Vandaag is het tweede massaprotest van Nederlandse boeren tegen het overheidsbeleid. Ze vinden het stikstofbeleid té ondoordacht en té pijnlijk en voelen zich het land uitgejaagd. Krimp van de veehouderij is onvermijdelijk zeggen Frits van der Schans en Wouter van der Weijden, respectievelijk adviseur en oprichter van het op groene beleidsontwikkeling georiënteerde Centrum voor Landbouw Milieu (CLM). Maar het kan veel rechtvaardiger en met aanzienlijk minder pijn voor de boeren dan in de voorstellen van de minister.
De stikstofcrisis heeft een nieuw dieptepunt bereikt. De brief van minister Van der Wal over het Nationaal Programma Landelijk Gebied, waarin ze forse reducties van de stikstofemissies aankondigt voor alle provincies, heeft heftige emoties en woede opgeroepen bij boeren. En provincies zitten in hun maag met de “slagersrol” die de minister hen toebedeelt.
Veehouders vrezen onteigening, krimp van hun sector en aantasting van de bedrijvigheid en de leefbaarheid van het platteland. Ook vinden ze dat ze harder worden aangepakt dan andere sectoren die stikstof uitstoten, zoals het verkeer, de industrie en energiecentrales. En ze twijfelen aan de wetenschappelijke onderbouwing van het stikstofbeleid. Hoe terecht zijn die vrees en die twijfel?
Eerst de twijfel: er is inderdaad kritiek mogelijk op sommige stikstofmodellen die de overheid hanteert en op het ontbreken van metingen van de zogeheten “droge stikstofdepositie”. Maar vrijwel alle experts zijn het erover eens dat het voor natuurbehoud nodig is om de stikstofemissies fors omlaag te brengen. Dat kan deels met bedrijfsmaatregelen. Denk aan beter stikstofmanagement met een mineralenboekhouding als kompas en minder stikstofverliezen als resultaat. En deels met technische maatregelen: denk aan monomestvergisters (die zowel ammoniak- als methaanemissies reduceren), scheiding van mest en urine (welke laatste kunstmest kan vervangen) en wellicht toevoegmiddelen in het veevoer.
Maar dat zal onvoldoende zijn om de natuur te sparen. Daarom is ook een zekere inkrimping van de veestapel nodig. Paradoxaal genoeg kan zo’n krimp ook voor de veehouderij voordelen hebben, want als het mestoverschot wordt weggewerkt zijn veehouders minder geld kwijt aan dure export en verwerking van mest. Ook zal de druk om met mest te frauderen sterk afnemen, omdat akkerbouwers weer voor mest gaan betalen. En dat kan helpen om in 2027 de doelen van de Europese Kaderrichtlijn Water te halen.
Dan de vrees. De plannen van de minister bevatten het paardenmiddel “onteigening”. Dat boeren daar bang voor zijn is zeer begrijpelijk, temeer omdat niet duidelijk is waar en hoeveel bedrijven moeten worden onteigend. De overheid kan deze vrees grotendeels wegnemen door onteigening alleen in te zetten voor een beperkt aantal, zeg 300, zogeheten “piekbelasters” in de buurt van stikstofgevoelige natuurgebieden. Dan hoeven de overige veehouders niet bang te zijn dat ze worden gedwongen te stoppen.
Ook die krimp zal echter niet voldoende zijn om het landelijke mestoverschot weg te werken en de stikstofdoelen te halen. Maar verdere krimp is prima haalbaar op vrijwillige basis, want van de 55+ melkveehouders had in 2020 40% geen opvolger en van de 55+ varkenshouders zelfs 65%. Deze veehouders zullen binnen enkele jaren stoppen. Doorgaans verkopen zij hun bedrijf en productierechten dan aan andere veehouders. Wel past de overheid dan een korting van 10% toe, althans in de melkveehouderij, maar ze deelt die toe aan grondgebonden bedrijven. Met een korting van 20% zonder zo’n herverdeling voor zowel melkvee als varkens en kippen zal de veestapel gestaag krimpen. Versnelling is mogelijk door stoppers een paar jaar de tijd te geven om af te rekenen met de fiscus. In groene zones rond natuurgebieden (binnen een nader te bepalen afstand) zou de overheid zelf bedrijven kunnen opkopen, de productierechten uit de markt kunnen nemen en de bijbehorende grond verpachten aan naburige veehouders onder voorwaarde dat zij hun bedrijf extensiveren. Dat proces kan worden versneld als de overheid in zulke zones een wettelijk voorkeursrecht krijgt bij de aankoop van stoppende bedrijven. Als de prijs dan marktconform is, hoeft het voor de stoppende veehouder geen verschil te maken.
