Tweelingonderzoek
Ze testten daarvoor 243 eeneiïge en 452 tweeëïge tweelingparen, plus 511 individuele proefpersonen. De proefpersonen kregen 4 zoete oplossingen voorgezet: met fructose, glucose, aspartaam en NHDC (neohesperidine dihydrochalcone), eveneens een kunstmatige zoetstof. Ze moesten de oplossingen beoordelen op de intensiteit van de zoete smaak.
Genetische factoren bleken verantwoordelijk voor zo'n 30% van het verschil in zoetperceptie van persoon tot persoon"Teveel suiker eten wordt nogal eens als een persoonlijke zwakheid gezien. Maar ons onderzoek laat zien dat onze aangeboren genetische opmaak deels bepaalt hoe we zoet ervaren", zegt hoofdauteur Danielle Reed van Monell. "Net zoals mensen die geboren zijn met een slecht gehoor de radio harder moeten zetten, moeten mensen met een zwak zoetproefvermogen een extra schep suiker in hun koffie doen om dezelfde zoetervaring te beleven."
Genetische factoren bleken verantwoordelijk voor zo'n 30% van het verschil in zoetperceptie van persoon tot persoon. Proefpersonen met een zwak zoetproefvermogen proefden zowel natuurlijke suikers als suikervervangers als minder zoet.
Eeneiïge tweelingen hebben hetzelfde DNA. Bij tweeëiïge komt 50% van het DNA overeen. Er van uitgaande dat de tweelingen in hun jeugd hetzelfde eten voorgezet hebben gekregen, konden de wetenschappers de mythe ontkrachten dat een hoge suikerconsumptie kinderen 'went' aan zoetheid. "Onze resultaten wijzen er op dat gedeelde ervaringen, zoals gezinsmaaltijden, tweelingen niet dezelfde smaakmaatstaven konden opleveren."
We hebben nog geen middel dat de zintuiglijke ervaring van suiker kan evenarenNieuwe perspectieven voor suikerreductie
"Hoewel bijna iedereen - consumenten, artsen, gezondheidsautoriteiten - de hoeveelheid suiker in ons eten omlaag wil brengen, hebben we tot nu toe geen middel dat de zintuiglijke ervaring van suiker kan evenaren", zegt Reed. "Maar als we kunnen begrijpen waarom sommige mensen een zwakkere zoetperceptie hebben, zouden we iets aan die eigenschap kunnen doen zodat we de hoeveelheid suiker in onze voeding terug kunnen brengen." Mogelijk kan deze ontdekking daarom toch ooit iets betekenen om zoetekauwen sneller genoeg van suiker te laten krijgen.
Het onderzoek is verschenen in Twin Research and Human Genetics.
Fotocredits: 'M, Q and the lollipop', Tim Pierce
Op 5 mei krijg je nieuwe kado-artikelen.
Als betalend lid lees je zoveel artikelen als je wilt, én je steunt Foodlog
Dick, ik denk enigszins te weten hoe onderzoek werkt, maar ik heb inderdaad verkeerd gelezen. Het woord 'ontkrachten' betekent 'afzwakken', naast 'weerleggen'. Mijn eerste interpretatie was dat de 'mythe' was weerlegd, terwijl ik hiervoor nog onvoldoende onderbouwing zag, maar smaakwaarneming (intensiteit) is ook niet hetzelfde als voorkeur.
"The current study also found little evidence for a shared environmental influence on sweet perception. Assuming twin pairs took part in communal meals during childhood, this result challenges the common belief that access to foods high in sugar may make children insensitive to sweetness."
Mijn eigen ervaring is dat als je een langere periode, zegge een half jaar, alle zoetigheid laat staan, het daarna veel meer opvalt wanneer ergens suiker aan is toegevoegd. Daarnaast bevielen zoete producten met weinig smaak, zoals Marsen en goedkope gevulde koeken, mij absoluut niet meer na deze periode van 'onthouding'. De afkeer van erg zoet nam over tijd weer af, naarmate ik weer meer zoetigheid ging eten, maar met het vorderen van de leeftijd In recentere jaren heb iets soortgelijks meegemaakt met zout: koken voor een partner met een natriumarm dieet heeft mijn voorkeuren op dit gebied beïnvloed en toegevoegd zout valt me veel meer op dan voorheen.
Stel dat een onderzoeker mijn smaakwaarneming onderzocht had, in deze perioden, dan suggereert het onderzoek dat deze inderdaad niet veel zou mogen verschillen, afgezien van de normale verandering over tijd. Ik vraag me af of grotere verschillen in eetpatroon (helemaal geen suiker vs zoetekauwdieet) niet tot andere resultaten zouden leiden.
Hans, dat ligt aan de manier waarop je dit nieuws leest. De onderzoekers stelden zich tot doel vast te stellen of mensen die genetisch weinig verschillen (nature) en in dezelfde omgeving zijn opgegroeid (nurture) gevoeliger/ongevoeliger zijn voor zoet.
Onderzoek naar de effectiviteit van ontwenning is weer wat anders. Onderzoek is altijd slechts een antwoord op een onderzoeksvraag en de betekenis ervan is zo krachtig als het design van de opzet.
"Er van uitgaande dat de tweelingen in hun jeugd hetzelfde eten voorgezet hebben gekregen, konden de wetenschappers de mythe ontkrachten dat een hoge suikerconsumptie kinderen 'went' aan zoetheid. "
Een periode van zoetigheidsonthouding heeft echter flinke invloed op de smaak en van zoetigheid, weet ik uit ervaring, dus ik geloof wel degelijk (ook) in gewenning. Kan iemand me uitleggen waarom niet beide mechanismen van toepassing kunnen zijn? Ik begrijp niet goed hoe ze tot deze conclusie komen.
Dat de een dezelfde hoeveelheid suiker als zoeter of minder zoet dan de ander ervaart verbaast me niets, dat weten we allemaal wel, denk ik. Zo is de een ook vatbaarder voor rookverslaving en kan de ander alcohol weer moeilijker weerstaan. Die 'verslavingsgevoeligheid' voor specifieke stoffen moet dan ook wel zijn terug te voeren op genetische aanleg, zegt mijn lekenlogica. (Al ben je er natuurlijk altijd zelf bij hoe ver je het laat komen.)
Waar ik eigenlijk meer benieuwd naar ben is of suikerinname verschillend werkt op de gezondheid van mensen. Met andere woorden: verschilt het schadelijke effect van suikergebruik per persoon en zo ja, hoe komt dat dan?