Vlees, tomaten en sla zijn steeds goedkoper geworden. Overall gezien zijn groenten en fruit echter steeds duur gebleven, terwijl vlees en fabriekseten dat stijf staat van de dikmakende snelle koolhydraten betaalbaar zijn gemaakt voor de massa's. Analyses op Grist maken een fundamentele analyse mogelijk van het zowel economische als ethische vraagstuk waarvoor de 21e eeuw staat.
Op Grist laat Tom Laskawy deze week een analyse zien die aantoont dat vlees steeds goedkoper werd ten opzichte van het algemene prijspeil over de jaren heen. Overtuigend toont hij aan dat de prijs van het aanbod gestuurd wordt door de manier waarop de voedselproducerende keten de grote stromen organiseert waarmee het de bevolking voedt. Dat betekent dat de voeding die we ons kunnen veroorloven te sturen is. En dat betekent dat de dikmakende producten waarvoor de voedingsindustrie heeft gekozen 'weg te sturen' zijn. Daarom is het interessant dat Laskawy ook kan laten zien dat niet alleen vlees maar tevens tomaten en sla relatief goedkoop zijn gemaakt ten opzichte van de stijging van het prijspeil. Maar, zo toont hij op basis van eerdere analyses op Grist aan, daar komt altijd iets bij.
De goedkoopte van voedsel komt tegen een prijs, die is samengesteld uit de bekende reeks van grotendeels geëxternaliseerde kosten. De goedkoopte van een op snelle koolhydraten gebaseerd menu zorgt voor obesitas en daarmee voor menselijk leed en hoge gezondheidskosten. Dierhouderij zorgt voor grotere druk op het milieu. De goedkoopte zet bovendien druk op de arbeidskosten en het levensplezier dat we dieren en medemensen gunnen. Ten aanzien van Amerikaanse tomaten blijkt hetzelfde te spelen. In Europa is dat niet anders, zoals de slavernij op tomatentuinen in Zuid-Europa laat zien. Ook in Nederland kennen we excessen met in kassen en op aspergetuinen uitgebuite Oost-Europese arbeid.
De Westerse wereld eist voedsel dat - in de goed gekozen woorden van SlowFood-baas Carlo Petrini - Good, Fair en Clean is. Het moet Good zijn voor onze gezondheid en daarom zorgen voor de consumptie van minder vlees uit op graan- en andere voornamelijk op koolhydraten gebaseerde diervoeders, minder snelle koolhydraten en meer micronutrienten uit veelzijdige plantaardige bronnen. Het moet Fair zijn en geen kosten afwentelen op partijen die geen rekening kunnen sturen, niet om rechten kunnen vragen (zoals dieren) of die niet kunnen onderhandelen over hun salaris (zoals Noord-Afrikanen en Oost- en Centraal Europese economische vluchtelingen in Europa of Mexicaanse en Zuid-Amerikaanse in de VS). En het moet Clean zijn, wat betekent dat het, gegeven de stand van de techniek, geen vermijdbare belasting mag betekenen voor het milieu.
De in Nederland veel geciteerde maar weinig begrepen Britse architecte Carolyn Steel die over voedsel schrijft vanuit een breed sociaal-wetenschappelijk perspectief, stelt de vraag die volgt op de constateringen van Laskawy en de nieuwe waarden van de Westerse elites zoals Petrini die formuleert: hoe zou de wereld eruit zien als we onze voedselproductie vanuit die waarden zouden organiseren?
Het is immers te sturen, maar dat komt altijd tegen een prijs. Terwijl menige Westerling aan het begin van de vorige eeuw nog de helft van zijn inkomen aan voedsel uitgaf, heeft de gemiddelde Amerikaan er nog slechts 9% voor nodig. Voor Nederland circuleren verschillende cijfers. Ze bewegen zich tussen de 10 en 15%. Of het nu 90 of 85% is, er is een groot bestedingssurplus ontstaan. Het is echter zeker dat die nieuwe Westere wensen aan de organisatie van ons voedselsysteem ons daar flink op in laten teren. Dat betekent minder vakanties, minder mobiel bellen en internetten, meer thuisblijven en minder kleren in de kast. Voor al die dingen hebben consumenten dan immers minder geld. Daar beginnen de gevolgen die echt impact hebben en mensen in beweging brengen. Het betekent dat er minder werk komt in andere sectoren die we juist door de organisatie van goedkoop volksvoedsel enorm hebben gestimuleerd om welvaart te creëren. Veel van die sectoren draaien op heel geringe marges, zoals vele kwakkelende industrietakken laten zien. Automakers vielen om en verdwenen naar het Verre Oosten. Nokia is bijna failliet ondanks boomende bestedingen aan mobiele communicatie. Vliegmaatschappijen hebben het moeilijk terwijl we ons een ongeluk vliegen en winkeliers - die voor veel werk zorgen - klagen steen en been over de heftige prijsconcurrentie terwijl we ons dood consumeren. De nodige bottomline marges liggen niet zelden rond de 2% en neigen op dit moment vooral naar negatief.
