imageWat zou het nut van smaaklessen moeten zijn?

Een criticaster vond dat ik me er niet tegenaan moest bemoeien, want volgens hem was ik erg slecht geïnformeerd, wat mij een domme stuurvrouw maakte die het vanaf de wal beter wist. Wel, ik dacht er helemaal niet over om de smaaklessen te besturen, maar het slecht-geïnformeerd zijn klopte wel zo'n beetje. Maar disqualificeert me dat? Ik giste alleen naar de bedoelingen...

Daar kun je een multiple-choice proefwerkje van maken. Laten we het maar eens proberen: welk doel beogen smaaklessen? A. Zijn ze om kinderen 'bewust' te maken van wat ze in hun lichaam stoppen? (Maar dat staat al heel redelijk in alle biologie-boeken.)

B. Zijn ze om hun eetpatroon te verbeteren? (Maar dan kun je ze beter een warme maaltijd geven tussen de middag, zoals de Franse overheid doet.)

C. Zijn ze om de verkoop van snacks op school te stuiteren? (Maar in het verbeteren van het schoolkantine-assortiment doet het Voedingscentrum al jaren achtereen vruchteloos bekeringswerk).

D. Zijn ze voor het kweken van Slow Food-kindertjes (zie de komische noot als reactie op Smaaklessen 2), die niet bij hun vriendjes willen eten omdat daar met Croma wordt gebraden? (Maar wat gaat de overheid het status-eten aan?)

E. Zijn ze er om aan kinderen die nog slechts drie groenten kennen - tomaat, komkommer en 'Italiaanse roerbakmix' - te laten zien hoe een boerenkool eruitziet? (Maar daar zijn de schooltuintjes al zo’n voortreffelijke uitvinding voor - de school heeft er budget voor, zoals een van de reacties luidde op mijn stukje 2. Het daar ook geopperde idee om kinderen zelf ' Italiaanse wokgroenten' te laten samenstellen én uit te proberen, heeft geheel mijn hart.... Alleen: dat gaat op scholen niet lukken. Want één van de knelpunten die 'een landelijke uitrol' (zoals het in overheidsbargoens heet) van de 'Smaaklessen' (het blijkt een gedeponeerd handelsmerk te zijn, dus er moet zo'n erretje bij dat niet op mijn toetsenbord zit) tegenwerken, blijkt te zijn dat het vak verzorging uit de basisvorming is geschrapt en er geen kookapparatuur in de leslokalen mag worden opgesteld.’

Dit citaat komt uit een verslag van een proefproject Smaaklessen, door InnovatieNetwerk in 2004 gehouden in samenwerking met Pierre Wind op een paar Rotterdamse vmbo-scholen. Want inmiddels heb ik me beter geïnformeerd.

Daar heb ik intussen erge spijt van ...

Het verslag bevestigt dat zulke mooie plannetjes al gauw echt een paar slordige miljoenen kosten. (Uit hetzelfde verslag is de berekening dat ‘brede implementatie’ - ook weer zulke akelige Haagse nieuwspraak - van het Rotterdamse project alleen voor Rotterdam al 1.3 miljoen euro zou kosten.) Daar moet ik niet over in zitten, mooie plannen ten uitvoer brengen kost nou eenmaal wat.

Erger is het feit dat inmiddels (zie www.smaaklessen.kennisnet.nl) zijn er griezelig veel partijen (“stakeholders”) bij betrokken. Het ziet eruit als een monsterverbond van:
1. het ministerie van LNV
2. de Universiteit van Wageningen
3. het Voedingscentrum
4. Hogere Agrarische Scholen
5. Koksverenigingen
6. de Gelderse Sportfederatie

Naar ik hoor ontbreekt in dit rijtje het ministerie van VWS, dat er alleen officieel nog niet bij staat.

Pierre Wind figureert namens zichzelf, hij is inderdaad niet de uitvinder, maar blijkt geïnspireerd te zijn geraakt door de ‘Dag van de Smaak’, die door Euro-Toques voorzitter Bernard Fournier in de jaren negentig is bedacht. Wat Fournier ermee voor ogen stond is ‘dat aangesloten koks van Euro-Toques hun visie op koken aan de jeugd zouden overbrengen, omdat smaakbeleving van natuurzuivere gerechten voor hen van essentieel belang zou kunnen zijn.’

In die fijne jaren negentig ging het dus nog over ‘natuurzuiverheid’, daar merk je op de smaaklessen-site helemaal niks meer van ...

