Veel wetenschappers hebben zich al gebogen over de vraag waarom de mens zich ontwikkelde tot mens, met verre afstand tot de andere (mens)apen. Primatoloog Richard Wrangham meent het antwoord op deze vraag te hebben gevonden en ook wanneer en hoe dat gebeurde. De mens ging koken! Daarom was er meer voedsel beschikbaar, dat eenvoudiger en beter te verteren was. Waardoor de mens beschikbare energie aan de groei van de hersenen kon besteden, in plaats van het overleven pur sang. Dit is een heel korte samenvatting van Wranghams kookhypothese. Volgens hem veranderden hierdoor niet alleen onze hersenen, maar ook onze tijdbesteding en ons sociale leven. Hoe onderbouwt Wrangham zijn stelling?

Grote hersenen
Even de feiten zoals ze gepresenteerd worden op een rij:
a) 2,6 miljoen jaar geleden maakten onze voorouders in Ethiopië stenen werktuigen. Dat was toen iets heel nieuws.
b) 2,3 miljoen jaar geleden duiken de eerste sporen op van een nieuwe soort: de homo habilis. Deze habilis lijkt ongeveer even klein te zijn als voorganger australopithecus. Men vermoedt dat de habilis de maker van de eerste werktuigen is, zijn hersenen zijn tweemaal zo groot als die van de hedendaagse mensaap.
c) Zo rond 1,9 en 1,8 miljoen jaar geleden kwam een tweede stap: sommige habilinussen (zoals ze in het boek genoemd worden) evolueerden tot de Homo erectus.
d) Meer dan een miljoen jaar later ontstaat dan de Neanderthaler.

Vuur
Wrangham spitst de vraag naar onze oorsprong toe op de krachten die de Homo erectus uit zijn australopithecus-voorouders deed evolueren. Het is voorstelbaar dat het eten van de gejaagde prooi, vlees, verschillende menselijke kenmerken bevorderde, zoals het kunnen afleggen van grote afstanden, de ontwikkeling van grotere lichamen en een toenemende intelligentie en samenwerking. Deze theorie voor ‘man the hunter’ vindt de primatoloog uit Harvard onvolledig. Uit antropologische context concludeert hij dat het vooral de vrouwen zijn die verzamelen, en zodoende pakweg de helft van het beschikbare aantal calorieën voor de groep inbrengen. De jacht mislukt wel eens, gelukkig is er dan de vegetarische hap. De vraag luidt dan: wanneer en waarom ontstond het verzamelen van voedsel? En ruilde men vlees voor groenvoer? Habilis laat volgens Wrangham zien dat tijdens de ontwikkeling van aap naar mens twee veranderingen optraden, met een tussenpoos van honderdduizenden jaren. Het eten van vlees vindt Wrangham een uitstekende verklaring voor de eerste overgang, de evolutionaire sprong in de richting van de mens.Maar het verklaart volgens hem niet de tweede sprong, die van habilis naar erectus.Op dit punt maakt Wrangham zelf een enorme sprong in zijn boek: ‘wat een geluk dat er vuur op aarde is’! Er volgt een pakkende beschrijving van de zegeningen van vuur. En inderdaad, we zouden onze wereld van nu nauwelijks zonder brandstof en de daaruit voortvloeiende energie kunnen voorstellen. De beheersing van het vuur impliceert echter niet direct het bereiden van voedsel. Daarvoor moet je weten wat vuur met voedsel doet. Je moet ontdekken dat sommige voedselsoorten rauw oneetbaar, maar gaar eetbaar zijn, gemakkelijker verteerbaar, en minder aan bederf onderhevig. Even afgezien van de smaak. Ongetwijfeld heeft die ontdekking plaats gevonden. Maar wanneer? Wrangham stelt dat de overgang van habilis naar Homo erectus het beginpunt was. ‘Wij mensen zijn kokende apen, wezens van het vuur.’ Wrangham schaart de habilis liever (nog) niet onder de mensen, pas het koken maakt de mens.De spijsvertering van het mensengeslacht Homo is aan gekookt voedsel aangepast. De erectus heeft kleinere kaken en tanden dan zijn voorganger. Wrangham ziet dat als een bewijs voor toegenomen beschikbaarheid van energie uit voedsel. Dat leidde weer tot grotere hersenen, een groter lichaam met kleinere ingewanden. Waardoor de Homo erectus in staat zou zijn om nieuwe leefgebieden te koloniseren. Het koken van voedsel is vervolgens ook een goede verklaring voor de ontwikkeling van de leefgemeenschap, paarvorming van mannen en vrouwen, waarbij de man jaagt en beschermt, de vrouw kookt. Een strikte taakverdeling met vaste eetmomenten. De vraag is natuurlijk of we hier niet te maken hebben met een staaltje 20ste eeuwse projectie naar het verleden.

Vis
Bij gebrek aan archeologische bewijzen, is het aantrekkelijk de culturele antropologie in te schakelen. Veel anekdotische bewijsvoering met voorbeelden uit alle tijden en werelddelen moeten de lezer overtuigen. Helaas ontbreken voorbeelden die Wranghams argument níet ondersteunen, zoals de ‘shoreside’ theorie, waarin de consumptie van weekdieren, schaaldieren en vis als motor achter de evolutie van de mens bepleit wordt. Dit voedsel is rijk aan jodium, selenium, zink en omega-3-vetzuur (DHA), onmisbare elementen voor de ontwikkeling van hersenen.
Wrangham is wellicht verliefd op zijn eigen theorie geworden. Dan vind je altijd wel bewijs voor een hypothese. In de 31 pagina’s tellende literatuurlijst ontbreekt Karl Popper opvallend. Zo blijft dit boek voorlopig niet meer dan een interessant gedachtenexperiment.

Richard Wrangham,
Koken, over de oorsprong van de mens,
Nieuw Amsterdam, 2009. 272 pag.
ISBN 978-90-468-0568-2 19,95 euro.
Deze boekbespreking verscheen in Westerheem 2009/3 copyright Lizet Kruyff
Dit artikel afdrukken