ABN AMRO maakte onlangs bekend dat de in Nederland zeer zwakke boereneconomie zich relatief beter door de huidige crisis sloeg dan de rest van de economie. Een bevriende econoom en scenariodenker, Thomas Corver, merkte op dat die uitspraak vooral iets zegt over de dramatische staat van die rest van de economie waar we vrijwel allemaal van leven. Boeren of boerenarbeiders zijn er in ons rijke deel van de wereld nauwelijk meer; hun arbeid is nagenoeg volledig gemechaniseerd zodat de basisproductie van voedsel geen werkgelegenheid van betekenis meer biedt. Een hoger aandeel van voedsel in onze totale bestedingen, beïnvloedt dan ook al snel zowel de hoogte van ons totale inkomen als de werkgelegenheid waar we zeer aan hechten. En daar zit dan ook de revolutionaire, want explosieve vraag: wat betekent de vraag zoals Steel die stelt voor ons leven?
En ook bij die vraag komt nog wat. Het dikmakende deel van de voedingsmiddelenindustrie is onderdeel van een keten die voor omzetten van eerder honderden dan tientallen miljarden dollars zorgt. Die keten zorgt voor veel werkgelegenheid en zit vastgebakken aan een infrastructuur die nog tientallen jaren mee moet omdat hij is ingericht op afschrijving over tientallen jaren. Dat 'even omgooien' kan daarom niet zomaar in een jaartje en zelfs niet in een jaar of vijf. Zelfs tien jaar is niet te doen. Al helemaal niet in het huidige economische tij. En toch vinden we dat het moet.
Goedkoop voedsel kost wat, alleen voelden we dat nooit, zegt Laskawy. Het eerlijker, gezonder, schoner en dus duurder maken ervan ook. En jazeker, ook dit keer voelen we dat niet. Nog niet. We definiëren nieuwe waarden, maar kunnen onze economie en maatschappij - de context voor ons leven - daar nog niet omheen organiseren. Daarmee is het sociale en economische vraagstuk van de 21e eeuw gedefinieerd: hoe organiseren we goede, eerlijke en schone voedselstromen voor het volk zonder dat het gaat morren en de pleuris uitbreekt?
Wie het weet heeft de plicht het te zeggen. Eten, welvaart en gezondheid gaan namelijk over oorlog en vrede. Er zijn ook mensen die blijmoedig zeggen dat we niet in een crisis zitten maar net begonnen zijn aan een transitie van een kwantitieve naar een waardengedreven kwalitatieve economie. Ze juichen erbij en denken dat het vanzelf goed komt. Zouden ze zich realiseren hoeveel ongelukken en mogelijke doden in het verschiet liggen?
Fotocredits: Grist
Dit artikel afdrukken
De goedkoopte van voedsel komt tegen een prijs, die is samengesteld uit de bekende reeks van grotendeels geëxternaliseerde kosten. De goedkoopte van een op snelle koolhydraten gebaseerd menu zorgt voor obesitas en daarmee voor menselijk leed en hoge gezondheidskosten. Dierhouderij zorgt voor grotere druk op het milieu. De goedkoopte zet bovendien druk op de arbeidskosten en het levensplezier dat we dieren en medemensen gunnen. Ten aanzien van Amerikaanse tomaten blijkt hetzelfde te spelen. In Europa is dat niet anders, zoals de slavernij op tomatentuinen in Zuid-Europa laat zien. Ook in Nederland kennen we excessen met in kassen en op aspergetuinen uitgebuite Oost-Europese arbeid.
De Westerse wereld eist voedsel dat - in de goed gekozen woorden van SlowFood-baas Carlo Petrini - Good, Fair en Clean is. Het moet Good zijn voor onze gezondheid en daarom zorgen voor de consumptie van minder vlees uit op graan- en andere voornamelijk op koolhydraten gebaseerde diervoeders, minder snelle koolhydraten en meer micronutrienten uit veelzijdige plantaardige bronnen. Het moet Fair zijn en geen kosten afwentelen op partijen die geen rekening kunnen sturen, niet om rechten kunnen vragen (zoals dieren) of die niet kunnen onderhandelen over hun salaris (zoals Noord-Afrikanen en Oost- en Centraal Europese economische vluchtelingen in Europa of Mexicaanse en Zuid-Amerikaanse in de VS). En het moet Clean zijn, wat betekent dat het, gegeven de stand van de techniek, geen vermijdbare belasting mag betekenen voor het milieu.
