Europeanen hebben het vermogen om ook als volwassenen melksuikers te kunnen verteren te danken aan hun prehistorische voorouders, die zo'n 6.000 jaar voor Christus op grote schaal melk gingen drinken van de door hen gehouden koeien en schapen. Dachten we. Mis. Dat Europeanen lactosetolerant zijn geworden, is te danken aan de pijlsnelle toename van één geneigenschap, lactase persistentie, vanaf ongeveer 1.000 voor Christus. Het gen kon die opmars maken dankzij ziektes en hongersnoden.
In een nieuwe studie, verschenen in Nature, wordt alles wat we dachten over de oorsprong van lactosetolerantie op zijn kop gezet. Onderzoekers van de Universiteit van Bristol en het University College London ontdekten dat melkconsumptie op zich niet de reden was voor de toename van lactosetolerantie.

Restanten melkvet uit potscherven van 554 archeologische vindplaatsen uit de periode tussen 7.000 vóór en 1.500 ná Christus wezen op een vrij constante melkconsumptie gedurende die hele periode. Maar uit het DNA van 1.700 stoffelijke resten van mensen uit diezelfde periode bleek dat zij aanvankelijk veelal lactose-intolerant waren. Pas vanaf 1.000 voor Christus rukte lactase persistentie op, 5.000 jaar later dan de eerste tekenen van menselijke melkconsumptie.

Als iemand met lactose-intolerantie zuivel nuttigt, reizen de melksuikers onafgebroken naar de dikke darm, waar bacteriën zich eraan te buiten kunnen gaan. Met buikkrampen, winderigheid en diarree tot gevolg. Wel hinderlijk, maar niet erg als je gezond bent. Dat verandert als je al verzwakt of ondervoed bent. Dan kan diarree dodelijk zijn. En dan overleef je mét het gen voor lactase persistentie beter dan zonder.

De onderzoekers modelleerden twee hypotheses. Ze legden hun data naast periodes van epidemieën (mensen die dichter op elkaar en met hun dieren leven, komen meer in aanraking met ziekteverwekkers) en hongersnood (als de oogst van voedselgewassen van onze lactose-intolerante voorouders mislukte, waren ze aangewezen op melk en zuivelproducten voor voedsel). Beide variabelen bleken goede voorspellers van het oprukken van lactosetolerantie. De rekenmodellen lieten zien dat ziekte en honger respectievelijk 284 en 689 keer beter dan een regulier patroon van natuurlijke selectie verklaarden waarom het gen voor lactase persistentie zo'n snelle opmars maakte vanaf het jaar 1.000 voor Christus. De modellen construeerden een nieuwe waarheid omdat die logisch klinkt.