Dr. Stephan Peters reageert op de recente vragen van Robert Hoenselaar aan het Voedingscentrum over linolzuur.
Graag wil ik de lezers van Foodlog wijzen op deze link waarin wordt toegelicht wie het Voedingscentrum is en wat het Voedingscentrum doet.
Het Voedingscentrum heeft als missie de consument te informeren en te stimuleren tot een meer gezonde en duurzame voedselkeuze.
In de missie staat de consument centraal. Dat betekent dat wij wetenschap vertalen naar praktisch hanteerbare adviezen die aansluiten bij het voedingspatroon van de Nederlandse consument. Bij die vertaling gaan we uit van wetenschappelijke consensus. Het belangrijkste consensusrapport voor onze voorlichtingsmodellen is de Richtlijnen Goede Voeding van de Gezondheidsraad. Deze richtlijnen zijn voor het Voedingscentrum de basis van de voorlichting. De Gezondheidsraad is voor ons de leidende instantie in Nederland als het gaat om het interpreteren en duiden van wetenschap op het gebied van voeding.
Zoals in de vele langlopende discussies op Foodlog is terug te lezen, is het vaststellen van een consensusvisie op voeding een zeer moeilijke opgave. Dit komt vooral omdat in de voedingswetenschap er zelden sprake is van causale verbanden. Dit is de uitdaging waar zowel de Gezondheidsraad als het Voedingscentrum voor staan. In tegenstelling tot de wetenschappelijke discussies op Foodlog, is het de taak van beide instanties al die kennis te bundelen en te vertalen naar een voor de consument optimaal voedingspatroon. In de interpretatieslag van de op dat moment geldende stand van de wetenschap moeten aannames worden gemaakt en onzekerheden worden vastgesteld. Daarbovenop wordt in de vertaalslag naar voedingsmiddelen een afweging gemaakt van de bijdrage die deze voedingsmiddelen leveren aan onze nutriëntenvoorziening. Om zaken nog complexer te maken, zijn dit voedingsmiddelen met vaak meerdere nutriënten –met zowel positieve als negatieve effecten. Als dit alles is geëvalueerd, moet een voor de consument bruikbaar advies worden opgesteld. Zonder concessies en een helikopterview van ter zake kundige professionals kunnen simpelweg geen goede adviezen worden opgesteld. Kortom, het opstellen van voedingsrichtlijnen is iets totaal anders dan het discussiëren over wetenschappelijke onzekerheden. Wij proberen met onze adviezen de wetenschap in dienst van de gezondheid van de consument te laten staan.
De Gezondheidsraad is in februari 2013 begonnen met de start van het opzetten van de nieuwe Richtlijnen Goede Voeding. Deze Richtlijnen zijn een interpretatie van alle op dit moment beschikbare wetenschap. Onzekerheden zullen worden toegelicht in het Achtergronddocument. Dit maakt afwegingen en keuzes transparant.
Het Voedingscentrum zal bij dit traject aansluiten om zo de voorlichtingsmodellen zo dicht mogelijk bij de nieuwe Richtlijnen van de Gezondheidsraad te houden. Wij zullen ook weer interpretaties moeten doen om onze adviezen zo dicht mogelijk bij de belevingswereld en het voedingspatroon van de Nederlandse consument te houden. Ook wij zullen uitleggen welke afwegingen we daarbij maken. Het beschreven traject zal hopelijk begin 2015 klaar zijn. Tot die tijd baseert het Voedingscentrum zich grotendeels op de Richtlijnen van 2006.
De aanbeveling van de Gezondheidsraad aangaande voedingspatronen is leidend voor de voorlichting die het Voedingscentrum geeft. In de praktische vertaling naar de consument geeft het Voedingscentrum over aparte voedingsmiddelen informatie, maar het voorlichtingsmodel van het Voedingscentrum (Schijf van Vijf) vormt de basis voor een optimaal voedingspatroon.
Daarom ga ik hier niet in de op de zeer boeiende wetenschappelijke discussie die is gevoerd over linolzuur op Foodlog. Ik denk dat er inhoudelijk zowat alles is gezegd wat er over te zeggen valt. Over zekerheden, onzekerheden, het ontbreken van causale verbanden en de interpretaties die hieruit voortkomen. Echter, als ik de discussie lees vanuit de ogen van het Voedingscentrum blijft er een belangrijke vraag over: wat moet de consument nu met deze discussie?