Een verhaal apart zijn de geitenhouderij en de kalverhouderij. Voor die sectoren zijn geen productierechten ingevoerd. Dus als zo’n bedrijf wordt uitgekocht kan het zich in principe elders in het land vestigen en dan neemt het aantal dieren niet af of zelfs toe. Ook kan de overheid bij een transactie tussen een stopper en een blijver moeilijk een korting toepassen. Daarom doet de overheid er verstandig aan om ook voor deze sectoren productierechten in te voeren.
Dan de leefbaarheid van het platteland. In gebieden met veel vee, vooral in de buurt van natuurgebieden is het onvermijdelijk dat de bedrijvigheid gaat krimpen. Denk aan loonwerkers, veevoerindustrie, slachterijen, zuivelbedrijven en mestfabrieken. Maar bij zorgvuldig beleid kan er voor de leefbaarheid voldoende bedrijvigheid overblijven en bovendien kan het klimaat voor recreatie en toerisme verbeteren.
Tenslotte de kritiek van ongelijke behandeling van de landbouw en andere sectoren. Die kritiek is terecht. De minister heeft namelijk nog geen duidelijkheid gegeven over reductiepercentages voor (bedrijven in) andere sectoren. Sterker nog, provincie Noord-Brabant heeft recent natuurvergunningen afgegeven aan de Amercentrale en aan Isover. En gemeente Zaanstad gaf een ontheffing aan cacaofabriek Olam Cocoa. Dat zijn allemaal forse uitstoters van ammoniak. Daarom heeft Gert-Jan Segers van de ChristenUnie gelijk met zijn eis van gelijke behandeling.
Samenvattend: een zekere krimp van de veehouderij is onvermijdelijk, maar kan veel rechtvaardiger en met aanzienlijk minder pijn voor de boeren dan in de voorstellen van de minister.
Wouter van der Weijden is directeur van Stichting Centrum voor Landbouw en Milieu
Frits van der Schans is senior-adviseur bij CLM Onderzoek en Advies
Dit artikel afdrukken
Veehouders vrezen onteigening, krimp van hun sector en aantasting van de bedrijvigheid en de leefbaarheid van het platteland. Ook vinden ze dat ze harder worden aangepakt dan andere sectoren die stikstof uitstoten, zoals het verkeer, de industrie en energiecentrales. En ze twijfelen aan de wetenschappelijke onderbouwing van het stikstofbeleid. Hoe terecht zijn die vrees en die twijfel?
Paradoxaal genoeg kan krimp van de veehouderij ook voordelen hebbenJa, twijfel is terecht
Eerst de twijfel: er is inderdaad kritiek mogelijk op sommige stikstofmodellen die de overheid hanteert en op het ontbreken van metingen van de zogeheten “droge stikstofdepositie”. Maar vrijwel alle experts zijn het erover eens dat het voor natuurbehoud nodig is om de stikstofemissies fors omlaag te brengen. Dat kan deels met bedrijfsmaatregelen. Denk aan beter stikstofmanagement met een mineralenboekhouding als kompas en minder stikstofverliezen als resultaat. En deels met technische maatregelen: denk aan monomestvergisters (die zowel ammoniak- als methaanemissies reduceren), scheiding van mest en urine (welke laatste kunstmest kan vervangen) en wellicht toevoegmiddelen in het veevoer.
Maar dat zal onvoldoende zijn om de natuur te sparen. Daarom is ook een zekere inkrimping van de veestapel nodig. Paradoxaal genoeg kan zo’n krimp ook voor de veehouderij voordelen hebben, want als het mestoverschot wordt weggewerkt zijn veehouders minder geld kwijt aan dure export en verwerking van mest. Ook zal de druk om met mest te frauderen sterk afnemen, omdat akkerbouwers weer voor mest gaan betalen. En dat kan helpen om in 2027 de doelen van de Europese Kaderrichtlijn Water te halen.
Dan hoeven de overige veehouders niet bang te zijn dat ze worden gedwongen te stoppenNeem vrees weg door quotum en natuurlijke krimp
Dan de vrees. De plannen van de minister bevatten het paardenmiddel “onteigening”. Dat boeren daar bang voor zijn is zeer begrijpelijk, temeer omdat niet duidelijk is waar en hoeveel bedrijven moeten worden onteigend. De overheid kan deze vrees grotendeels wegnemen door onteigening alleen in te zetten voor een beperkt aantal, zeg 300, zogeheten “piekbelasters” in de buurt van stikstofgevoelige natuurgebieden. Dan hoeven de overige veehouders niet bang te zijn dat ze worden gedwongen te stoppen.
