Ons ministerie van EZ lijkt de analyse van het OESO-rapport over de Nederlandse food- en agrosector anders te lezen dan die bedoeld is.
In een gisteren verschenen rapport zegt de OESO dat de Nederlandse voedselverwerkende en land- en tuinbouwsector altijd innovatief is geweest. Daardoor kon de sector een exportpositie opbouwen met een hoge toegevoegde waarde en belangrijke marktaandelen op tal van terreinen.
Nog steeds zijn alle factoren aanwezig om ook in de toekomst innovatief te kunnen zijn, zegt de organisatie die - heel ingehouden - ook barsten in het bolwerk constateert.
Kan Nederland het?
De OESO schrijft dat het accent in Nederland lang heeft gelegen op productiviteitsverhoging op boerderijen, terwijl de milieu- en daardoor regeldruk toenam. Nederland staat voor de uitdaging om zijn leidende positie vast te houden.
Gaat dat lukken met slechts marginale verbeteringen in de bestaande strategie en infrastructuur of zijn nieuwe manieren van innovatief zijn nodig om als speler op het gebied van duurzaamheid de toekomst in te kunnen? Die vraag stelt het 186 pagina's tellende rapport Innovation, Agricultural Production and Sustainability in the Netherlands.
De OESO maakt duidelijk dat er veel onzekerheden zijn, de landbouwsector weinig toegang heeft tot kapitaal en een nieuwe overheidsvisie nodig is. Zonder het heel hard te zeggen, voelt de lezer door het hele rapport heen de vraag of Nederland met zijn op productiviteitsvergroting gerichte innovatie-opvatting in staat zal blijken nieuwe uitgangspunten te ontwikkelen om met de toekomst om te gaan.
Positief?
Het ministerie van EZ meent dat de OESO positief over Nederland is en leest in het rapport het volgende: De kennisontwikkeling en het innovatievermogen van de Nederlandse landbouwsector staan er goed voor. De sector is export-georiënteerd, er wordt volop geïnnoveerd, de onderzoeksagenda’s zijn vraaggestuurd en de samenwerking tussen overheid, onderwijs, onderzoek en de sectoren is goed. Om die positie vast te houden en te versterken moet innovatie en verduurzaming in de sector gestimuleerd blijven worden.
"We moeten het agri- en foodsysteem handhaven en beter maken", zegt staatssecretaris Martijn van Dam (Economische Zaken) in een reactie.
Van Dam zei eerder deze week op zijn Facebookpagina al: "Nederland heeft een koppositie. Die moeten we behouden." Ook gaf hij aan niet meer te geloven in het maken van veel voor weinig. Daarvan zegt hij: "daar waren we altijd goed in, maar andere landen zullen daar op termijn beter in zijn. Nederland moet gaan voor een product van hoge kwaliteit dat duurzaam wordt geproduceerd." De OESO stelt echter de concrete vraag hoe Nederland dat gaat doen en rendabel gaat krijgen.
Het antwoord blijkt verrassend algemeen: we waren innovatief en daar gaan we beter mee door. Die hoe-vraag wordt niet beantwoord. Al jaren niet. Daarom zit al evenzovele jaren de klad in de tuinbouw (die we niettemin wereldwijd als ons grootste succes promoten), de eiersector, de akkerbouw en de varkenssector. De melkveehouderij deed het tot het wegvallen van het melkquotum goed, maar schaart zich inmiddels ook onder de noodlijdende sectoren. Opmerkelijk genoeg merkt de OESO op, tegen de klassieke opvattingen binnen de Nederlandse melkveehouderij in, dat de quotering de ontwikkeling van de melkveehouderij niet heeft beperkt. Net als bij de andere sectoren die in de problemen zijn geraakt, is dat het directe gevolg van een productiviteitsfocus in plaats van een marktgerichte.
Beleefd maar duidelijk
Inmiddels is vrijwel de totale Nederlandse landbouw bezig met het hozen van zich opstapelende rode cijfers, maar niet met hun toekomstige kansen. Vermoedelijk komt dat doordat de landbouw verduurzaming vanuit het Nederlandse productiviteitsdenken tot een kostenpost in plaats van een verdienmotor heeft gemaakt. Omdat ze hun kostprijzen niet verdiend krijgen, vragen boeren keer op keer niet om meer, maar om minder duurzaamheid zodat ze minder duurzame investeringen hoeven te doen.
