Een stukje van Wouter Klootwijk, dat vorige week verscheen in een vijftiental provinciale kranten, leverde hem verrassend veel laaiend enthousiaste reacties van lezers op. Zoveel, dat hij denkt dat het nog wel eens zou kunnen gebeuren ook. Dat 2009 het jaar wordt van de bakbokking:

Het jaar van de bakbokking

Haring doet precies wat het Visproductschap wil. Dat denken ze bij het productschap. Al halverwege de herfst besloot men in De Haag dat nieuwe haring stipt op 5 juni aanstaande naar ons komt zwemmen zodat de Hollandse Nieuwe vanaf 6 juni in winkels en haringkramen ligt. Alsof de godjes van het productschap de natuur de baas zijn. Maar misschien komen de vette maar ongehoorzame vissen pas in augustus.

Andere haring dan de nieuwe is er altijd, maar komt nooit in het nieuws. Al helemaal niet rond de feestdagen. Met de feestdagen eet je feest. Het zal geen bakbokking zijn. Of een panharing. Maar waarom dan niet? Een panharing is een verse haring, gebakken in boter of olie en dan eventueel ingelegd in azijn met wat uien. Beter nog dan uit het zuur kun je de haring warm uit de pan verslinden. Weergaloos lekker. Maar vraag je vrienden na de feestdagen wat ze dit jaar kregen opgediend. Niemand zal reppen over panharing. Geen mens zal de bakbokking noemen. Het zal fazant zijn geweest, iets van een hert, of iets wat de ober wel had uitgelegd maar ons alweer ontschoten is. In elk geval geen gebakken vis. Het idee, schei uit, dat je in je blote avondjurk zo’n alledaags visje gaat zitten eten. Panharing en bakbokking eet je niet op feesten. Dat is merkwaardig. Want waarom wel een vogel of een koeiebil en niet wat je in je hart het lekkerst vindt?

Mijn Volendamse visboer heeft de beste maatjesharing (uit Katwijk) die ik vinden kan. Maar ook puike bokking. Ik vroeg hem om een gebakken bokking. Hij grijnsde en kreeg een dromerige blik in zijn ogen. Hij heet vanzelf Molenaar, want in Volendam wordt iedereen Molenaar genoemd die bij geboorte geen Tol of Smit wilde heten. Hij wou het niet hardop te vertellen, er waren ook nette mensen in de zaak. Een herinnering aan vroeger. Gedempte stem. Zijn vader bakte bokkingen. Zijn moeder stoofde rode kool en aardappelen. Dan prakte hij de warme bokking door de kool en de aardappelen. Zo atje dat. Hij fluisterde nu alsof we samen in het verzet zaten: ‘Zo verschrikkelijk lekker als dat was.’ Hij fluisterde mij het water in de mond. Culinair volkomen illegaal natuurlijk, een potje ordinair prakken. Laat geen culipublicist er van horen, hoon is je deel. Maar ik ben onmiddellijk een rode kool gaan kopen en heb op aanwijzingen van mijn visboer een feestmaal gemaakt.
Ooit was gebakken haring van het oliestel in de schuur hoog gewaardeerd voedsel voor het gemene volk. De armen wisten wat lekker is en toch te betalen. Inmiddels weten we niet meer hoe een verse haring er uit ziet. Haring zo uit de zee is maar op weinig adressen te koop. Bakbokking is haring, licht gezouten is en even in de rook gehangen. In viswinkels wordt bakbokking meestal gefrituurd maar hij kan ook goed worden gebakken in een koekenpan in wat olie of boter. Afzuigkap eventjes in de hoogste versnelling om de gordijnen te sparen of bak de vissen in je schuurtje. En daarna schone trui aan. Maar wat zit dat visje na het eten lekker in je lijf. Zo tevreden.

We zouden het nieuwe jaar samen kunnen uitroepen tot panharingjaar. Of het jaar van de bakbokking. Tegen de trend in van soepgroente. De regering verklaarde in november bij monde van het Voedingscentrum in Den Haag een zak soepgroente tot het meest vernieuwende en gezonde voedingsproduct van alles wat er in 2008 aan voedsel op de markt kwam. De Jaarprijs Goede Voeding voor soepgroente in een zakje! Regering, bekroon in 2009 eens iets wezenlijks. Bakbokking.


Wouter Klootwijk

Dit artikel afdrukken