Terwijl het Nederlandse beleid voor de landbouw onverminderd inzet op het sleetse - want al decennia klinkende - begrip 'innovatie' en nicheproducten, heeft zich in Europa nieuw beleid ontwikkeld. Maak boeren duidelijk dat ze zich kunnen verenigen in grote producentenorganisaties die hen een gelijkere partner maken van handel, verwerkers en retailers die hun producten afnemen.
Tijdens een vergadering van de Europese Landbouwraad afgelopen week, besloten de ministers van landbouw dat de positie van boeren in de voedselketen verbeterd moet worden. Ze omarmden een aantal beleidsgedachten tegen oneerlijke handelspraktijken die boeren op achterstand zetten in hun onderhandelingspositie met handel, verwerkende bedrijven en grote detaillisten.
Die gedachten behoeven nu nadere uitwerking, onder meer in samenhang met het rapport van de Taskforce Landbouwmarkten dat in opdracht van de EU werd opgesteld onder voorzitterschap van de Nederlandse oud-minister van Landbouw Cees Veerman.
Strategische zelfstandigheid landbouw boven mededinging
De Slowaakse minister Gabriela Matečná, huidig voorzitter van de Landbouwraad, verwacht er veel van, schrijft Vilt: “De strijd tegen oneerlijke handelspraktijken is een nieuw tijdperk ingetreden. Dankzij de eensgezinde steun van de Raad komt er een nauwlettend Europees toezicht.” De lidstaten tonen zich positief over de gedachte van de Europese Commissie om boeren aan te zetten tot de vorming van producentenorganisaties (PO’s).
In het Europese Parlement bestaat steun voor het bevorderen van samenwerking tussen boeren vanuit regelgeving. Deze voorkeursbehandeling van de landbouwsector moet verdere twijfel over de interpretatie of beperkende werking van mededingingsregels wegnemen. De landbouwministers vragen de Europese Commissie daar nadrukkelijk verder aan mee te willen werken.
Pootje bijtrekken
De Slowaakse minister Matečná volgde op 1 juli jongstleden de Nederlandse staatssecretaris Van Dam op als voorzitter van de Europese Landbouwraad.
Zij lijkt een belangrijke stap te hebben kunnen zetten in de omgang met de boerencrisis in Europa. Zelfs heel grote boeren zijn te klein om strategisch zelfstandig op de markt te kunnen opereren tegenover de omvang die handel, verwerking en verkoop vertegenwoordigen. Daarom moet het niveau waarop hun marktvolume is georganiseerd een pootje bijtrekkende emancipatie worden toegestaan voorzover wet-en regelgeving dat nog niet zouden toestaan.
Van Dam zette onder zijn EU-voorzitterschap nadrukkelijk in op 'innovatie', een begrip dat al decennia vanuit Den Haag te horen valt. Het heeft boeren, als gevolg van extra investeringen, vooral veel extra kosten en lagere opbrengsten bezorgd. Ons land gebruikte innovatie tot ver in de negentiger jaren om meer van hetzelfde te kunnen produceren tegen lagere kosten. Daarmee bereikte het een zodanige overdekking van de behoeften van de Nederlandse markt dat boeren vergaand afhankelijk werden van export naar, aanvankelijk, omliggende landen en, inmiddels, Azië.
Grosso modo kan gesteld worden dat het product van Nederlandse agrarische ondernemers op dit moment voor 70-80% zijn weg naar het buitenland moet vinden. Na 2000 ging innovatie in ons land verduurzaming betekenen; er moest meer product met minder milieudruk gemaakt worden. Dat beleid leverde voor boeren niets op omdat het hun kosten verhoogde, maar hun opbrengsten niet verbeterde. Het product bleef immers hetzelfde terwijl het aanbod toenam.