Is de Nederlandse landbouw met zijn oude op efficiency gerichte innovatiedenken in staat om van duurzaamheid een innovatief business model gericht op de kwaliteit van de leefomgeving te kunnen maken? Die vraag stelt de OESO uiterst beleefd, maar duidelijk in zijn rapport over Nederland.
Het is een uitstekende vraag, die meer dan een beetje gelegitimeerd wordt door de economische performance van boer en tuinder. Het ministerie reageert alsof alles in orde is en Nederland voor 'beter zijn best doen staat'. De stand van de Nederlandse landbouweconomie laat helaas zien dat dat een vorm van misplaatst optimisme is. In alle sectoren worden grotere en - volgens de boeren - duurzamer geproduceerde volumes gedraaid dan ooit. Ook de verliezen zijn groter dan ooit. Daar valt geen toekomst op te bouwen.
Fotocredits: Ministerie van EZ, Iedema
Dit artikel afdrukken
Nog steeds zijn alle factoren aanwezig om ook in de toekomst innovatief te kunnen zijn, zegt de organisatie die - heel ingehouden - ook barsten in het bolwerk constateert.
Kan Nederland het?
De OESO schrijft dat het accent in Nederland lang heeft gelegen op productiviteitsverhoging op boerderijen, terwijl de milieu- en daardoor regeldruk toenam. Nederland staat voor de uitdaging om zijn leidende positie vast te houden.
Gaat dat lukken met slechts marginale verbeteringen in de bestaande strategie en infrastructuur of zijn nieuwe manieren van innovatief zijn nodig om als speler op het gebied van duurzaamheid de toekomst in te kunnen? Die vraag stelt het 186 pagina's tellende rapport Innovation, Agricultural Production and Sustainability in the Netherlands.
De OESO maakt duidelijk dat er veel onzekerheden zijn, de landbouwsector weinig toegang heeft tot kapitaal en een nieuwe overheidsvisie nodig is. Zonder het heel hard te zeggen, voelt de lezer door het hele rapport heen de vraag of Nederland met zijn op productiviteitsvergroting gerichte innovatie-opvatting in staat zal blijken nieuwe uitgangspunten te ontwikkelen om met de toekomst om te gaan.
Positief?
Het ministerie van EZ meent dat de OESO positief over Nederland is en leest in het rapport het volgende: De kennisontwikkeling en het innovatievermogen van de Nederlandse landbouwsector staan er goed voor. De sector is export-georiënteerd, er wordt volop geïnnoveerd, de onderzoeksagenda’s zijn vraaggestuurd en de samenwerking tussen overheid, onderwijs, onderzoek en de sectoren is goed. Om die positie vast te houden en te versterken moet innovatie en verduurzaming in de sector gestimuleerd blijven worden.
"We moeten het agri- en foodsysteem handhaven en beter maken", zegt staatssecretaris Martijn van Dam (Economische Zaken) in een reactie.
Is de Nederlandse landbouw met zijn oude op efficiency gerichte innovatiedenken wel in staat om van duurzaamheid een innovatief business model gericht op de kwaliteit van de leefomgeving te maken?Verassend algemeen
Van Dam zei eerder deze week op zijn Facebookpagina al: "Nederland heeft een koppositie. Die moeten we behouden." Ook gaf hij aan niet meer te geloven in het maken van veel voor weinig. Daarvan zegt hij: "daar waren we altijd goed in, maar andere landen zullen daar op termijn beter in zijn. Nederland moet gaan voor een product van hoge kwaliteit dat duurzaam wordt geproduceerd." De OESO stelt echter de concrete vraag hoe Nederland dat gaat doen en rendabel gaat krijgen.
Het antwoord blijkt verrassend algemeen: we waren innovatief en daar gaan we beter mee door. Die hoe-vraag wordt niet beantwoord. Al jaren niet. Daarom zit al evenzovele jaren de klad in de tuinbouw (die we niettemin wereldwijd als ons grootste succes promoten), de eiersector, de akkerbouw en de varkenssector. De melkveehouderij deed het tot het wegvallen van het melkquotum goed, maar schaart zich inmiddels ook onder de noodlijdende sectoren. Opmerkelijk genoeg merkt de OESO op, tegen de klassieke opvattingen binnen de Nederlandse melkveehouderij in, dat de quotering de ontwikkeling van de melkveehouderij niet heeft beperkt. Net als bij de andere sectoren die in de problemen zijn geraakt, is dat het directe gevolg van een productiviteitsfocus in plaats van een marktgerichte.
