Groot, groter, groots - of in goed Nederlands bigger is better - is al decennia lang het adagium voor ondernemen en voor winstmaximalisatie. Vooral dat laatste doel, de primaire taak van ondernemingen, heiligt de middelen. Lees Joel Bakan’s De pathologische organisatie eens. Het is geen geheim meer dat veel winst wordt gemaakt door kosten niet door te berekenen. Roofbouw op het milieu en op mensen staan niet in de winst en verliesrekening. Zulke kosten worden ergens anders neergelegd.
Wordt dit stukje een aanklacht tegen dit soort bedrijven?
Nee. Al zijn er uitzonderingen op de regel, bedrijven zijn niet crimineel en worden niet geleid door criminelen. Hun manier van doen is nu eenmaal zo gegroeid. De belangen zijn zo groot dat ze niet makkelijk om te buigen zijn. Er is bovendien geen enkele controle meer op. Multinationals zijn soms machtiger dan staten en kijken bij het maken van wetten mee over de schouder van de overheid. Niet onlogisch want zij weten hoe het zit, in het groot. Maar gewenst of democratisch? Het zorgt ervoor dat er weinig is dat aan zou kunnen zetten tot verandering. Bedrijven staan bijna buiten de maatschappij. Op een merkwaardige manier adoreren we ze nog ook.
Voeg daarbij het typisch de 20e eeuwse streven naar ‘economies of scale’, hoe meer je maakt van iets hoe goedkoper het wordt. Dat dogma van de vorige eeuw leverde soms ook wel goedkope producten op en daar zijn we natuurlijk niet vies van geweest. Langzaam wordt echter duidelijk dat het principe van de economy of scale zijn uitwerking begint te missen. Enorme marketingbudgetten zijn nodig om de scale, enorme hoeveelheden product, ook bij de consument te krijgen. De inkoopvoordelen bereiken hun grens omdat het middel zijn doel voorbij is geschoten. Grote bedrijven maken zulke massa’s product dat ze niet meer weg te krijgen zijn. De economy of scale schiet zichzelf in de voet en eist zijn tol in de vorm van torenhoge communicatiebudgetten.
De consument zou een hogere prijs moeten worden gevraagd. Op basisproducten lukt dat nauwelijks omdat de omzet zou stokken. Dus wordt uitgeweken naar het bieden van producten met vaak irrelevante voordelen, die in het huidige neergaande economische niet voor beter betaalde omzetten zorgen omdat ze blijven steken in niches en zich niet nestelen in de brede massamarkt.
Het ziet er niet naar uit dat de grote ondernemingen hun strategieën voor de nabije toekomst zullen aanpassen. Hun immense olietankers doen er nog wel even over voordat ze hun koers hebben gewijzigd. Daarbij hebben ze totaal niet het idee dat de koers überhaupt gewijzigd moet worden. Een vleugje groene diesel erin achten ze meer dan voldoende.
Wat wordt dit dan voor stukje?
Een stukje dat zoekt naar een alternatief. Met een andere interpretatie van de economy of scale. Over het kleinste gemene veelvoud in plaats van over de grootste gemene deler. Over nieuwe productiemethoden, over andere vormen van distributie, over lokaal, over ander consumentengedrag, over een andere voedselcultuur. Te hoog gegrepen? ‘If you don’t reach for the stars you’ll end up in the mud’ zullen we maar zeggen. Grijp dus de sterren en ontploeter. Ik zie een veranderende wereld voor me.
1. Tachtig procent wordt lokaal
Ik ga niet helemaal uitvogelen wat lokaal precies is. Het is in ieder geval overzichtelijk genoeg om teelt, productie en distributie dichtbij elkaar te hebben. Het is klein genoeg om consumenten zich betrokken te laten voelen. Het is groot genoeg om een behoorlijke boterham te verdienen. Technologie speelt een belangrijke rol in dit spel. Als je vroeger een magazine wilde uitgeven had je minstens een oplage van 60.000 nodig. Vandaag de dag met nieuwe print- en opmaaktechnieken, met nieuwe vormen van contentmanagement lukt dat al bij een oplage van 15.000. Onze huidige laptop is bijna even krachtig als de grote mainframe uit de vorige eeuw.