Mag ik een voorstel doen voor de discussieleden hier op Foodlog: probeer de discussie opnieuw te beginnen. Maar nu niet alleen met uw wetenschappelijke expertises, maar ook met de consument in uw achterhoofd. Uitgaande van de vetzuurdiscussie: Kunt u allen tot een consensus-uitspraak komen wat betreft voedingsmiddelen en te consumeren hoeveelheden voor de Nederlandse consument? Om tot een consensusvisie te komen, zult u wellicht persoonlijk en wetenschappelijke gezien concessies moeten doen bij het interpreteren van de wetenschap. Zeker daar waar veel onzekerheden bestaan. U zult zien dat zoiets niet zo een makkelijke opgave is. Kunt u na gaan hoe lastig dat is als het gaat om het totale voedingspatroon van de Nederlandse bevolking en groepen daarbinnen.
Ik hoop dat ik met deze reactie u een beetje inzage heb kunnen geven in de werkwijze en de positie van het Voedingscentrum en de uitdagingen en dilemma’s waar wij continu mee te maken hebben. Hopelijk leidt dit tot meer begrip voor hoe en wat wij communiceren naar de consument.
Dr. Stephan Peters is manager kwaliteit en kennis van het Voedingscentrum
Fotocredits: Voedingscentrum
Dit artikel afdrukken
Het Voedingscentrum heeft als missie de consument te informeren en te stimuleren tot een meer gezonde en duurzame voedselkeuze.
In de missie staat de consument centraal. Dat betekent dat wij wetenschap vertalen naar praktisch hanteerbare adviezen die aansluiten bij het voedingspatroon van de Nederlandse consument. Bij die vertaling gaan we uit van wetenschappelijke consensus. Het belangrijkste consensusrapport voor onze voorlichtingsmodellen is de Richtlijnen Goede Voeding van de Gezondheidsraad. Deze richtlijnen zijn voor het Voedingscentrum de basis van de voorlichting. De Gezondheidsraad is voor ons de leidende instantie in Nederland als het gaat om het interpreteren en duiden van wetenschap op het gebied van voeding.
Zoals in de vele langlopende discussies op Foodlog is terug te lezen, is het vaststellen van een consensusvisie op voeding een zeer moeilijke opgave. Dit komt vooral omdat in de voedingswetenschap er zelden sprake is van causale verbanden. Dit is de uitdaging waar zowel de Gezondheidsraad als het Voedingscentrum voor staan. In tegenstelling tot de wetenschappelijke discussies op Foodlog, is het de taak van beide instanties al die kennis te bundelen en te vertalen naar een voor de consument optimaal voedingspatroon. In de interpretatieslag van de op dat moment geldende stand van de wetenschap moeten aannames worden gemaakt en onzekerheden worden vastgesteld. Daarbovenop wordt in de vertaalslag naar voedingsmiddelen een afweging gemaakt van de bijdrage die deze voedingsmiddelen leveren aan onze nutriëntenvoorziening. Om zaken nog complexer te maken, zijn dit voedingsmiddelen met vaak meerdere nutriënten –met zowel positieve als negatieve effecten. Als dit alles is geëvalueerd, moet een voor de consument bruikbaar advies worden opgesteld. Zonder concessies en een helikopterview van ter zake kundige professionals kunnen simpelweg geen goede adviezen worden opgesteld. Kortom, het opstellen van voedingsrichtlijnen is iets totaal anders dan het discussiëren over wetenschappelijke onzekerheden. Wij proberen met onze adviezen de wetenschap in dienst van de gezondheid van de consument te laten staan.
De Gezondheidsraad is in februari 2013 begonnen met de start van het opzetten van de nieuwe Richtlijnen Goede Voeding. Deze Richtlijnen zijn een interpretatie van alle op dit moment beschikbare wetenschap. Onzekerheden zullen worden toegelicht in het Achtergronddocument. Dit maakt afwegingen en keuzes transparant.