De in Nederland veel geciteerde maar weinig begrepen Britse architecte Carolyn Steel die over voedsel schrijft vanuit een breed sociaal-wetenschappelijk perspectief, stelt de vraag die volgt op de constateringen van Laskawy en de nieuwe waarden van de Westerse elites zoals Petrini die formuleert: hoe zou de wereld eruit zien als we onze voedselproductie vanuit die waarden zouden organiseren?
Het is immers te sturen, maar dat komt altijd tegen een prijs. Terwijl menige Westerling aan het begin van de vorige eeuw nog de helft van zijn inkomen aan voedsel uitgaf, heeft de gemiddelde Amerikaan er nog slechts 9% voor nodig. Voor Nederland circuleren verschillende cijfers. Ze bewegen zich tussen de 10 en 15%. Of het nu 90 of 85% is, er is een groot bestedingssurplus ontstaan. Het is echter zeker dat die nieuwe Westere wensen aan de organisatie van ons voedselsysteem ons daar flink op in laten teren. Dat betekent minder vakanties, minder mobiel bellen en internetten, meer thuisblijven en minder kleren in de kast. Voor al die dingen hebben consumenten dan immers minder geld. Daar beginnen de gevolgen die echt impact hebben en mensen in beweging brengen. Het betekent dat er minder werk komt in andere sectoren die we juist door de organisatie van goedkoop volksvoedsel enorm hebben gestimuleerd om welvaart te creëren. Veel van die sectoren draaien op heel geringe marges, zoals vele kwakkelende industrietakken laten zien. Automakers vielen om en verdwenen naar het Verre Oosten. Nokia is bijna failliet ondanks boomende bestedingen aan mobiele communicatie. Vliegmaatschappijen hebben het moeilijk terwijl we ons een ongeluk vliegen en winkeliers - die voor veel werk zorgen - klagen steen en been over de heftige prijsconcurrentie terwijl we ons dood consumeren. De nodige bottomline marges liggen niet zelden rond de 2% en neigen op dit moment vooral naar negatief.
ABN AMRO maakte onlangs bekend dat de in Nederland zeer zwakke boereneconomie zich relatief beter door de huidige crisis sloeg dan de rest van de economie. Een bevriende econoom en scenariodenker, Thomas Corver, merkte op dat die uitspraak vooral iets zegt over de dramatische staat van die rest van de economie waar we vrijwel allemaal van leven. Boeren of boerenarbeiders zijn er in ons rijke deel van de wereld nauwelijk meer; hun arbeid is nagenoeg volledig gemechaniseerd zodat de basisproductie van voedsel geen werkgelegenheid van betekenis meer biedt. Een hoger aandeel van voedsel in onze totale bestedingen, beïnvloedt dan ook al snel zowel de hoogte van ons totale inkomen als de werkgelegenheid waar we zeer aan hechten. En daar zit dan ook de revolutionaire, want explosieve vraag: wat betekent de vraag zoals Steel die stelt voor ons leven?
En ook bij die vraag komt nog wat. Het dikmakende deel van de voedingsmiddelenindustrie is onderdeel van een keten die voor omzetten van eerder honderden dan tientallen miljarden dollars zorgt. Die keten zorgt voor veel werkgelegenheid en zit vastgebakken aan een infrastructuur die nog tientallen jaren mee moet omdat hij is ingericht op afschrijving over tientallen jaren. Dat 'even omgooien' kan daarom niet zomaar in een jaartje en zelfs niet in een jaar of vijf. Zelfs tien jaar is niet te doen. Al helemaal niet in het huidige economische tij. En toch vinden we dat het moet.
Goedkoop voedsel kost wat, alleen voelden we dat nooit, zegt Laskawy. Het eerlijker, gezonder, schoner en dus duurder maken ervan ook. En jazeker, ook dit keer voelen we dat niet. Nog niet. We definiëren nieuwe waarden, maar kunnen onze economie en maatschappij - de context voor ons leven - daar nog niet omheen organiseren. Daarmee is het sociale en economische vraagstuk van de 21e eeuw gedefinieerd: hoe organiseren we goede, eerlijke en schone voedselstromen voor het volk zonder dat het gaat morren en de pleuris uitbreekt?