Ook die krimp zal echter niet voldoende zijn om het landelijke mestoverschot weg te werken en de stikstofdoelen te halen. Maar verdere krimp is prima haalbaar op vrijwillige basis, want van de 55+ melkveehouders had in 2020 40% geen opvolger en van de 55+ varkenshouders zelfs 65%. Deze veehouders zullen binnen enkele jaren stoppen. Doorgaans verkopen zij hun bedrijf en productierechten dan aan andere veehouders. Wel past de overheid dan een korting van 10% toe, althans in de melkveehouderij, maar ze deelt die toe aan grondgebonden bedrijven. Met een korting van 20% zonder zo’n herverdeling voor zowel melkvee als varkens en kippen zal de veestapel gestaag krimpen. Versnelling is mogelijk door stoppers een paar jaar de tijd te geven om af te rekenen met de fiscus. In groene zones rond natuurgebieden (binnen een nader te bepalen afstand) zou de overheid zelf bedrijven kunnen opkopen, de productierechten uit de markt kunnen nemen en de bijbehorende grond verpachten aan naburige veehouders onder voorwaarde dat zij hun bedrijf extensiveren. Dat proces kan worden versneld als de overheid in zulke zones een wettelijk voorkeursrecht krijgt bij de aankoop van stoppende bedrijven. Als de prijs dan marktconform is, hoeft het voor de stoppende veehouder geen verschil te maken.
Gert-Jan Segers van de ChristenUnie heeft gelijk met zijn eis van gelijke behandelingGeiten en kalveren
Een verhaal apart zijn de geitenhouderij en de kalverhouderij. Voor die sectoren zijn geen productierechten ingevoerd. Dus als zo’n bedrijf wordt uitgekocht kan het zich in principe elders in het land vestigen en dan neemt het aantal dieren niet af of zelfs toe. Ook kan de overheid bij een transactie tussen een stopper en een blijver moeilijk een korting toepassen. Daarom doet de overheid er verstandig aan om ook voor deze sectoren productierechten in te voeren.
Dan de leefbaarheid van het platteland. In gebieden met veel vee, vooral in de buurt van natuurgebieden is het onvermijdelijk dat de bedrijvigheid gaat krimpen. Denk aan loonwerkers, veevoerindustrie, slachterijen, zuivelbedrijven en mestfabrieken. Maar bij zorgvuldig beleid kan er voor de leefbaarheid voldoende bedrijvigheid overblijven en bovendien kan het klimaat voor recreatie en toerisme verbeteren.
Tenslotte de kritiek van ongelijke behandeling van de landbouw en andere sectoren. Die kritiek is terecht. De minister heeft namelijk nog geen duidelijkheid gegeven over reductiepercentages voor (bedrijven in) andere sectoren. Sterker nog, provincie Noord-Brabant heeft recent natuurvergunningen afgegeven aan de Amercentrale en aan Isover. En gemeente Zaanstad gaf een ontheffing aan cacaofabriek Olam Cocoa. Dat zijn allemaal forse uitstoters van ammoniak. Daarom heeft Gert-Jan Segers van de ChristenUnie gelijk met zijn eis van gelijke behandeling.
Samenvattend: een zekere krimp van de veehouderij is onvermijdelijk, maar kan veel rechtvaardiger en met aanzienlijk minder pijn voor de boeren dan in de voorstellen van de minister.
Wouter van der Weijden is directeur van Stichting Centrum voor Landbouw en Milieu
Frits van der Schans is senior-adviseur bij CLM Onderzoek en Advies
Nog 3
Je hebt 0 van de 3 kado-artikelen gelezen.
Op 4 juni krijg je nieuwe kado-artikelen.
Op 4 juni krijg je nieuwe kado-artikelen.
