Archeologen hebben op diverse vindplaatsen van vroeg-menselijke bewoning vastgesteld dat er kannibalisme voorkwam. Zij blijken vooral geïntrigeerd door de vraag waarom onze voorouders, die wisten te overleven door in sociale verbanden samen te leven, elkaar soms ook opaten. James Cole, archeoloog aan de universiteit van Brighton, komt tot de conclusie dat mensen elkaar niet opaten voor de voedingswaarde.

De dijen vormen het meest voedingsrijke deel van het lichaam, met 13.354 calorieën
Te weinig calorieën
Cole koos een andere aanpak. In een artikel in Nature gaat hij uit van de chemische samenstelling en caloriewaarde van het menselijk lichaam. Een gemiddelde man van 50 kilo (in het stenen tijdperk) bestaat voor ongeveer 30 kilo uit spierweefsel. De rest is ingewanden, organen, lichaamsvet en botten. Omgerekend naar calorieën komt dat overeen met 125.822 calorieën in totaal, waarvan 32.376 calorieën aan spierweefsel. De dijen vormen het meest voedingsrijke deel van het lichaam, met 13.354 calorieën. De lever is goed voor 2.569 en het hart voor 650 calorieën.

Eén zou mens slechts voldoende zijn voor een derde van de dagelijkse caloriebehoefte van een stam van 25 personen
Er van uitgaande dat een Neanderthaler of een van onze paleolithische voorouders iets meer nodig hadden dan de moderne caloriebehoefte van 2.400 calorieën per dag, zou één mens slechts voldoende zijn voor een derde van de dagelijkse caloriebehoefte van een stam van 25 personen. Cole zet dat af tegen de andere caloriebronnen waar de stam zich op kon richten: een oerrund bevat 367.200 calorieën aan spiermassa alleen al, een wolharige neushoorn 1,26 miljoen en een wolharige mammoet zelfs 3,6 miljoen calorieën aan spiervlees.

Sociale en culturele aspecten
Tel daarbij op dat het waarschijnlijk moeilijker was om op een mens te jagen dan op een dier, "aangezien mensachtigen konden terugvechten, wegrennen of een list verzinnen om aan de jacht te ontkomen", schrijft Cole. Hij denkt dan ook dat onze voorouders geen mensen aten als bestanddeel van hun standaardmenu, maar dat er sociale of cultuuraspecten een rol speelden. In een email aan Time schrijft Cole dat het mogelijk een primitieve vorm van geopolitiek was. Mensachtigen trokken ten strijde om hun leefgebied te vergroten, en daarbij vielen slachtoffers. "Mogelijk werd het vlees nadat er doden waren gevallen opgegeten omdat het zonde zou zijn het te verspillen, of misschien als een waarschuwing", zegt hij. Daar voegt hij aan toe dat we de werkelijke motivatie voor het kannibalisme in de oudheid vermoedelijk nooit met zekerheid zullen ontdekken.
Dit artikel afdrukken