Wie het weet heeft de plicht het te zeggen. Eten, welvaart en gezondheid gaan namelijk over oorlog en vrede. Er zijn ook mensen die blijmoedig zeggen dat we niet in een crisis zitten maar net begonnen zijn aan een transitie van een kwantitieve naar een waardengedreven kwalitatieve economie. Ze juichen erbij en denken dat het vanzelf goed komt. Zouden ze zich realiseren hoeveel ongelukken en mogelijke doden in het verschiet liggen?
Fotocredits: Grist
Nog 3
Je hebt 0 van de 3 kado-artikelen gelezen.
Op 2 oktober krijg je nieuwe kado-artikelen.
Op 2 oktober krijg je nieuwe kado-artikelen.
Als betalend lid lees je zoveel artikelen als je wilt, én je steunt Foodlog
Lees ook
Voedselprijzen tonen wisselwerkingen tussen techniek, landbouwbeleid (subsidies) en consumentenvraag.
Subsidies worden steeds gegeven aan grootschalige teelten. Gevolg is dat graanprijzen kunstmatig laatg zijn. Bovendien is graan een gewas dat makkelijk is te mechaniseren. Oook voor de verdere verwerking geldt dat. Die grootschaligheid geeft weer extra aandacht van gewasveredelaars, mechanisatieondernemingen, verwerkers etc.
Voor fruit en groente geldt dit ook deels. Maar omdat menselijke arbeid hierbij een belangrijke kostenpost blijft dalen de prijzen hiervan minder snel. Wel is het zo dat productiviteitsstijging zorgt dat hogere lonen niet doorberekend hoeven te worden.
Voor vleesproductie gelden genoemde factoren dubbel-op: prijsdalingen van graan en (daarmee) van alle andere grondstoffen plus automatisering. In de varkenshouderij werd (trots!?) gemeld dat binnenkort menselijke arbeid overbodig is.
Interessante effecten van subsidies: die werken net als hypotheekrenteaftrek. Bedoeld om boer/huurder te bevoordelen, maar het effect is het ontstaan van zeepbellen: onbetaalbare woningen/landbouwgrond.
Afschaffing van de HRA/landbouwsubsidies geven niet direct positieve gevolgen. Er ontstaan wel nieuwe balansen - prijsdalingen - maar hierbij is sprake van vertraagde en onvolledige compensaties.
De uitdaging is dus eigenlijk iedereen aan het nadenken te krijgen. Niet alleen over voedsel, maar in het algemeen. En dat kan op 2 manieren: door als overheid niet meer op alle sociale terreinen voor de mens te zorgen maar de mensen voor elkaar te laten zorgen (is liberaal op z'n amerikaans, met economie en veerkracht als kernwaarden) of door juist een sterke overheid te bouwen die consistent de kernwaarden van de samenleving uitdraagt en beschermt (Oostenrijk, Scandinavie, inmiddels ook Duitsland?). In het eerste geval is er mogelijk ruimte voor Europa, in het 2e geval betwijfel ik het. Dan worden de verschillen in kernwaarden tussen lidstaten mogelijk zo groot dat het juist polarisatie veroorzaakt. Maar ik ben geen politica, misschien zijn we op weg naar een 3e weg, ik hoop het. Misschien kunnen lidstaten uiteindelijk die local communities worden met toch een paar 'europese' bindende elementen tussen communities.
Ik geloof alleen niet dat we de voedselproblematiek binnen landsgrenzen kunnen oplossen zonder europese bindende elementen, zonder kennis van en begrip voor elkaars noden.
Ik vraag me uberhaupt af of de noodzaak voor grote veranderingen in de voedselvoorziening (behalve een beter bodemmanagement) groot genoeg is. Alles is er, we moeten alleen voldoende kennis en middelen hebben om het juiste te kopen (eens met Dick, Paul en Mark dus). Dus van kunnen kopen naar kundig kiezen.
Zijn we daar niet hard mee bezig; zoals ook hier op Foodlog?
Over Pauls opmerkingen ten aanzien van het schijntje dat naar landbouw gaat. Dat is correct. De landbouwsubsidies lijken veel - en ze worden op voor burgers onbegrijpelijke manieren uitgegeven zoals Nieuwsuur afgelopen week liet zien - maar het is een schijntje als we kijken naar de werkelijkheid van de andere subsidies. Sla alleen de renteaftrek om het eigen woningbezit te stimuleren maar eens om op Europese schaal. Je zou je kapot schrikken. Ook dat is een maatregel geweest om meer welvaart te creeren. Op allerlij plekken in de wereld en op heel verschillende is dat geweldig gelukt, tot de geknapte bubbel van de gedroomde waarde waar Paul het over heeft aan toe. Hij maakt een uitstekend punt: we moeten besef krijgen van waarde en waarden. Op het niveau van Henk & Ingrid, Ahmed & Fatima en Sjaan & Sjaak - en gewoon in de Telegraaf, nu.nl, het ANP en het NOS-journaal.
