Sinds 2010 is binnen Europa de Richtlijn industriële emissies van kracht. Tijd voor een herziening, waarvoor het voorstel onlangs door de milieudienst van de Europese Commissie (DG ENV) in de werkgroep milieu van de EU-Raad werd gepresenteerd. EURACTIV zag het uitgelekte document, waarin staat dat het EU emissiereductieplan op drie keer zoveel varkens- en pluimveebedrijven van toepassing is als werd verwacht.
De voorgestelde herziening van de richtlijn heeft tot doel de schadelijke emissies van 'industriële installaties' te verminderen. In de huidige vorm geldt de richtlijn al voor een klein aantal grote veehouderijen - ongeveer 2% van de veehouderijen in de EU. De Europese Commissie heeft echter voorgesteld dit kader aan te passen en uit te breiden tot een groter deel van de veehouderij om het emissiereductietraject in overeenstemming te brengen met de Green Deal-doelstellingen en de methaanstrategie van de EU.

Om dat te bereiken is de maatstaf 'LSU' (livestock units ofwel grootvee-eenheden) gekozen. De Commissie stelt de grenswaarde van 150 LSU per veehouderij voorgesteld om een veehouderij als 'industrieel' aan te merken. Het aantal van 150 is gelijk aan 150 volwassen koeien, 375 kalveren, 10.000 legkippen, 500 varkens of 300 zeugen.

Op basis van Eurostatcijfers uit 2016 (!) zou 18% van de varkensbedrijven, 15% van de pluimveebedrijven en 10% van de rundveebedrijven, zeg maar een totaal EU-gemiddelde van 13% van de veeteeltproductie, onder de emissiereductierichtlijn komen te vallen. Op grond van die cijfers is de lat van 150 LSU bepaald.

Gebruik je de meest recente Eurostatcijfers (2020) gebruiken (nog niet gepubliceerd), dan ontstaat een heel ander plaatje.

In dat geval verdrievoudigt het percentage 'industriële' bedrijven tot 61% voor varkens- en 58% voor pluimveebedrijven. Voor runderen stijgt het percentage met 2,5% tot 12,5%.

Maar, valt ook in het document te lezen, "de voorgestelde 150 LSU bestrijkt een algemeen groter aandeel van de betrokken sector, maar aanzienlijk minder bedrijven", omdat er in de periode 2016-2020 een concentratieslag heeft plaatsgevonden in de sector en er een betere manier is gevonden om dubbeltellingen van gemengde bedrijven te vermijden. En dat betekent dat met de drempel van 150 GVE een "groter deel van de verontreinigende emissies wordt bestreken" in vergelijking met de oorspronkelijke beoordeling, alsmede een kleiner aantal landbouwbedrijven, wat "de administratieve kosten vermindert". En dat levert uiteindelijk, volgens de presentatie dan, een "positievere totale maatschappelijke kosten-batenverhouding" op.

Boeren maar ook de EU-landen verzetten zich tegen de plannen van de Europese Commissie. Zij willen de grens leggen op 300 LSU. In dat geval zou 47% van de varkensbedrijven worden getroffen, 41% van de pluimveebedrijven en slechts 3% van de rundveebedrijven.