Ook in 1921 was het droog, misschien nog wel droger dan nu. Volgens klimaatonderzoeker Gerard van der Schrier was de droogte zelfs 'de ergste ooit gemeten in Europa'. Door een hogedrukgebied dat maar boven de Britse eilanden bleef hangen, gingen regenwolken alle kanten op en bleef het in Europa droog. Vooral in de driehoek Brussel - Parijs - Lyon, maar ook verder naar het oosten, in Rusland en Oekraïne. Met dramatische gevolgen.
Geen drinkwater kwam niet meer uit de kraan maar moest per tram worden aangevoerd in Purmerend. Water op de bon in Friesland, voor maar liefst 5 cent per emmer (zeg 35 eurocent nu). Zonder politiebewaking bij het uitdelen van water dreigden misstanden. Overal in Europa natuurbranden, ook in Nederland. Omdat het ook in de herfst van 1920 weinig had geregend, berichtten de kranten al in de vroege zomer over mislukkende oogsten in België en Frankrijk, vertelt Gerard van der Schrier van het KNMI in de Volkskrant. Hij schreef een artikel over de Grote Droogte in het blad Climate of the Past.

Een nog grotere ramp speelde zich af in Rusland en Oekraïne. Ook daar was er te weinig neerslag en mislukten de oogsten. Maar die problemen kwamen bovenop de gevolgen van de Russische revolutie en de daarop volgende burgeroorlog. Van de kleine oogsten confisqueerde de overheid grote hoeveelheden voedsel voor het leger, waardoor er op het platteland nog minder te eten was. Een hongersnood, die miljoenen mensen het leven kostte en miljoenen anderen op de vlucht joeg, was het gevolg.

In Nederland bleef het bij 'dorstig vee op de oostelijke zandgronden'. Kuilen graven in de 'lage beddingen der stroompjes' hielp ook al niet, en aangezien er bovendien ook nog eens weinig gras en hooi was besloten veel boeren hun dieren voortijdig te laten slachten. Het gevolg: veel goedkoop vlees, maar hoge prijzen voor plantaardig voedsel.

Het leven was moeilijk voor Nederlanders die door de droogte toch al slecht verdienden. Zoals de zoetwatervissers (geen vis door watertekort) en de binnenvaartschippers (te lage waterstanden om te varen). Honderden schepen lagen werkeloos in de Groningse en Drentse veenkoloniën en eind oktober was de stand in de Rijn tussen Arnhem en Pannerden zó laag dat zelfs lege schepen er niet meer konden varen.

Toen het in 1922 wel weer 'normaal' regende, was de ellende nog niet voorbij. "Door de droogte waren in Friesland veendijken uitgedroogd, en toen het water weer hoger kwam te staan, spoelden die weg. Iets vergelijkbaars hebben we in 2003 in Wilnis gezien. Daar spoelde ook een dijk weg na een lange tijd van droogte." Schrier besluit: "dat is de reden dat we dit soort onderzoek doen: om te kijken welke gevolgen extreem weer kan hebben, zodat we ons daar in de toekomst op kunnen voorbereiden, bijvoorbeeld door dijken in de gaten te houden."

Er zijn ook mensen die optimistisch zijn over 1921. Volgens hen is de huidige klimaatramp het gevolg van eindtijdpsychose. Met die gedachte probeerde vandaag de Belgische VRT af te rekenen: de uitstoot van mensen maakt net dat verschil dat de koolstofconcentratie in de atmosfeer een betere verklaring laat zijn voor structurele warmte en droogte dan de uitschieter van 1921 .