Wederom een kleinnood van onze Brusselse connaisseur, Nick Trachet!
Ik ben eens langs de Leuvensesteenweg gaan neuzen. Daar in de put van Sint-Joost zijn grote Turkse en Afrikaanse winkels verschenen. Ze cateren voor verschillende etnieën, dat merk je al gauw. Achterin, tussen de lokum en baklava, vond ik plastic dozen met zwartbruine peulen. Dat is johannesbrood of carob, zoals het in sommige dieetwinkels heet.
Je neemt zo’n bruine peul in de hand en ruikt eraan. Er hangt een weeë geur van schimmelkaas rond, veroorzaakt door boterzure verbindingen in de vruchthuid. Vreemd. Je zet je tanden erin. Het kraakt als een taai koekje. Tussen het weefsel zitten honingachtige druppels die, volgens de experts, bestaan uit fructose, glucose, sucrose en maltose. De peul kan meer dan zeventig procent suikers bevatten. Puur snoepgoed dus, maar verpakt in een ruw en natuurlijk jasje. De pitten, de bonen in de peul zeg maar, zijn zo groot als een erwt en bijzonder hard. Ik denk dat ze onverteerbaar zijn in deze staat.
Johannesbrood mag dan een exotisch gewas lijken, eigenlijk zijn we er vrij vertrouwd mee. De smaak herinnerde mij onmiddellijk aan snoeprepen, aan Duitse Lebkuchen en andere Midden-Europese gebakjes. Naar het schijnt was er al in de middeleeuwen een grote export van johannesbrood naar Midden-Europa, helemaal tot in Moskou. Het is eigenlijk een nepchocolade. In de seventies, toen chocolade heel erg fout was, werd er carob-poeder verkocht als alternatief voor cacao. Johannesbrood bevat geen cafeïne, geen theobromine, geen vet en heette dus ‘gezonder’ te zijn. Dat is allemaal wel zo, maar echte cacao bevat dan weer geen suiker, geen looizuur en wél flavonoïden en andere hippe stoffen die chocolade nu net weer populair maken.
Maar johannesbrood staat in het midden van de aandacht van de voedingstechnologie. Hoeveel bewerkte voedingsmiddelen bevatten geen E410? Dat is een lelijke code voor een prachtig woord: johannesbroodpitmeel (andere namen: arobon, ceratoniagom,...). Dat meel dient als geleermiddel, als stabilisator voor ijs, als emulgator en als verdikkingsmiddel in soepen, slasausen en taartvulling. Het verbetert de structuur van kaas, cake en koekdeeg. Een (natuurlijk) wondermiddel in de hoogtechnologische voedingslaboratoria. We eten veel meer johannesbrood dan we denken.
De peulen groeien aan een boom die de Fransen le caroubier noemen. Oorspronkelijk moet die uit de Levant stammen. De Grieken en Romeinen, en later de Arabieren, verspreidden de boom rond heel de Middellandse Zee. Portugal beschouwt de alfarrobeira vandaag zo’n beetje als nationale boom, naast de kurkeik, welteverstaan. “De boom die nooit sterft,” noemen ze hem daar. Eeuwenlang heeft deze boom de arme mensen van de hongersnood gered wanneer de oogsten mislukten. In tijden van overvloed dienden de peulen, die jaren in de boom kunnen blijven hangen, als beestenvoer. Vooral paarden zijn er dol op.
Je plant een johannesbroodboom voor het nageslacht. Want het duurt jaren vooraleer de boom groot is, maar hij draagt wel honderd jaar vruchten, tot een ton per jaar. De boom gedijt in extreme droogte en onherbergzame omstandigheden. De boom (Ceratonia siliqua) wordt ook in de Bijbel vermeld. Wanneer de verloren zoon aan lager wal is geraakt, blijft hij in leven door varkens te hoeden: “Hij had graag zijn maag willen vullen met de peulen die de varkens te eten kregen, maar niemand gaf ze hem” (Lucas 15,17). Het was dus niet uit pure armoede dat de arme man zo nodig peulen wilde eten, ze zijn gewoon lekker! En de naam johannesbroodboom zegt het zelf al: Johannes de Doper leefde in de woestijn, kleedde zich in dierenhuiden en at sprinkhanen. Wij Europeanen konden ons moeilijk inbeelden dat een heilig man insecten zou eten, dus wordt er al heel lang gezegd dat het eigenlijk peulen waren die de man at. Vandaar dat peuldragende bomen in het Engels vaak locust worden genoemd, hetzelfde woord als ‘sprinkhaan’. Johannesbroodbomen groeien in droge gebieden, dus het is logisch dat de patroon van Molenbeek beide at, zowel de peulen als de sprinkhanen. Het diertje is formeel toegelaten in de koosjere keuken en treksprinkhanen vallen toevallig geen carob-bomen aan. Dus als er een sprinkhanenplaag is, wordt de boom gespaard. Wat je uit een snoepje al niet kunt leren.