Na 2010 kwam innovatie meer te staan voor onderscheid. Omdat de markt voor onderscheidende boerenproductie nauwelijks bestaat en onderscheid voornamelijk in de rest van de keten wordt gemaakt, raakte de Nederlandse boer steeds verstrikter in de innovatie-boodschappen die op hem worden afgevuurd. Het opvoeren en verduurzamen van de productie hielp hem niet in zijn inkomen, terwijl commerciële innovatie afhankelijk is van het functioneren van aan elkaar gewaagde schakels binnen hechte ketenorganisaties. Hoewel bijvoorbeeld ABN Amro dat het afgelopen jaar bij herhaling duidelijk maakte, is dat besef bij het Nederlandse beleidscluster nog weinig ontwikkeld.
Ik hield de afgelopen maand een drietal besloten lezingen over dit onderwerp. Daarin hanteerde ik een positieve toon aan over het rapport Veerman. Een boerenbestuurder vertelde me dat hij het met teleurstelling had gelezen als diens zoveelste advies om alweer een Vion of Greenery te maken. Beide bedrijven stammen immers uit oudere adviezen van Veerman, maar zijn mislukkingen gebleken. Wie echter door het gebrek aan commerciële organisatiegraad van die bedrijven heenkijkt en Veerman denkt vanuit de detailhandel en de onderling verschillende productspecificaties waarop supers en nieuwe detaillisten zich moeten onderscheiden om uit hun onderlinge prijsoorlogen weg te komen, ziet oplossingen voor een beter functionerend zakelijk ecosysteem. Daarin kunnen landbouw, verwerking, retail en zelfs handel (voor het wegwerken van overschietende restvolumes naar de wereldmarkt) in commerciële harmonie komen tussen vraag en aanbod, zonder elkaar uit te wonen.
Organisatie is een aanmerkelijk belangrijker sleutelwoord dan innovatie. Innovatie en commercie zijn doodgewoon. Wie daar niet aan doet, blijft achter in het verleden. Wie zich niet organiseert voor de toekomst, heeft echter geen zakelijke basis om aan innovatie te beginnen.
Dit artikel afdrukken
Die gedachten behoeven nu nadere uitwerking, onder meer in samenhang met het rapport van de Taskforce Landbouwmarkten dat in opdracht van de EU werd opgesteld onder voorzitterschap van de Nederlandse oud-minister van Landbouw Cees Veerman.
Strategische zelfstandigheid landbouw boven mededinging
De Slowaakse minister Gabriela Matečná, huidig voorzitter van de Landbouwraad, verwacht er veel van, schrijft Vilt: “De strijd tegen oneerlijke handelspraktijken is een nieuw tijdperk ingetreden. Dankzij de eensgezinde steun van de Raad komt er een nauwlettend Europees toezicht.” De lidstaten tonen zich positief over de gedachte van de Europese Commissie om boeren aan te zetten tot de vorming van producentenorganisaties (PO’s).
De rechter vroeg waarom een producentenorganisatie zijn verkoopprijzen en in omloop te brengen hoeveelheid product niet zelfstandig vast mag stellen, terwijl een groot bedrijf dat wel magHet verslag verwijst ook naar de aanbevelingen van de Taskforce Landbouwmarkten. In een presentatie voor het Vlaamse parlement maakte voorzitter Cees Veerman afgelopen week duidelijk dat Europese regelgeving reeds nu voldoende mogelijkheden biedt om krachtiger gecombineerde productie- en afzetorganisaties te vormen. Volgens hem hoeven boeren niet bang te zijn voor mededingingswetgeving (met de Nederlandse suikerbietenmonopolist Cosun als voorbeeld) omdat landbouwbelangen vóór mededinging gaan en het Europees Hof van Justitie zich verder in hun voordeel lijkt te gaan uitspreken. In een Franse zaak tegen andijvietelers die samen een blok vormden, besloot de Franse rechter dat geen sprake was van overtreding van de Mededingingsregels. Omdat de Franse Mededingingsautoriteit tegen de rechterlijke uitspraak in verweer kwam, stapte de Franse rechter naar het Europees Hof in Luxemburg. Hij vroeg waarom een producentenorganisatie zijn verkoopprijzen en in omloop te brengen hoeveelheid product niet zelfstandig vast mag stellen, terwijl een groot bedrijf dat wel mag. De rechter vraagt dus of er een verschil is in hun hoedanigheid als strategische zakelijke eenheid. De uitspraak moet nog komen, maar Veerman verwacht dat het Hof de rechter zal steunen in zijn uitspraak.