Beleefd maar duidelijk
Inmiddels is vrijwel de totale Nederlandse landbouw bezig met het hozen van zich opstapelende rode cijfers, maar niet met hun toekomstige kansen. Vermoedelijk komt dat doordat de landbouw verduurzaming vanuit het Nederlandse productiviteitsdenken tot een kostenpost in plaats van een verdienmotor heeft gemaakt. Omdat ze hun kostprijzen niet verdiend krijgen, vragen boeren keer op keer niet om meer, maar om minder duurzaamheid zodat ze minder duurzame investeringen hoeven te doen.
Is de Nederlandse landbouw met zijn oude op efficiency gerichte innovatiedenken in staat om van duurzaamheid een innovatief business model gericht op de kwaliteit van de leefomgeving te kunnen maken? Die vraag stelt de OESO uiterst beleefd, maar duidelijk in zijn rapport over Nederland.
Het is een uitstekende vraag, die meer dan een beetje gelegitimeerd wordt door de economische performance van boer en tuinder. Het ministerie reageert alsof alles in orde is en Nederland voor 'beter zijn best doen staat'. De stand van de Nederlandse landbouweconomie laat helaas zien dat dat een vorm van misplaatst optimisme is. In alle sectoren worden grotere en - volgens de boeren - duurzamer geproduceerde volumes gedraaid dan ooit. Ook de verliezen zijn groter dan ooit. Daar valt geen toekomst op te bouwen.
Fotocredits: Ministerie van EZ, Iedema
Nog 3
Je hebt 0 van de 3 kado-artikelen gelezen.
Op 5 mei krijg je nieuwe kado-artikelen.
Op 5 mei krijg je nieuwe kado-artikelen.
Als betalend lid lees je zoveel artikelen als je wilt, én je steunt Foodlog
Lees ook
En dat in een flat en klimaatneutraal, Dick? Klinkt veelbelovend, waarbij ik benieuwd ben naar de uitwerking van het verdienmodel (kosten voer en faciliteiten, opbrengst van het gas en het - lekkere en smakelijke? - vlees van varkens die dan kennelijk wel binnen mogen staan in die gasdichte fabriek en niet hun natuurlijke gedrag zullen kunnen vertonen, etc.)
Hendrik, ik hoorde gisteren dat we eiwit uit gras kunnen halen en dan aan de varkens kunnen voeren, zodat het toch een soort koeien worden waarvan we de scheten binnen kunnen opvangen, terwijl ze veel harder groeien. Innovatief, maar net zo fout als steden?
Ojee. En dan duikt er ook nog eens concurrentie op, als het gaat om het voorop lopen bij de ontwikkeling naar een circulaire economie. Juist België heeft 'een laboratoriumfunctie te vervullen op wereldvlak'.
Dank voor de info, Hendrik. Het Nederlandse 'debat' en keuzes in de (duurzamere?) energiehuishouding lijkt me symptomatisch voor de staat van dit land. We importeerden al ietsje meer gas, mede om (ge)rommel in Groningen te voorkomen. En dat vertaalde zich meteen in een bijstelling van onze economische groeicijfers. Het ene Kamp zoekt een tijdelijke oplossing bij meer gas uit de Noordzee, het andere kamp toont zich meteen teleurgesteld en boos.
Power Density: A Key to Understanding Energy Sources and Uses
Reviews
In this book, Vaclav Smil argues that power density is a key determinant of the nature and dynamics of energy systems. Any understanding of complex energy systems must rely on quantitative measures of many fundamental variables. Power density — the rate of energy flux per unit of area — is an important but largely overlooked measure. Smil provides the first systematic, quantitative appraisal of power density, offering detailed reviews of the power densities of renewable energy flows, fossil fuels, thermal electricity generation, and all common energy uses.
Smil shows that careful quantification, critical appraisals, and revealing comparisons of power densities make possible a deeper understanding of the ways we harness, convert, and use energies. Conscientious assessment of power densities, he argues, proves particularly revealing when contrasting the fossil fuel–based energy system with renewable energy conversions.
Smil explains that modern civilization has evolved as a direct expression of the high power densities of fossil fuel extraction. He argues that our inevitable (and desirable) move to new energy arrangements involving conversions of lower-density renewable energy sources will require our society — currently dominated by megacities and concentrated industrial production — to undergo a profound spatial restructuring of its energy system.
Charles Hall zegt in iets ander bewoordingen exact hetzelfde!