Industrie en nostalgie
Ik wou thuis eens iets anders doen met mijn gekochte johannesbroden. Ik heb geprobeerd de fameuze pitten te vermalen en te koken, maar dat valt tegen. Een aftreksel van de peul levert een zoeterig drankje op, maar niet echt interessant. Als smaakgever in cakes en melk koop je beter het industrieel klaargemaakte carob-meel, dat is wat handiger dan zelf peulen te stampen.
Waarom er dan hele peulen in de winkel liggen? Ik vermoed dat ze worden ingevoerd ten bate van nostalgische Levantijnen, die in de kille regen van Sint-Joost de smaak doen herleven van toen ze als kind nog in johannesbroodbomen klommen. Ogen dicht en knabbelen maar. Smakelijk.
Nick Trachet © Brussel Deze Week
Dit artikel afdrukken
Ik ben eens langs de Leuvensesteenweg gaan neuzen. Daar in de put van Sint-Joost zijn grote Turkse en Afrikaanse winkels verschenen. Ze cateren voor verschillende etnieën, dat merk je al gauw. Achterin, tussen de lokum en baklava, vond ik plastic dozen met zwartbruine peulen. Dat is johannesbrood of carob, zoals het in sommige dieetwinkels heet.
Je neemt zo’n bruine peul in de hand en ruikt eraan. Er hangt een weeë geur van schimmelkaas rond, veroorzaakt door boterzure verbindingen in de vruchthuid. Vreemd. Je zet je tanden erin. Het kraakt als een taai koekje. Tussen het weefsel zitten honingachtige druppels die, volgens de experts, bestaan uit fructose, glucose, sucrose en maltose. De peul kan meer dan zeventig procent suikers bevatten. Puur snoepgoed dus, maar verpakt in een ruw en natuurlijk jasje. De pitten, de bonen in de peul zeg maar, zijn zo groot als een erwt en bijzonder hard. Ik denk dat ze onverteerbaar zijn in deze staat.
Johannesbrood mag dan een exotisch gewas lijken, eigenlijk zijn we er vrij vertrouwd mee. De smaak herinnerde mij onmiddellijk aan snoeprepen, aan Duitse Lebkuchen en andere Midden-Europese gebakjes. Naar het schijnt was er al in de middeleeuwen een grote export van johannesbrood naar Midden-Europa, helemaal tot in Moskou. Het is eigenlijk een nepchocolade. In de seventies, toen chocolade heel erg fout was, werd er carob-poeder verkocht als alternatief voor cacao. Johannesbrood bevat geen cafeïne, geen theobromine, geen vet en heette dus ‘gezonder’ te zijn. Dat is allemaal wel zo, maar echte cacao bevat dan weer geen suiker, geen looizuur en wél flavonoïden en andere hippe stoffen die chocolade nu net weer populair maken.
Maar johannesbrood staat in het midden van de aandacht van de voedingstechnologie. Hoeveel bewerkte voedingsmiddelen bevatten geen E410? Dat is een lelijke code voor een prachtig woord: johannesbroodpitmeel (andere namen: arobon, ceratoniagom,...). Dat meel dient als geleermiddel, als stabilisator voor ijs, als emulgator en als verdikkingsmiddel in soepen, slasausen en taartvulling. Het verbetert de structuur van kaas, cake en koekdeeg. Een (natuurlijk) wondermiddel in de hoogtechnologische voedingslaboratoria. We eten veel meer johannesbrood dan we denken.
De peulen groeien aan een boom die de Fransen le caroubier noemen. Oorspronkelijk moet die uit de Levant stammen. De Grieken en Romeinen, en later de Arabieren, verspreidden de boom rond heel de Middellandse Zee. Portugal beschouwt de alfarrobeira vandaag zo’n beetje als nationale boom, naast de kurkeik, welteverstaan. “De boom die nooit sterft,” noemen ze hem daar. Eeuwenlang heeft deze boom de arme mensen van de hongersnood gered wanneer de oogsten mislukten. In tijden van overvloed dienden de peulen, die jaren in de boom kunnen blijven hangen, als beestenvoer. Vooral paarden zijn er dol op.
