Janssens trok ten strijde tegen misleidende namen, maar dat moet je natuurlijk niet doen met behulp van een suggestieve vraagstelling. Van het sap van welke tropische boom wordt Palm-bier gemaakt, denkt u? Welke snoepjes gaan in hopjesvla? Welke kleur heeft witte wijn? In welk land wordt Chinese kool verbouwd? In welke plaats worden Bastogne-koeken gebakken? In welk land is de eerste Hawaii-tosti gebakken? In welke Engelse plaats wordt Stilton-kaas gemaakt?
Is er een manier om WEL chocola van misleiding te maken? Janssens dacht met straatvragen de gemiddelde consument uit de Reclame Code Commissie-uitspraken te pakken te hebben. Wanneer een groepje mensen op straat iets verkeerd begrijpt, dan zou je mogen concluderen dat er sprake is van ontoelaatbare misleiding. (Marketingdocent Janssens kan dit roepen omdat hij zijn geld niet met marketing, maar met onderwijs verdient.) Maar naamgeving en reclame doodreguleren is geen optie voor een vrije markt en een vrije taalgemeenschap, met noodzakelijk vaag taalgebruik. Wat vindt Janssen ervan dat de Hooigracht in Leiden geen gracht is en dat er geen hooi tevinden is? En dat er op de Haagse Riviervismarkt veel te zien is, maar geen riviervis?
Of misleiding ontoelaatbaar is, hangt af van het aantal mensen dat daadwerkelijk misleid wordt en de ernst van de misleiding. Als er maar een paar mensen een uiting verkeerd begrijpen, is ingrijpen onwenselijk, tenzij er daardoor bijvoorbeeld doden vallen. Als heel veel mensen per vergissing de imitatie-verpakking van AH meenemen, in plaats van het echte A-merk, dan is een verbod/aanpassing misschien wel gewenst. Dit is allemaal met degelijk onderzoek redelijk goed uit te zoeken, al moet er nog getwist worden over de vraag hoe je de ernst van misleiding waardeert en welk percentage daadwerkelijk misleid moet zijn om van 'ontoelaatbare misleiding' te spreken.
Het begrip "de gemiddelde consument" van de Reclame Code Commissie, komt voort uit Europese regelgeving (zie bijvoorbeeld de oratie van hoogleraar Jan Kabel). Het gaat niet om de gewone man, maar om een fictieve, wakkere consument: "de gemiddeld geïnformeerde, gemiddeld omzichtige en gemiddeld oplettende gewone consument." In gewone mensentaal: iemand die niet helemaal achterlijk is. Zo iemand die wel zal weten dat "Unox ambachtelijke rookworst" niet uit een kleinschalige worstenmakerij komt. De rechter mag dit zelf bedenken, of onderzoek daarnaar laten doen. Hij zal soepeler zijn voor de producent wanneer deze aan een strenge informatieplicht voldoet. Aan de andere kant wordt hij strenger wanneer het om gezondheid of financiële producten gaat. Het gaat dan niet meer om de gemiddeld oplettende consument, om ongelukken of groot financieel leed te voorkomen. En dat kan ook de bovengemiddelde consument gebeuren. Maar dat een supermarktworst naar supermarktworst smaakt, is geen ontoelaatbaar leed.
Ik, zoals hier bekend, pleit wel voor een verdergaande informatieplicht. De belangrijkste onderdelen van een productaanduiding of reclame, moeten nader worden toegelicht. De al dan niet topografische merknaam en folklore als een stichtingsjaartal moeten tenminste op een website worden verklaard. Woorden als "ambachtelijk" en "vers" moeten op het verkooppunt of op de verpakking worden toegelicht. Je mag niet meer "gezond" roepen over een enkel product (Wel misschien bijvoorbeeld: "groente eten is gezond"). "Boordevol krachtige anti-oxidanten" mag niet meer, tenzij de waarde daarvan wordt aangetoond."Light", wanneer de energie binnen de productgroep relatief laag is, prima, mits die staat vermeld. Termen als "volle smaak", laat maar. Je moet met mijn regels een ver benedengemiddeld intelligente consument zijn om nog ergens in te tuinen. En daar zijn instituten voor.