‘Het beleven van voedsel staat centraal’, geeft het consortium als beginselverklaring op. ‘Kinderen worden zich bewust van hun eigen smaak’, oppert pagina 2, waarna in vrolijke grote letters het logo volgt: FOOD=FUN, en de verwachting wordt geuit dat ‘kinderen niet alleen nieuwe smaken en producten zullen ontdekken, maar leren ook meer over voedsel en allerlei onderwerpen die daarmee samenhangen, zoals samenstelling, productie, bereidingswijze en herkomst.’ De bedoeling van het al is ‘leerlingen een positief gevoel te geven bij voedsel. Vanuit dat gevoel wordt het interessant nieuwe producten en smaken te ontdekken. Een kind dat positief staat tegenover eten, wil er ook meer van weten!’ Smaaklessen hoopt dat kinderen zo, vanuit hun eigen interesse en nieuwsgierigheid, leren bewuste en gezonde voedselkeuzes te maken, want, schrijft Jeltje Snel, specialist voeding, jongeren en onderwijs van het Voedingcentrum, “Smaak is een heel goede ingang om leerlingen enthousiast te maken voor voeding.’’

Dus met mijn multiple-choice zat ik er helemaal naast. De Smaaklessen staan voor: “enthousiast maken, fun en beleving.” De fun houdt overigens in hoofdstukje 3 al meteen weer op. Na de “zinnenprikkelende en speelse” lessen volgt toch stiekem een examen over de Schijf van Vijf, want daar wordt bars bevolen dat de leerlingen antwoord kunnen geven op vragen als ‘‘Wat zijn onze basisbehoeften en wat behoort tot de extraatjes?”

Onno Kleyn is verstandiger dan ik, en zag al meteen dat de hele onderneming - inmiddels “geïmplementeerd” door de stakeholder met het hoogste woord, het Voedingscentrum - heilloos is. Maar als - is dat nou echt “utopisch” Onno? - het ministerie LNV nou met die smaaklessen niks had geïmplementeerd en landelijk ontrold, en van die smaaklessen helemaal zelf, zonder hulp van “stakeholders” die allemaal iets anders in hun agenda hebben staan of de glorie van Unilever uitbazuinen, er helemaal zélf iets moois en simpels van ging maken dat direct verband houdt met de ‘Voedselkwaliteit’ die ze in hun naam hebben gezet? En misschien ook met ‘Landbouwkwaliteit’, waarvoor bij mijn weten behoefte bestaat om aan de burgerbevolking uit te leggen wie bezig is wat aan te richten?*
In smaaklessen zou, hoopte ik, namelijk kennis daarover kunnen worden overgebracht, over wat dat is, ‘VOEDSELKWALITEIT’.

Voorlopig blijven de smaaklessen naar mijn smaak nog heel ver uit de buurt van de materie die Gerard van Westerloo schitterend aanvatte in zijn portret van de kip die drie-voor-een-tientje mag/kan kosten (M Magazine, NRC Handelsblad, 2/3 december 2006), of van de vraag die Cees Veerman deze week aan de Partij voor de Dieren voorlegde: of zij wellicht dachten dat de bio-industrie door de boeren is uitgevonden, en dat het publiek daar geen schuld aan had?

Mijn motto, voor die smaaklessen, zou niet FOOD = FUN zijn, maar zoiets als “Voedsel is een Hoop Ellende”. Dat is dus een heel vervelende boodschap om te brengen, maar met het “beleven” komt het dan wel helemaal goed...

De Britse voedselsocioloog Tim Lang, schrijver van Food Wars en activist inzake de voedselkilometers, liet zich in een interview ontvallen:
‘Scholen moeten kinderen leren waar het voedsel vandaan komt. Laat mensen weer zien hoe voedsel geteeld wordt. Veel kinderen kunnen niet koken. Dan kun je toch niet zeggen dat ze goed opgeleid zijn?’

(wordt vervolgd met een vierde deel)

----------------
* Uit het advies ten behoeve van het verkiezingsprogramma van de Socialistische Partij “Landbouw, natuur en platteland” door Joop de Koeijer, Niek Koning, Jan Douwe van der Ploeg en Eric Smaling:
“Een eerste belangrijk punt betreft het onderwijs. Kinderen denken dat melk uit een pak komt, waar hun vuilniszak heengaat weten ze niet en landbouw is “vies en vervuilend”. Bij een dergelijke beroerde basis kweek je een generatie die los staat van natuur, van het landschap en van een mooie sector. Kinderen moeten al vroeg leren denken in termen van kringlopen en ketens. Ze moeten weten hoe het water uit de kraan komt en waar het naar toe gaat als het door het putje is, ze moeten weten waar hun drol blijft en ook waarom wij een mestoverschot hebben. Kinderen moeten ook het nodige leren over onze cultuurlandschappen. Die hebben evenveel waarde en dienen net zo sterk te worden gewaardeerd als natuurlijke landschappen. De waarde en de esthetische aspecten zoals de verscheidenheid van boerderijvormen en typische landschapskenmerken. Er moet weer respect komen voor het boerenvak door er meer over op te nemen in schoolcurricula. Dit is ook van belang voor allochtone leerlingen die anders in het geheel niet in aanraking komen met het landelijk gebied.”
Dit artikel afdrukken