Je plant een johannesbroodboom voor het nageslacht. Want het duurt jaren vooraleer de boom groot is, maar hij draagt wel honderd jaar vruchten, tot een ton per jaar. De boom gedijt in extreme droogte en onherbergzame omstandigheden. De boom (Ceratonia siliqua) wordt ook in de Bijbel vermeld. Wanneer de verloren zoon aan lager wal is geraakt, blijft hij in leven door varkens te hoeden: “Hij had graag zijn maag willen vullen met de peulen die de varkens te eten kregen, maar niemand gaf ze hem” (Lucas 15,17). Het was dus niet uit pure armoede dat de arme man zo nodig peulen wilde eten, ze zijn gewoon lekker! En de naam johannesbroodboom zegt het zelf al: Johannes de Doper leefde in de woestijn, kleedde zich in dierenhuiden en at sprinkhanen. Wij Europeanen konden ons moeilijk inbeelden dat een heilig man insecten zou eten, dus wordt er al heel lang gezegd dat het eigenlijk peulen waren die de man at. Vandaar dat peuldragende bomen in het Engels vaak locust worden genoemd, hetzelfde woord als ‘sprinkhaan’. Johannesbroodbomen groeien in droge gebieden, dus het is logisch dat de patroon van Molenbeek beide at, zowel de peulen als de sprinkhanen. Het diertje is formeel toegelaten in de koosjere keuken en treksprinkhanen vallen toevallig geen carob-bomen aan. Dus als er een sprinkhanenplaag is, wordt de boom gespaard. Wat je uit een snoepje al niet kunt leren.
Industrie en nostalgie
Ik wou thuis eens iets anders doen met mijn gekochte johannesbroden. Ik heb geprobeerd de fameuze pitten te vermalen en te koken, maar dat valt tegen. Een aftreksel van de peul levert een zoeterig drankje op, maar niet echt interessant. Als smaakgever in cakes en melk koop je beter het industrieel klaargemaakte carob-meel, dat is wat handiger dan zelf peulen te stampen.
Waarom er dan hele peulen in de winkel liggen? Ik vermoed dat ze worden ingevoerd ten bate van nostalgische Levantijnen, die in de kille regen van Sint-Joost de smaak doen herleven van toen ze als kind nog in johannesbroodbomen klommen. Ogen dicht en knabbelen maar. Smakelijk.
Nick Trachet © Brussel Deze Week
Nog 3
Je hebt 0 van de 3 kado-artikelen gelezen.
Op 4 juni krijg je nieuwe kado-artikelen.
Op 4 juni krijg je nieuwe kado-artikelen.
Als betalend lid lees je zoveel artikelen als je wilt, én je steunt Foodlog
Lees ook
ik woon in turkye en sinds kort heb ik de boon ontdekt. hier te koop bij de groenteboer. heb op de turkse website gekeken waar het allemaal goed voor is, te veel om op te noemen. erg goed voor de darmen het kan 90% darmkanker stoppen goed voor hart en bloedzuiverend. als je een roker bent erg goed om de afvalstoffen te verwijderen, heb zelf gezien dat rokers na drinken van de siroop, slijm op gaan geven, omdat het de luchtwegen zuivert. helpt tegen bronchitus, kortom te veel om op te noemen.in turkye wordt de vrucht, geitenhoorn genoemd vanwege de vorm. Zie af en toe de boom staan met de peulen eraan.zou in holland toch eens meer aandacht aan moeten besteed worden, over de goede eigenschappen en niet alleen als diervoeder gebruikt moeten worden.
Hallo Paulien,wil je me aub de naam van die Turkse website sturen?Ik spreek geen Turks dus het zou fantastisch zijn als je me kunt vertellen waar de Johannesbroodboom het allemaal goed voor is.
Alvast heel hartelijk dank
Margo Ramp
het is goed voor een goede darmwerking reinigt ook je darmen
het is ook goed voor mensen die kinderen willen het is goed voor de zaden van de man .bij lang gebruik ook een natuurlijke viagra middel er zit een soort honing in dat is de kracht van het voedsel
er zijn meer dingen waar voor het goed is alleen ik kom er even niet op
en ik kan het in nederland niet krijgen ,want het is wel beter dat het vers is
anders breek je je tanden ook .
ja klopt deze is best goed, vooral voor mannen die problemen hebben met slecht sperma, dit zorgt dat het er meer worden en dat ze gezond zijn. Je hebt hier ook diverse kuren van. Is echt een aanrader.... alleen helaas in Nederland is het niet te vinden of iemand moet dat importeren
Wat een bizarre draad is dit, met een half tot anderhalf jaar tussen de reacties. Deze pagina moet toch een bijzonder plekje in de long tail van het net hebben :o)