Diverse media besteedden er deze week aandacht aan: in het wetenschappelijke tijdschrift PNAS verschenen maar liefst vier artikelen over het dieet van onze verre voorouders. Het daaraan ten grondslag liggende onderzoek werd uitgevoerd door de University of Colorado Boulder.

Het onderzoek spitste zich toe op de analyse van stabiele isotopen in fossielen van tanden van mensachtigen. Een dergelijke analyse maakt het mogelijk op basis van de specifieke chemische 'handtekening' van moleculen af te leiden wat de eigenaren van die tanden gegeten hebben. Uit de resultaten blijkt dat voorgangers van de moderne mens al veel eerder dan tot nu toe gedacht werd van een 'apendieet' (fruit en bladeren) overstapten op een 'grassen en zegges-dieet': al 3,5 miljoen jaar geleden.

Wetenschappers kunnen dit bepalen aan de hand van de koolstofmoleculen in fossielen - in dit geval 175 fossielen van tanden van verschillende mensachtigen. Ook de slijtage van de tanden en kiezen werd bestudeerd. Koolstof kent twee stabiele isotopen: C-12 (bijna alle koolstof op aarde) en C-13 (1,1 procent van alle koolstof). Vrijwel alle organismen hebben verschillende ratio's van deze twee isotopen. Planten die C3 fotosynthese kennen (bomen, struiken en kruiden) hebben een ratio die overeenkomt met hun natuurlijke omgeving. Maar planten die C4/CAM fotosynthese gebruiken (grassen en zegges) slaan veel meer C-13 op. En als die planten dan gegeten worden door dieren en mensachtigen, is dat meetbaar in de isotopenverhouding in de fossiele resten van die vroegere voorgangers. Je bent wat je eet, in ieder geval in de moleculaire samenstelling van je botten.

Uit dit onderzoek zou kunnen blijken dat alle grote apensoorten en hun voorouders gewoon fruit, bladeren en andere planten aten. De moderne mens eet vooral C4-planten, zoals tarwe en mais. Onze voorouders blijken de voorgangers van die gewassen al 2,9 tot 3,9 miljoen jaar geleden te zijn gaan eten. Dat is vooral meetbaar aan de Australopithecus afarensis, die in en rond Ethiopië voorkwam in die tijd. Deze mensachtigen verlieten de bossen en pasten zich aan aan het leven op de savannes die zich ook rond die tijd ontwikkelden. Dat patroon werd ook vastgesteld bij andere mensenvooroudersoorten, zoals Paranthropus boisei, die tussen de 2,3 tot 1,2 miljoen jaar geleden leefden in Kenia.

Het lijkt er dus op dat behalve een grote herseninhoud en rechtop lopen er een derde onderscheidend aspect is tussen aapachtigen en mensachtigen: de overstap van bladeren en fruit naar grassen en granen. Dat die overgang wellicht ingegeven werd door de verplaatsing van de leefomgeving naar de open savanne kan aanvullend bewijs zijn voor het waarom van het succes van de vroege mens: hij was in staat zich aan te passen en andere soorten voedsel uit te proberen en te gebruiken.

Het staat als een paal boven water dat de moderne mens teveel suiker en bewerkt eten tot zich neemt. Maar aanhangers van het moderne 'paleo'-denken hebben het mogelijk toch mis. De mens eet al veel langer grassen en granen dan gedacht. Het zou wel eens zo kunnen zijn dat juist het eten van die - door paleo's verbannen - voeding mede heeft bepaald dat de mens mens is geworden.

Bronnen: Discover en ScienceDaily.

Fotocredits: 'Sedge species', uitsnede, Victoria Benstead-Hume
Dit artikel afdrukken