Als betalend lid lees je zoveel artikelen als je wilt, én je steunt Foodlog
Wouter & Frits, Fijn dat jullie dit even op hebben geschreven. Ik kan me goed vinden in jullie verhaal. Maar nog even over de ongelijke behandeling. Ik denk dat daar de pijn nog wel ietsje dieper zit. De stok is nu stikstof maar klimaat en water moeten nog komen. Boeren zien een samenleving die tegen de klippen op consumeert, vliegt, feest en die vervolgens vergeet dat het meest basale voedsel wat ze eten ergens moet groeien. Sterker nog, roept (vrij vertaald) We hebben plek nodig om te wonen en ook nog natuur dus ga dat eten maar ergens anders maken. Dat geeft bij mij als boer kortsluiting in het hoofd. Hoe kunnen we in een wereld waar we het hebben over biobased materialen, regeneratief en duurzaam voedsel het stomweg niet voorelkaar krijgen om de mensen die het doen een beetje tevreden te houden. In mijn ogen zijn boeren per definitie idealisten, anders ga je echt niet dat werk doen. Mensen die dat vak willen uitoefenen zijn schaars en we zijn als samenleving en boeren niet opgewassen tegen het economisch systeem dat we zelf hebben gemaakt. Zelfs een klein beetje buigen om duurzaam boeren in NL mogelijk te maken lijkt er niet in te zitten.
Ik vind het een groot brevet van onvermogen voor ons allemaal.
Helemaal eens Boy. Ik heb eerder al gezegd en geschreven dat 'zelfbeheersing' (zodat ik niet meer van deze aardkloot neem dan ieder ander naast mij of na) voor mij de grootste opgave is. Maar het snijden in andermans vlees is veel makkelijker. Totdat je merkt dat het misschien ook je eigen vlees is (mag ook groenten of fruit zijn).
Zo weten we allang dat duurzaam vliegen de komende 20 jaar niet gaat lukken, maar als we daarover nu maatregelen zouden afkondigen is het land te klein.
(of topic en niet op doorgaan...: Ik zou het leuk vinden als we allemaal een jaarlijks vliegbudget zouden krijgen -naast de tickets die je zelf moet kopen- van bijv. 2000 km per persoon.)
Oplossingen voor problemen ?
Hebben deze heren wél een monitoring paraat die een 'slechte' natuur aangeeft ??
Of blijft dit ook bij verwijzing naar Aerius en/of aangekoppelde stortvloed aan rapporten die ook naar dit model verwijzen, kortom theoretische bedenkingen als basis.
(ik wacht nog steeds op onderbouwing van Krijn Poppe inz. Rurale gronden bijv.)
Wellicht zijn het de gebiedsanalyse die als onderbouwing dienen ?
Nou ja onderbouwing, kijk eens naar 'gebiedsanalyses' van recent besproken N2k gebieden
- Veluwe
- Vecht en Beneden Regge
Haal deze theoretische bedenkingen nou eens uit die stortvloed rapporten én gebiedsanalyses en zoek eens naar een (echte) monitoring, gewoon echte onderbouwing (telling/meting).
Er blijft niks (0,0) over van deze rapportenfabriek en/of gebiedsanalyses.
Zonder uitzondering bij Vecht en beneden Regge wordt doodleuk 'kennisleemten' opgeschreven als het gaat over monitoring.
En hoe zou dat nou kunnen.......
Wat vindt 'buurman' RvS (Dem Oberverwaltungsgericht) van deze waanzin ?
Deze RsV zet Olanda te kijk in deze (*)uitspraak ; Auch für Lebensraumtypen mit sehr niedrigen Critical Loads genügen rein theoretische Besorgnisse nicht, um einer Vorhabenzulassung entgegengehalten werden zu können.
En zet daarmee een lagere rechter terug in het hok die de norm wou verlagen van 3 kgN / ha. naar 5% van de KDW.
Hiervoor hoeven we dus niet naar Brussel zoals de LNV ambtenaren ons (via de minister uiteraard) ook dát willen doen geloven.
(*) Een uitspraak nét vóór de PAS uitspraak die dus niet over stikstof ging maar over het systeem.
René, ik steek niet mijn hand in het vuur voor de selectie van natuurgebieden, de KDW's en alle rapporten over de staat van instandhouding. Maar alle ecologen die ik ken, inclusief enkele critici van het beleid hier op foodlog (zie eerdere draden), zijn het er over eens dat de stikstofemissies en -deposities fors omlaag moeten.
Ik zou er dit advies aan willen toevoegen. Begin met het analyseren van het ontstaan van het probleem, inclusief de rol van betrokkenen (personen en organisaties). Het besef en openlijk erkennen van misstappen en 'schuld' leidt er hopelijk toe dat die schuldigen het gevaar van populistisch gedrag inzien en zich constructiever zullen opstellen, waardoor voorkomen wordt dat ze de samenleving met nog meer ellende opzadelen.