2. De SRV man komt terug
Wageningse onderzoekers maken duidelijk dat veel milieubelasting wordt veroorzaakt door het maar voortdurend naar de supermarkt op en neer rijden. Het lijkt me dat de supermarkt dan maar naar ons toe moet komen. Met de communicatiemogelijkheden van internet en nieuwe distributievormen (de rijdende winkel, in elke buurt een ophaalcentrum) moet dat kunnen. En als we dan nog een keer per week overhouden om gezellig te funshoppen in de supermarkt hebben we al veel gewonnen.
3. Mensen moeten terug in de keten
Gedurende de laatste vijftig jaar staat het terugdringen van arbeidskosten in het productieproces centraal. Meer doen, veel meer doen met minder mensen. De vraag die moeilijk beantwoord kan worden is of ons dat werkelijk veel heeft opgeleverd. Ik pleit ervoor om weer meer mensen in de keten te hebben. En het liefst op alle plekken. Op de boerderij, in de productie, in de winkel, op de wagen, in het ophaalcentrum. Meer mensen maken licht werk, maar dat niet alleen, ze hebben meer contacten, meer tijd, meer mogelijkheden zich te verbinden met anderen. Waardoor de relatie niet louter transactioneel van aard is, maar weer menselijk wordt. Met betrokkenheid en vertrouwen als resultaat.
4. Het MKB moet opnieuw worden uitgevonden
Op weg naar het nieuwe speelveld zie ik geen grote rol voor de grote bedrijven weggelegd. Radicaal innoveren is gezien alle vaste automatische patronen en afhankelijkheden voorlopig een paar bruggen te ver. Dat komt misschien wel mooi uit. Want juist het flexibele midden- en kleinbedrijf, waar de cohesie groot is, de relatie met de omgeving nog bestaat, waar men nog aanspreekbaar is en zichtbaar, waar passie gedijt, waar men boven op de consument zit, maakt naar mijn gevoel de grootste kans om de voedingsector op nieuw uit te vinden.
5. De consument betrekken
Zolang consumenten zich niet echt betrokken voelen bij het voedselvraagstuk, zullen ze er zich zo makkelijk mogelijk vanaf maken. Maar als het zo dichtbij komt is dat nog maar de vraag. Zeker als je ze vraagt er min of meer in te participeren. Als je hen beter informeert, erbij betrekt en hen daarvoor beloont. Door reststromen terug te geleiden. Door een hand uit te steken tijdens de oogsttijd. Door te gaan eten met de seizoenen mee. Door te blijven vragen of het klopt.
En hoe zit het dan met die 40 miljard export van onze agri- en foodsector?
Tja, dat is een goede vraag. Ik denk dat de export van voedselproducten kleiner zal worden. Maar ik denk ook dat de export van dit lokale businessmodel prachtige vooruitzichten tegemoet gaat. Ze biedt namelijk precies dat waar we in Nederland zo goed in zijn: slim boeren, praktisch ondernemen, state of the art technologie en wetenschappelijk onderbouwen. Vooral op voedings- en agrogebied.
Waar wachten we op? ‘Kannie’ ligt al op het kerkhof.
Nog 3
Je hebt 0 van de 3 kado-artikelen gelezen.
Op 4 juni krijg je nieuwe kado-artikelen.
Op 4 juni krijg je nieuwe kado-artikelen.
Als betalend lid lees je zoveel artikelen als je wilt, én je steunt Foodlog
Uitdagende suggesties waarin ik een lijn van denken herken die me dierbaar is. Steeds meer eenheid product op dezelfde vaste kostenbasis leidt tot de zgn. system failures of capitalism. Ook communisme en socialisme zijn gebaseerd op economies of scale om iedereen alles (iedere arbeider zijn eigen auto uit de jaren '60 en '70 van de vorige eeuw) tegen zo laag mogelijke kosten te kunnen bieden. Helaas wordt een product letterlijk waardeloos als er teveel van komt, hoe goedkoop het ook is.
Het is, hoort ondergetekende zichzelf steeds vaker zeggen en schrijven, tijd voor dat 'andere' kapitalisme van Schumpeter. Dat maakt producten met betekenis omdat mensen ze willen hebben omdat het er niet van bulkt en zorgt voor een economische motor die tred houdt met wat vernieuwend en beter is.