Eens met Liesbeth, er zijn geen simpele oplossingen meer. Daar is de onderlinge verwevenheid van alle (enorm geworden) deelbelangen in schijnbaar los van elkaar staande domeinen (food/non-food/diensten/gezondheid/milieu/welvaart/overheid/private sector/geopolitiek tussen staten en clusters van staten) veel te groot voor geworden.
Ook eens met Liesbeth: de VS hebben een ander soort landbouw dan wij omdat ze vanaf het einde van de 19e eeuw voor big agri zijn gegaan. Nederland is specifiek in de wereld door zeer kapitaalintensief te zijn geworden zonder grondgebondenheid. Europa als totaal is divers en heeft daarom een andere kleur dan de landbouw die in de links op Grist via de bekende kritieken van Michael Pollan op de VS landbouw naar voren komt. Ook dat is zoiets. Europa, maar vooral Nederland leest Pollan alsof het over onze landbouw gaat. Dat is om de redenen die Liesbeth aangeeft niet correct: wij komen vanuit andere uitgangspunten en een andere traditie.
Wat wel waar is, is dat we iedere bescherming hebben opgegeven en niet meer op kunnen tegen de rest van de wereld en ons eigen Oosten. Dat is bijzonder: we zijn het enige blok in de wereld dat vanuit vrijhandel denkt en daarmee op korte en middellange termijn zijn landbouw-infrastructuur voor een vermoedelijk gevaarlijk groot deel zou kunnen vernietigen. Nederland heeft in de wereld een leidende positie als het aankomt op kennisintensieve landbouw. Het is een illusie te denken dat dat blijft bestaan als juist die kapitaalintensieve landbouw hier kapot gaat. Het enige dat ons dan rest is het uitverkopen van onze kennis. Die zal snel daarna verwateren en niet meer van nut zijn, omdat het zijn voedingsbodem verliest. Zo werken ook kennis-praktijk ecosystemen nu eenmaal.
Ik geloof overigens niet in grote maatregelen, maar in een civil society van real people. Boeren, verwerkers en winkeliers gaan met burgers die ze daarin betrekken binnen lokaliteiten zelf hun oplossingen zoeken. Van de instituties zijn ze immers niet te verwachten en wel precies omdat - zoals Liesbeth stelt - het systeem als geheel te complex is geworden. Dat was mijn motief om mee te schrijven aan Building the Food Revolution. Het eerste Eetrevolutionaire Café vindt trouwens komende vrijdag plaats. Met Carolyn Steel en ondergetekende. Vette kans dat het juist over dat laatste gaat. We hopen dat we het publiek aan het praten krijgen. Dat wordt nog wat, want dat denkt vast dat het hapklare brokken krijgt.
O ja, ik denk dat zelfs supers revolutionair gedrag kunnen vertonen. Niet meteen, maar de uitdagingen waar ze - nee, wij allemaal - voor staan, maken de gekste dingen los.
Liesbeth, ik betwijfel of je Dick Boer op die manier moet begrijpen. Als je nu wilt 'scoren' op productniveau, is het aantal haakjes waaraan je je product op kunt hangen beperkt: goedkoop, gezond, lekker, statusverhogend. Dat zijn ze wel. Ik denk dat de heer Boer daar op doelt. Goedkoop, gezond en lekker voedsel. Dat zijn we gewend namelijk.
Ik wijt dat ten dele aan het simpele feit dat zowel de markt (met name de supermarkten) als de NGO's (met hun logo's) als de overheid (met nog meer logo's en logo-steun) de burger onwetend hebben gehouden. Stel je voor: we lopen niet langs gekoelde versvakken met voorverpakte speklapjes, maar langs allerlei boerderijen en stalvormen om een keuze in ons varkensvlees te maken. Dat lukt IRL niet, maar online (augmented reality) wel. In hoeverre kunnen de dames en heren marketeers dan de verschillende aspecten van duurzaamheid wel 'aan de man' brengen? Krijgen we dan misschien een aansluiting tussen wat de burger zegt te willen en de consument in zijn virtuele karretje stopt?
Wanneer we andere prijzen voor ons voedsel willen rechtvaardigen, dan moeten we de aansluiting vinden met de consument. Allemaal. Dat lijkt me het startpunt, meer nog dan CAP. Betrokkenheid. Zonder dat we van Henk en Ingrid verwachten dat ze het stuk hierboven begrijpen.