Het Voedingscentrum zal bij dit traject aansluiten om zo de voorlichtingsmodellen zo dicht mogelijk bij de nieuwe Richtlijnen van de Gezondheidsraad te houden. Wij zullen ook weer interpretaties moeten doen om onze adviezen zo dicht mogelijk bij de belevingswereld en het voedingspatroon van de Nederlandse consument te houden. Ook wij zullen uitleggen welke afwegingen we daarbij maken. Het beschreven traject zal hopelijk begin 2015 klaar zijn. Tot die tijd baseert het Voedingscentrum zich grotendeels op de Richtlijnen van 2006.
De aanbeveling van de Gezondheidsraad aangaande voedingspatronen is leidend voor de voorlichting die het Voedingscentrum geeft. In de praktische vertaling naar de consument geeft het Voedingscentrum over aparte voedingsmiddelen informatie, maar het voorlichtingsmodel van het Voedingscentrum (Schijf van Vijf) vormt de basis voor een optimaal voedingspatroon.
Daarom ga ik hier niet in de op de zeer boeiende wetenschappelijke discussie die is gevoerd over linolzuur op Foodlog. Ik denk dat er inhoudelijk zowat alles is gezegd wat er over te zeggen valt. Over zekerheden, onzekerheden, het ontbreken van causale verbanden en de interpretaties die hieruit voortkomen. Echter, als ik de discussie lees vanuit de ogen van het Voedingscentrum blijft er een belangrijke vraag over: wat moet de consument nu met deze discussie?
Mag ik een voorstel doen voor de discussieleden hier op Foodlog: probeer de discussie opnieuw te beginnen. Maar nu niet alleen met uw wetenschappelijke expertises, maar ook met de consument in uw achterhoofd. Uitgaande van de vetzuurdiscussie: Kunt u allen tot een consensus-uitspraak komen wat betreft voedingsmiddelen en te consumeren hoeveelheden voor de Nederlandse consument? Om tot een consensusvisie te komen, zult u wellicht persoonlijk en wetenschappelijke gezien concessies moeten doen bij het interpreteren van de wetenschap. Zeker daar waar veel onzekerheden bestaan. U zult zien dat zoiets niet zo een makkelijke opgave is. Kunt u na gaan hoe lastig dat is als het gaat om het totale voedingspatroon van de Nederlandse bevolking en groepen daarbinnen.
Ik hoop dat ik met deze reactie u een beetje inzage heb kunnen geven in de werkwijze en de positie van het Voedingscentrum en de uitdagingen en dilemma’s waar wij continu mee te maken hebben. Hopelijk leidt dit tot meer begrip voor hoe en wat wij communiceren naar de consument.
Dr. Stephan Peters is manager kwaliteit en kennis van het Voedingscentrum
Fotocredits: Voedingscentrum
Nog 3
Je hebt 0 van de 3 kado-artikelen gelezen.
Op 4 juni krijg je nieuwe kado-artikelen.
Op 4 juni krijg je nieuwe kado-artikelen.
Als betalend lid lees je zoveel artikelen als je wilt, én je steunt Foodlog
Lees ook
Is de idee van een objectieve autoriteit die van rechtswege het monopolie heeft op de waarheid niet een tikje achterhaald?
Temeer omdat voor een meer gezonde en duurzame voedselkeuze van consumenten het naast elkaar mogen bestaan van meerdere waarheden over wat goed is en wat niet juist waardevol is. Omdat dat de kans vergroot dat mensen weer zelf hun gezond verstand gaan gebruiken. Want dàt is het probleem: men denkt niet (meer?) zelf na en een voorlichtingsbureau die dat dan over blijft nemen voedt alleen maar het idee dat wij domme consumenten niet zelf mans genoeg zouden zijn te weten wat een gezond voedingspatroon is.
*smeert zijn boterham af met roomboter*
@Niels. Klopt men denkt niet meer zelf na. Daarbij denk ik dat de invloed van het Voedingscentrum erg gering is.
De discussie over linolzuur en de reactie van het voedingscentrum heb ik met belangstelling gevolgd. Niet alleen vanwege de inhoudelijkheid, maar vooral ook vanwege de verheldering van processen die daarin leidend zijn.