In het Europese Parlement bestaat steun voor het bevorderen van samenwerking tussen boeren vanuit regelgeving. Deze voorkeursbehandeling van de landbouwsector moet verdere twijfel over de interpretatie of beperkende werking van mededingingsregels wegnemen. De landbouwministers vragen de Europese Commissie daar nadrukkelijk verder aan mee te willen werken.
Pootje bijtrekken
De Slowaakse minister Matečná volgde op 1 juli jongstleden de Nederlandse staatssecretaris Van Dam op als voorzitter van de Europese Landbouwraad.
Zij lijkt een belangrijke stap te hebben kunnen zetten in de omgang met de boerencrisis in Europa. Zelfs heel grote boeren zijn te klein om strategisch zelfstandig op de markt te kunnen opereren tegenover de omvang die handel, verwerking en verkoop vertegenwoordigen. Daarom moet het niveau waarop hun marktvolume is georganiseerd een pootje bijtrekkende emancipatie worden toegestaan voorzover wet-en regelgeving dat nog niet zouden toestaan.
De Nederlandse boer raakte steeds verstrikter in de innovatie-boodschappen die op hem worden afgevuurd'Innovatie'
Van Dam zette onder zijn EU-voorzitterschap nadrukkelijk in op 'innovatie', een begrip dat al decennia vanuit Den Haag te horen valt. Het heeft boeren, als gevolg van extra investeringen, vooral veel extra kosten en lagere opbrengsten bezorgd. Ons land gebruikte innovatie tot ver in de negentiger jaren om meer van hetzelfde te kunnen produceren tegen lagere kosten. Daarmee bereikte het een zodanige overdekking van de behoeften van de Nederlandse markt dat boeren vergaand afhankelijk werden van export naar, aanvankelijk, omliggende landen en, inmiddels, Azië.
Grosso modo kan gesteld worden dat het product van Nederlandse agrarische ondernemers op dit moment voor 70-80% zijn weg naar het buitenland moet vinden. Na 2000 ging innovatie in ons land verduurzaming betekenen; er moest meer product met minder milieudruk gemaakt worden. Dat beleid leverde voor boeren niets op omdat het hun kosten verhoogde, maar hun opbrengsten niet verbeterde. Het product bleef immers hetzelfde terwijl het aanbod toenam.
Na 2010 kwam innovatie meer te staan voor onderscheid. Omdat de markt voor onderscheidende boerenproductie nauwelijks bestaat en onderscheid voornamelijk in de rest van de keten wordt gemaakt, raakte de Nederlandse boer steeds verstrikter in de innovatie-boodschappen die op hem worden afgevuurd. Het opvoeren en verduurzamen van de productie hielp hem niet in zijn inkomen, terwijl commerciële innovatie afhankelijk is van het functioneren van aan elkaar gewaagde schakels binnen hechte ketenorganisaties. Hoewel bijvoorbeeld ABN Amro dat het afgelopen jaar bij herhaling duidelijk maakte, is dat besef bij het Nederlandse beleidscluster nog weinig ontwikkeld.
Organisatie is een aanmerkelijk belangrijker sleutelwoord dan innovatie. Innovatie is doodgewoonNieuwe harmonie
Ik hield de afgelopen maand een drietal besloten lezingen over dit onderwerp. Daarin hanteerde ik een positieve toon aan over het rapport Veerman. Een boerenbestuurder vertelde me dat hij het met teleurstelling had gelezen als diens zoveelste advies om alweer een Vion of Greenery te maken. Beide bedrijven stammen immers uit oudere adviezen van Veerman, maar zijn mislukkingen gebleken. Wie echter door het gebrek aan commerciële organisatiegraad van die bedrijven heenkijkt en Veerman denkt vanuit de detailhandel en de onderling verschillende productspecificaties waarop supers en nieuwe detaillisten zich moeten onderscheiden om uit hun onderlinge prijsoorlogen weg te komen, ziet oplossingen voor een beter functionerend zakelijk ecosysteem. Daarin kunnen landbouw, verwerking, retail en zelfs handel (voor het wegwerken van overschietende restvolumes naar de wereldmarkt) in commerciële harmonie komen tussen vraag en aanbod, zonder elkaar uit te wonen.