Alleen slechte thee in pyramidezakjes verkopen en smerig eten op mooi linnen en schitterend porselein, blijft mogelijk. Soms moet de consument ook zijn smaakzintuig gebruiken.
Nog 3
Je hebt 0 van de 3 kado-artikelen gelezen.
Op 4 juni krijg je nieuwe kado-artikelen.
Op 4 juni krijg je nieuwe kado-artikelen.
Als betalend lid lees je zoveel artikelen als je wilt, én je steunt Foodlog
WoutervdL: 'Wat vindt Janssen ervan dat de Hooigracht in Leiden geen gracht is en dat er geen hooi tevinden is? En dat er op de Haagse Riviervismarkt veel te zien is, maar geen riviervis?'
Jammer, hier ga je even de mist in met je voorbeelden, want historisch gezien waren dat vroeger wel degelijk resp. een gracht (twee mogelijkheden: hooi verkocht of een persoon genaamd Hooi, weet ik even niet), en de markt voor de riviervis. Dat is dus geen misleiding, maar stadsgeschiedenis, al dan niet bekend.
Lizet, daar gaat het mij juist om, of iets al dan niet bekend is (deel 1 van de zaak) en of onbekendheid schadelijk is (deel 2). Volgens Janssen moeten Haagse Hopjes (historische naam) altijd uit Den Haag komen. Maar ze komen meen ik nu uit Sneek.
Dus op de Riviervismarkt moeten altijd riviervissen worden verkocht, of de naam moet veranderd worden. Maar hij houdt geen rekening met andere factoren waarom iets heet zoals het heet. Zoals historie. Of in het geval van Australian met het parodiëren van de platgeslagen naam "Belgian Chocolate". Dat kan een goede reden zijn. Wanneer onze gem. consument daar gemakkelijk achterkomen kan, mag je rare namen geven.
Wouter, Lizet:
1. Zijn er andere dan Haagse hopjes? Zwollese?
2. De geschiedenis haalt zichzelf in. Niemand in Brussel kent nog de Kaasmarkt (officieel adres). Maar zeg 'de Pittastraat', en iedereen weet waarover je het hebt.
Nick, het gaat om een historische benaming, net als Stilton. Het hopje is een Haagsche uitvinding.
Weet iemand "hoe het zit" met savooiekool?
Wouter vergeet, zoals zo vaak, dat de gemiddelde consument heel goed een onderscheid kan maken tussen eigennamen en verzonnen producten zoals authentieke ragout van opa Karsten uit Edam, gemaakt door zijn zoon die het ook maakt als huismerkragout voor iedere super die dat wil. Prima ragout, maar niet van bij ons, zoals Gijs voor ons verzint.
Daarbij komt dat Wouter Sander Haagse hopjes (eigennamam) in de mond legt, terwijl hij met een Australisch verzinsel de straat op ging. Niet vanwege dat Australische verzinsel - dat is leuk vanwege de Aboriginal-frutsels op die Belgische pralines (eigennaam? : nee, Belgische pralines komen uit Belgie, net als Franse kaas uit Frankrijk komt, want er is geen Frans type kaas) - maar omdat AH keihard beweerde dat ze daar vandaan komen.
De wetgever komt niet uit dit onderwerp. Daar hebben A-merken die ook last hebben van nep door supermarkten - een variant van hetzelfde nepprobleem - tegenwoordig een veel aardiger oplossing voor. Ze leggen de hele perceptie van hun product nog voor het uitkomt vast. Dat doet een marktonderzoeksburo voor hen (zo hebben die ook extra werk). Wordt het genept dan gaan ze met de afwijking naar de rechter.
Wetgeving is dan niet meer nodig. Na-apen mag immers niet van een andere wet. Een variant van die oplossing is ook mogelijk voor 'streekproducten', maar daar willen zij van Gijs die alles 'van hier' vast niet aan, want dan moeten ze met de billen van hun nep bloot.
Zie je Wouter, neppen is helemaal geen probleem meer. Je moet slim zijn in het aanpakken ervan.