De reactie van het voedingscentrum is helder en prettig open, waarbij een aantal zaken veel duidelijker worden gesteld. Duidelijk wordt dat evidence based (en RCT) niet de heilige graal is waarlangs de totstandkoming van adviesvorming verloopt en causale verbanden vaak ontbreken. Het is veel vager en genuanceerder. Daarbij neigt de totstandkoming van adviezen veel meer naar eminence based karakter. Immers wie bepaald welke bewijsvoering wel relevant is en welke niet, hoe de bewijsvoering wordt geïnterpreteerd en waar het zwaartepunt etc. ligt? Daarover is te weinig transparantie.
Echter in de discussie die wordt aangegaan met personen die niet gelieerd zijn aan de bekende instituten, wordt steeds gehamerd op een evidence based (en liefst RCT) onderbouwing. Is die er niet dan worden deze personen bijna bij voorbaat uitgesloten van de discussie.
En daarin zit naar mijn idee het grootste probleem. Het hanteren van “zachte” en/of indirecte bewijsvoering is voorstelbaar, verdedigbaar en waarschijnlijk noodzakelijk gezien de problemen die onderzoek naar voeding (en gedrag) met zich meebrengen. Daarover is voldoende gezegd in de eerdere discussie.
Maar als we het daar over eens zijn dan past het niet om het begrip evidence based en RCT’s wel toe te passen op critici, creatieve vrijdenkers etc terwijl de bepalende autoriteit die niet op zichzelf toepast. Laat de ratio en logica in dergelijke discussie een minstens zo belangrijke rol spelen en creëer een vrijhaven van vrijdenken en een open respectvolle discussie. Zodat er een transparante totstandkoming van adviezen wordt gecreëerd waarin niet alleen de eminence van de leidende groep, maar ook de eminence van andersdenkenden medebepalend zijn.
Als we het daar over eens zijn kunnen we de voorwaarden gaan invullen waaraan moet worden voldaan waarbinnen in die vrijhaven kan worden gediscussieerd. Dat creëert mogelijk een veel groter draagvlak binnen de bevolking omdat ook zij uiteindelijk medebepalend zijn bij een transparantere totstandkoming. Waarmee de adviezen aan kracht zullen winnen.
Niels ik ben het met je eens dat er niet een Waarheid te vinden is op het gebied van nutriënten samenstelling. Teveel is nog onbekend en individuen verschillen.
Op het gebied van aangetoond gezonde diëten is er wel veel waars te vinden. Een systematische holistische benadering die de Gezondheidsraad zou kunnen hanteren: alle bestanddelen analyseren en de afwijkingen/ aanvullingen daarop ter discussie stellen.
Door een onwetenschappelijk advies te geven over linolzuur maakt de Gezondheidsraad zich ongeloofwaardig.
De Volksgezondheid vereist een adequaat reagerend, transparant adviesorgaan dat deelneemt aan de maatschappelijke en wetenschappelijke discussie. Een website met forum zou mooi zijn: een forum waaraan representatieve vertegenwoordigers van diverse stromingen en disciplines mee zouden mogen doen.
Als blijkt dat linolzuur helemaal niet zo gezond is, moet het niet nog 5 jaar duren - of zelfs maar 6 maanden - voordat de Gezondheidsraad met een bijgesteld advies komt.
Frank Buurman, je kunt niet beweren dat de Gezondheidsraad een 'onwetenschappelijk' advies geeft. Je woordkeuze is feitelijk incorrect. Wat Stephan heel helder en open duidt, is de geldende habitus van de manier waarop het best mogelijke inzicht ('de op moment x geldende waarheid', zo je wilt) in de voedingsleer tot stand komt. Die - in het wetenschappelijk discours erkende - manier is: een oordeel van eminences die samen een consensus vaststellen. Aan de orde is de vraag of in welke tempo nieuwere inzichten via dat - noodzakelijk behoudende - proces kunnen en zouden moeten doordringen.
Het belang van Stephans bijdrage schuilt in het feit dat hij laat zien hoe groot de menselijke beoordelingsfactor in het proces van de voedingswetenschappen is.