Organisatie is een aanmerkelijk belangrijker sleutelwoord dan innovatie. Innovatie en commercie zijn doodgewoon. Wie daar niet aan doet, blijft achter in het verleden. Wie zich niet organiseert voor de toekomst, heeft echter geen zakelijke basis om aan innovatie te beginnen.
Nog 3
Je hebt 0 van de 3 kado-artikelen gelezen.
Op 5 mei krijg je nieuwe kado-artikelen.
Op 5 mei krijg je nieuwe kado-artikelen.
Als betalend lid lees je zoveel artikelen als je wilt, én je steunt Foodlog
Lees ook
Volgens mij lopen hier twee gedachtes door elkaar. Ten eerste de in Nederland ook al jaren rondwarende dwaalgedachte dat wanneer boeren zich maar verenigen ze een vuist kunnen maken tegen de grote boze afnemers. Dan wordt vaak ook gesproken over het niet bestaande begrip eerlijke prijzen. Inmiddels weten de meeste boeren dat dat onzin is.
Die andere Veerman heeft het over organiseren in de keten. Dat is organiseren waarbij wederzijdse afhankelijkheid ontstaat, en dat is heel iets anders. Dat is namelijk wel levensvatbaar, maar zit helemaal niet in het DNA van de gemiddelde agrariër.
Henric, in welk hoofd zie je die 2 dingen precies door elkaar lopen? (ik denk dat je net zo denkt als die boerenbestuurder die ik sprak)
Dat Nederlandse boeren lastig met die nieuwe werkelijkheid kunnen omgaan, klopt. Hun Greenery en Vion maakten geen enkel verschil. Recent werd echter ook de zeer succesvolle coöperatie Royal Friesland Campina (RFC) door boeren zelf opgeblazen. Dat pleit de - anders dan bij RFC, commercieel vermoedelijk niet al te sterke - directies van die twee andere bedrijven tenminste een beetje vrij.
Wanneer boeren meer zeggenschap krijgen dan worden de tussenschakels zoals Vion, Greenery, RFC, etc platgewalst tussen boeren en Retail. Boeren met meer zeggenschap klinkt leuk, maar boeren hebben daar niet zoveel aan wanneer de tussenschakels daardoor lamgeslagen worden.
Dick, ik zie het niet in één hoofd, maar in het bovenstaande artikel.
Ik lees eerst 'Ze omarmden een aantal beleidsgedachten tegen oneerlijke handelspraktijken die boeren op achterstand zetten in hun onderhandelingspositie met handel, verwerkende bedrijven en grote detaillisten.'
Een stukje verder lees ik dan de ietwat warrige zin 'Wie echter door het gebrek aan commerciële organisatiegraad van die bedrijven heenkijkt en Veerman denkt vanuit de detailhandel en de onderling verschillende productspecificaties waarop supers en nieuwe detaillisten zich moeten onderscheiden om uit hun onderlinge prijsoorlogen weg te komen, ziet oplossingen voor een zakelijk ecosysteem waarin landbouw, verwerking, retail en zelfs handel (voor het wegwerken naar de wereldmarkt van randvolumes) in een nieuwe harmonie tussen vraag en aanbod kunnen komen, zonder elkaar uit te wonen.'
Ik denk dan dat dat twee verschillende benaderingen zijn. De eerste is de klassieke boerenbenadering die niet werkt, de tweede werkt m.i. wel. Maar als ik het mis heb hoor ik het graag.
Henric, als je dat bedoelt, kan ik je volgen. Ik zou zeggen: hou je vast aan de slotzinnen van het stukje.
Ik maakte de te lange zin wat korter. Dank voor de kritiek op mijn warrige zin!