Voor het eerst zijn alle beschikbare metingen van plastic in de oceanen in één model bij elkaar gebracht. De Utrechtse onderzoekers die dat deden, kunnen er meteen de 'missing plastic'-paradox mee verklaren. Dat is het raadsel waar oceanografen zich al jaren het hoofd over breken: van al het plastic dat in zee zou moeten rondzwerven, konden ze maar 1% terugvinden. Mikael Kaandorp maakt er korte metten mee. De 'plasticsoep' in de oceanen blijkt domweg veel minder groot dan tot op heden gedacht.
Al jaren doen verschillende schattingen de ronde over de hoeveelheid plastic die in de oceanen rond drijft. Volgens het Wereldnatuurfonds bevatten de oceanen inmiddels 150 miljoen ton en komt er jaarlijks 11 miljoen ton bij. De Plastic Soup Foundation houdt het op 5 tot 13 miljoen ton per jaar erbij. En op basis van de hoeveelheid jaarlijks geproduceerd plastic, stelde in Roland Geyer in 2017 vast dat er wel 320 miljoen ton plastic in de oceanen moet drijven. Alleen, waar zou al dat plastic dan zijn?

"Zelfs als je in het hart van die ‘drijvende vuilnisbelt’ vaart [de 'garbage patch', ofwel plastic gyre, nvdr], zie je met het blote oog eigenlijk helemaal geen plastic drijven”, zegt de Utrechtse oceanograaf Mikael Kaandorp nog vol verbazing. "Heel af en toe kom je een groot stuk tegen, zoals een verloren boei van een schip. Maar verder bestaat de ‘afvalhoop’ uit heel veel kleine stukjes die in de netten terechtkomen, en uit een onvoorstelbare hoeveelheid water.”

Kaandorp zette een 'plasticboekhouding' op. Voor zijn promotieonderzoek, dat vandaag is gepubliceerd in Nature Geoscience, haalde hij met zijn team data van al het internationale oceaanonderzoek bij elkaar. Hij verzamelde 15.000 metingen van schepen die met speciale netten het oceaanoppervlak hadden afgeschuimd, 7.000 metingen op stranden over de hele wereld en 120 bruikbare metingen uit de diepe oceanen. Alle data verwerkte Kaandorp in zijn wiskundige model. Wat bleek? De kleine stukjes plastic zijn in de metingen oververtegenwoordigd, terwijl de grote stukken plastic over het hoofd zijn gezien. "Als je de grote stukken van 2,5 centimeter of meer uit andere metingen extrapoleert naar de hele oceaan, dan zit er veel meer massa in die grotere stukken aan het oppervlak dan in de kleine stukjes in de waterkolom,” legt Kaandorp in Trouw uit.

Volgens Kaandorp drijft er in totaal maar 3,2 miljoen ton plastic in zee (cijfers 2020), en daarvan 2 miljoen ton aan de oppervlakte, waar het relatief gemakkelijk op te ruimen is - bijvoorbeeld door de Ocean Cleanup van Boyan Slat.

Nog makkelijker is het plastic op te ruimen dichter bij de bron, de rivieren, een keus die ook Slat inmiddels gemaakt heeft. "Met de enorme verdunning van de hoeveelheid plastic op de gigantische oceanen blijft dit gigantisch veel werk om op te ruimen. Door plastic op te ruimen in rivieren pak je het probleem dichter bij de bron aan,” onderstreept Kaandorp. Hij ontdekte dat de 'aanvoer' van plastic via de rivieren een stuk kleiner is dan gedacht. "We komen uit op een totale aanvoer van 500 miljoen kilo plastic per jaar, waarvan 40% van de kust afspoelt, 45% uit de visserij en maar 12% uit de rivieren. Die 60 miljoen kilo rivierplastic is fors minder dan de oude schattingen van 800 tot zelfs 2700 miljoen kilo.” Reken de kilo's even om naar de tonnen uit de eerste alinea en je komt uit op respectievelijk 0,5 miljoen ton jaarlijks erbij, waarvan 0,06 miljoen ton uit rivieren, waar dat eerst op 0,8 tot 2,7 miljoen ton werd geschat.

Dat neemt niet weg dat er nog altijd te veel plastic in de oceanen ronddrijft. Kunstenaar, bioloog en activist Merijn Tinga, de Plastic Soup Surfer, is blij "dat het probleem minder groot is dan gedacht". Zijn actiebereidheid neemt er niet door af. "Zelfs als de hoeveelheid afval honderd keer kleiner is dan altijd gedacht, dan nog is het natuurlijk veel te veel”, zegt Tinga. Greenpeace en het WNF konden nog niet reageren op de nieuwe rekenmodellen van Kaandorp.