Zelden hoor je inhoudelijke denkrichtingen om het probleem aan te pakken. Hier staan een aantal heldere suggesties voor - om in bestuurlijke taal te blijven - de basisvraag voor het 'aanvullend beleid' waar je stuk volgens mij op uitdraait: heeft het MKB zowel in management tijd als in middelen voldoende mogelijkheden om de motor van een Schumpeteriaanse creatieve destructie van het te log geworden imploderende systeem van 'economies of scale' te zijn? Ook het MKB is aan zijn grote shake out - meer productie en minder fabriekjes - begonnen. Van de 5.000 - 7.000 relevante voedselverwerkers blijven er hopelijk genoeg over en worden er hopelijk niet al te veel ingelijfd door de grote concerns.
Wie kan hier aangeven hoeveel innovatiegelden - vanuit zgn. industrie-, cq. innovatiebeleid - naar multinationals gaan en hoeveel naar het MKB?
Twee zielen, zelfde gedachte. Wouter Klootwijk over de RVS-man: Maar winkels? Zoals we ze hebben gekend, klein, met een toonbank, praatje maken, poffen, achterom na sluitingstijd, zo komen ze nooit meer terug. Voorspelling: op wielen wel. Helemaal verdwenen is de winkel op wielen niet, er zouden er nog zo'n 200 rondrijden, maar ik voorspel een stoet van nieuwe. Vindingrijke zelfstandige kruideniers, maar ook verse soepkokers, poeliers en groenteboeren. De eerste rijdende afhaalchinees laat niet lang meer op zich wachten. Onderzoeksbureau, maakt u zich maar geen zorgen. Want weet u, ook de ouden van de toekomst zitten op het internet en vragen de nieuwe mannen van de SRV vanavond nog of ze morgen voor zeven mensen verse mosselen mee willen brengen want er komt visite.
Helder, Jan Peter, en het goede nieuws is dat we al een end in de goede richting gaan...wat toch wat opmerkingen:
1. Tachtig procent wordt lokaal
Weet ik nog zo net niet, jij schrijft vanuit een stedelijk perspectief, ik vanuit een ruraal perspectief. Maar dat er dichter bij huis gesourced wordt lijkt me te verwachten, maar tegelijkertjd kan ik me voorstellen dat het ook mogelijk is dat we indachtig aan "in uw handen beveel ik mijn geest" onoplettend "ons voedsel in de handen van anderen bevelen". Het proces dat jij en ik voorstaan is geen automatisme en vereist duidelijke politieke keuzes op alle bestuursniveaus.
2. De SRV man komt terug
Partijen als Springer & Partners zijn daar al mee bezig.
3. Mensen moeten terug in de keten
Is onlosmakelijk verbonden met punt 1.
4. Het MKB moet opnieuw worden uitgevonden
Heeft te maken met 3 en 1, maar het verzamelde MKB heeft een streepje voor op BIG: het zorgt voor meer belastinginkomsten en werkgelegenheid vergeleken met grootbedrijf.
5. De consument betrekken
Nee, we gaan afscheid nemen van het begrip consument. Tenzij we toch meer zien in Brave New World scenario's. Zijn die scenario's minder aantrekkelijk dan gaan we mensen niet zien als voedsel VERbruikers maar voedsel GEbruikers, waardoor een andere dynamiek ontstaat in productie en retail.
@Dick: je gebruikt de term "aanvullend beleid" al tussen haakjes. En je bedoelt het misschien ironsich, maar is des Pudels Kern eigenlijk niet dat de spagaten die in voedselland ontstaan zijn nu niet het gevolg van teveel "aanvullend" en te weinig "hoofd"-beleid?
Ik gebruikte het woord in 'linkse' zin: het ingrijpen in het functioneren van de markt. Die is nl. geprogrammeerd voor steeds sterker zuigende krachten naar groot, groter, grootst met grote risico's en veel opgeslokte verliezers onderweg. Als je wilt wat hierboven staat, moet je daar een beetje ruimte voor maken.
@Peter: Ik zeg tachtig omdat het nu twintig is. Als het 60 wordt ben ik een tevreden man. Het zo mooi zijn als het stedelijke en rurale perspectief de handen eens ineen zouden slaan. De productiekant (ruraal?) lijkt me het initiatief te hebben.
Het woord consumer heeft vermoedelijk zijn langste tijd gehad en is het idioom van de oude wereld. Het woord prosumer is nooit doorgebroken omdat dat ook niet goed aangeeft hoe de toekomst er uit ziet. In het stukje had ik oorspronkelijk de 'participerende consument' staan, maar we hebben het nieuwe woord pas gevonden als het al enige tijd aan de gang is.
En ja zeker Dick, de supply chain wordt eindelijk een value chain: een keten van betekenissen.