Tussen 1995 en 2022 zijn de Nederlandse populaties van 35 soorten zoogdieren met ongeveer 45% toegenomen. De bever en de otter doen het goed en zijn weer in een groot deel van het land te vinden. Die gemiddelde toename van zoogdieren is de afgelopen jaren echter wel gestopt. Dat melden het CBS en de Zoogdiervereniging op basis van gezamenlijk onderzoek.

Van 18 soorten steeg de populatie in aantal tussen 1995 en 2022. De bever, otter, hamster, rosse woelmuis en franjestaart (een vleermuis) lieten zelfs een sterke toename zien. Bij bever en otter komt dat onder andere door herintroductie eind jaren tachtig, respectievelijk begin jaren nul. De hamster heeft sterk kunnen toenemen door een fokprogramma sinds 2002.

Tot 12 jaar geleden nam de gemiddelde toenemende trend van zoogdierpopulaties in Nederland duidelijk toe. Daarna stabiliseerde de toename tot de bestaande omvang of nam die juist af. Dat laatste geldt voor 11 soorten en zelfs sterk voor konijnen. Vijf soorten met afnemende aantallen vallen onder de Habitatrichtlijn. Dat zijn de noordse woelmuis, laatvlieger, baardvleermuis, grootoorvleermuis en hazelmuis. Tot 2011 namen de laatste 3 soorten nog toe. In het kader van de Habitatrichtlijn heeft Nederland een speciale verantwoordelijkheid voor de noordse woelmuis. De aparte ondersoort komt buiten Nederland niet voor en geniet daarom bijzondere aandacht bij de bescherming.

De ontwikkeling van de populatie voor de meeste van de 35 zoogdiersoorten wordt gevolgd op basis van data uit meetnetten van het Netwerk Ecologische Monitoring (NEM). Het gaat hier om een samenwerkingsverband tussen de ministeries van LNV en I&W, de provincies en enkele overheidsorganisaties, waaronder het CBS. Het NEM richt zich vooral op soorten van de Habitatrichtlijn. Dat is omdat deze richtlijn bescherming en monitoring vraagt. In totaal wordt ongeveer de helft van de Nederlandse (land)zoogdieren door het NEM gevolgd.
  • Deel
Druk af