit de winkel.

In de ramboetanfamilie huizen nog andere vreemde en leuke fruitsoorten. Ze zijn allemaal een beetje litchi-achtig, maar dan telkens weer anders. Zo is er de geelbruine longan (Dimocarpus longan), die ook uit Azië stamt, en daarnaast een vergelijkbare, zij het groene litchi-achtige uit Zuid-Amerika: de knippa (Melicoccus bijugatus). Longan en knippa lijken sterk op elkaar, ook al komen ze uit heel verschillende continenten. Ze worden ter plekke verkocht als trossen vruchtjes. Ze zijn heel wat kleiner dan de ramboetan, en met een dikkere pit, zodat er niet zoveel eten aan zit. Toen ik in Paramaribo werkte, stond er een knippaboom op het terrein van mijn kantoor.
Tweemaal per jaar verschenen er vruchten aan, maar telkens was er een onverlaat die alle vruchtjes stal net voor ze rijp waren. Die ramboetanachtige vruchten zijn zo lekker dat er ruzie van komt bij wie een boom moet delen met anderen.

Voorts groeit er in het Amazonebekken nog een pitomba (Talisia esculenta), en wie weet hoeveel andere soorten en ondersoorten nog? Het angstzweet moet de ambtenaren van Europa uitbreken, want die vruchten worden op geen enkele officiële lijst als eetbaar opgegeven.

Het vreemdste lid van de familie zou uit Afrika stammen, maar is ondertussen de nationale vrucht van Jamaica geworden: de ackee (of aki). Het begint al bij zijn wetenschappelijke naam: Blighia sapida. Die verwijst naar kapitein William Bligh, een groot zeeman die (geheel ten onrechte) een slechte reputatie kreeg met de muiterij op de Bounty in 1789. Hij bracht de ackee mee naar Londen. Waar de eerder genoemde vruchten enkel als handfruit worden gebruikt, wordt met deze ackee gekookt. Nooit van gehoord? In het beroemde liedje van Harry Belafonte, 'Jamaica farewell', gaat de derde strofe: "Down at the market you can hear / Ladies cry out while on their heads they bear / Ackee rice, salt fish are nice / And the rum is fine any time of year."

Mooi liedje, maar het is nog niet morgen dat wij die vrucht hier in Brussel zullen kunnen kopen: in ongekookte staat is de ackee zo giftig dat het FAVV er niet goed van zou worden. De vrucht wordt ook enkel eetbaar wanneer hij volledig rijp is, en dat is niet praktisch voor wie volle kisten naar Europa wil verschepen.

Onze ramboetan moet ook goed rijp zijn. En daar zit nog een probleempje: appelen, tomaten en bananen rijpen rustig verder terwijl ze na de pluk worden getransporteerd. De ramboetan en al die andere Sapindaceae niet. Zo gauw ze geplukt worden, begint het bederf. Het halve kilootje dat ik kocht in een mooie verpakking bij de Chinese supermarkt, begon al spoedig te rotten en te schimmelen. Wie van ramboetans wil genieten, moet dus snel zijn. Maar lekker zijn ze wel. Smakelijk.

Nick Trachet © Brussel Deze Week
Fotocredits: , pierre pouliquin
Dit artikel afdrukken