Een team van Amerikaanse economen en ecologen ontwikkelde een model waarmee voor het eerst een prijskaartje aan biodiversiteit gehangen kan worden. Het team keek naar de koolstofopname van stukjes grasland met een oplopende mate van biodiversiteit. “Een waarde als schoonheid is lastig te kwantificeren. Biodiversiteit zorgt ook voor koolstofopname. Dat is op basis van de wereldmarkt van koolstof te beprijzen,” aldus hoofdonderzoeker Amy Ando, milieu-econoom. Het onderzoek liet zien dat iedere extra plantensoort zorgt voor meer koolstofopname maar dat de stijging het grootst is in soortarme gebiedjes. Dat meldt Science Daily.
ScienceDaily
Lees ook
Dit waag ik sterk te betwijfelen. Het probleem zit hem hierin: in een natuurlijke vegetatie in goede conditie zal een mengsel van soorten aanwezig zijn wat de aanwezige resources (water, voedingselementen, zonlicht, temperatuur) optimaal gebruikt. Let wel, optimaal. Niet maximaal. De plantaardige componenten van het ecosysteem zullen ook als voedsel dienen voor dierlijke en microbiologische componenten, die uiteraard niet fotosynthetiseren. Dit zet een natuurlijke rem op de groei en verspreiding van plantensoorten, met als resultaat een optimale diversiteit.
Stel daartegenover een vegetatie met een hoog percentage (kan tot 100% oplopen!) van een exotische indringersoort van plant. Omdat die weinig of geen natuurlijke vijanden zal hebben, kan die zich vrijwel ongeremd voortplanten en verbreiden. Resultaat: een ecologische woestijn van één plantensoort met een minimale hoeveelheid andere organismen. Hoge fotosynthese en lage biodiversiteit.
Waardeloze maatstaf.
"...dat de stijging het grootst is in soortarme gebiedjes." Dat haalt je de koekoek. Als de soortensamenstelling van nature pover is, zullen er veel natuurlijke resources onbenut liggen. Meer soorten geeft meer gebruik en meer fotosynthese, maar binnen het natuurlijke systeem zit daar een plafond aan, zoals boven beschreven.