Dat blijkt uit de monitor korte ketens van Wageningen University & Research (WUR) in opdracht van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV), schrijven Agrimatie en WUR.
Halverwege 2020 waren er 7.234 boeren die (een deel van) hun voedsel en sierteeltproducten direct aan de consument verkochten. De impact van de coronacrisis is dus nog niet meegenomen in deze cijfers (door hamsterpraktijken en angst voor de supermarkt vonden nog meer consumenten de weg naar de boer). Van de 7.200 bedrijven in de korte keten verkopen 3.400 agrarische bedrijven rechtstreeks aan de consument. De overige verkopen zowel direct als via de tussenhandel (1.700) of alleen via de tussenhandel (2.100). Denk hierbij onder meer aan boerderijverkopen via speciale boerenboxen. De WUR raamt de totale jaaromzet van de korte keten op €1,36 miljard. De glastuinbouw levert met €595 miljoen verreweg de grootste bijdrage.
Relatief veel tuinbouwbedrijven leveren via de korte keten, maar in de melkveehouderij is het aantal korte ketenbedrijven het grootst. Bioboeren, bedrijven met een jong bedrijfshoofd, bedrijven met multifunctionele activiteiten, kleine en juist hele grote ondernemingen bieden het vaakst producten direct bij de consument aan. Middenbedrijven lijken de kansen naar de consument te missen. De meeste korte ketenbedrijven zijn in Noord-Brabant te vinden. De provincies Groningen, Friesland en Overijssel blijven juist wat achter.
1 op de 7 bedrijven klinkt indrukwekkend, maar om na te gaan of het korte keten denken echt voet aan de grond krijgt moeten we ook - of juist - naar de economische cijfers kijken. Het rapport geeft die ook en dan is de conclusie dat het nog niet heel veel voorstelt:
"Als korte ketens gedefinieerd worden als ketens waarbij er maximaal 1 schakel zit tussen
boer/tuinder/visser en burger (de Europese definitie), dan vallen daaronder in Nederland alleen
boerderijwinkels, online verkoop door boeren en marktkooplui. Het marktaandeel daarvan is nog geen 1% van de totale voedingsmiddelenmarkt in Nederland.
In dit onderzoek wordt uitgegaan van een bredere definitie van korte ketens, namelijk een
toeleveringsketen bestaande uit een beperkt aantal marktdeelnemers die streven naar samenwerking, plaatselijke economische ontwikkeling en nauwe geografische en sociale betrekkingen tussen producenten, verwerkers en consumenten, waarbij er geen of maximaal twee ketenpartijen tussen de boer en de consument aanwezig zijn en waarbij de boer als leverancier van het product herkenbaar is voor de consument. Op basis van deze definitie wordt op basis van de interviews en het expertsoordeel het marktaandeel geschat tussen de 3 tot 4%."
Ik vind het 1 schakelbegrip best ingewikkeld. Waar ligt de regie? En ik zou ook de boomkwekerijen er uit halen. Daarnaast zijn er bedrijven die sowieso geen consumenteneindproducten produceren. Is daar ook op gecorrigeerd?