Samen met anti-voedselverspillingsactivist Tristram Stuart schreef Jeremy Oppenheim van 's werelds slimste consultingburo McKinsey "food for all". De wereld produceert nu al het dubbele van wat we eten. We gooien teveel weg. Stoppen we daarmee, dan is de honger de wereld uit. Zou het?
We moeten minder weggooien. Dan kan de aarde iedereen voeden. Dat zegt nu zelfs McKinsey in Food for all dat enkele dagen geleden verscheen.
We zijn nu met 7 miljard mensen. Omdat ons aantal in 2050 zo'n 10 miljard bereikt en we allemaal rijker worden, zou er heel veel meer voedsel geproduceerd moeten worden. Als je ziet dat we nu al tweemaal zoveel maken als we opeten, zou dat betekenen dat de aarde rustig 14 miljard mensen kan voeden, redeneren Stuart en Oppenheim simpelweg. Ze signaleren een aantal maatregelen om de verloren helft beschikbaar te maken.
De armsten
De armsten op aarde kunnen geen eten kopen. Niet omdat het er niet is, maar omdat ze het niet kunnen betalen. Voor hun kinderen zou eten gratis op scholen moeten worden verstrekt. Dat is een uitstekend idee. Het houdt kinderen op school en het laat ouders hun kinderen langer op school houden. Dat moet allemaal makkelijk uit kunnen volgens de beide heren, omdat de aarde nu al tweemaal zoveel calorieën produceert als we daadwerkelijk eten. De armen kunnen door scholing rijker worden en zullen daarom hun eten niet meer gratis hoeven te krijgen, maar zelf kunnen betalen. Door scholing kunnen ze immers een baan krijgen en aan het werk gaan. Zij zullen wél voor het eten van hun kinderen kunnen betalen en de rijken zullen het hen graag verkopen want het levert geld op. Grof geld zelfs.
De rijken
Zij moeten minder weggooien. Stuart en Oppenheim schrijven: "In de afgelopen paar jaar hebben huishoudens in het Verenigd Koninkrijk de verspilling van voedsel met 21% teruggebracht en de voedselindustrie met 8%. Het publiek is meer bereid om af te zien van cosmetische perfectie; ‘lelijk’ fruit en groente zijn de snelst groeiende sector in de Engelse versmarkt, wat afgelopen jaar 300.000 ton aan productie scheelde die anders zou zijn verspild vanwege de verkeerde vorm of formaat."
Als we die weg verder op gaan dan hoeven er geen regenwouden te worden gekapt en kunnen we toe met de landbouw die er nu is, zeggen ze. Dat doen we met plezier, want aan de voormalige armen die nu banen krijgen verkopen we ons voormalige afval voor een prima prijs. We nemen er graag een kromme komkommer voor en draaien die niet meer door via de verbrandingsoven of het veevoer.
De nieuwe rijken
Binnen de redenering van Stuart en Oppenheim geldt voor de nieuwe en heel grote groep rijker wordende mensen in m.n. Aziatische landen, Afrika en Zuid-Amerika dat ze, net als wij, meteen moeten stoppen met het niet weggooien van eten. Het gaat zomaar om 5 miljard mensen. Ze moeten keurig alles eten en zuinig zijn. De industrie moet bovendien alles uit afval halen wat bruikbaar is voor mensen en dieren. Op die manier hebben we geen nieuwe landbouw nodig en kan de wereld echt iedereen voeden, denken zij. Dat lukt omdat er op het verbouwen en verwerken van voedsel en het zorgen voor voedselbesparing winst te maken valt. In zo'n situatie heb je geen weggooierij. Daar moet echter wel iedereen voor aan het werk zijn. Anders dat dure eten niet zo massaal worden geproduceerd én allemaal worden afgerekend. Met de constatering van die realiteit begint de gedachte die Stuart en Oppenheim het publiek voorhouden te kraken.
Utopie
Boeren en fabrikanten maken, verwerken en distribueren eten uitsluitend en alléén voor mensen die het kunnen betalen. Daarvoor moeten die mensen werk hebben. Dat werk moeten ze hebben in andere industrieën dan eten zelf. Anders kunnen de boeren en etenswarenfabrikanten niet genoeg geld vragen om hun kosten én noodzakelijke winst voor toekomstige ontwikkelingen goed te maken. Op dat punt gaat de redenering van Stuart en Oppenheim een onhoudbare kant uit: stel je voor dat eten zo kostbaar wordt dat we er niets meer van weggooien, hoeveel moeten we dan zo'n 5 miljard nieuwe rijken en de bestaande 3 miljard wel niet aan extra nutteloze andere spullen laten maken en consumeren om ze hun voedsel te kunnen laten betalen? En dat kan de aarde wel trekken? Stuart en Oppenheim trappen in de val die ze wel voor voedsel, maar niet voor de rest van de economie zien. Als de capaciteit van de aarde om eten voort te brengen eindig is, is de capaciteit om andere spullen voort te brengen dat ook. En toch zijn die nodig om iedereen voor zijn eten te kunnen laten betalen.
Als je er heel goed over nadenkt realiseer je je dat Food for All zonder waste voor 10 miljard mensen een utopie is. Niet het beter benutten van de waste of de calorieën, maar het geld is het probleem. Misschien kunnen we iedereen voeden als we de armen blijvend van de bedeling laten eten en de nieuwe rijken arm weten te houden, maar niet als we het hen allemaal willen laten kopen. Zo werkt de interactie niet tussen de voedseleconomie en die van de niet primair noodzakelijke en dus luxe, andere dingen waar het niettemin wel allemaal van betaald moet worden.
Voedsel en de rest van de economie
Iedereen voeden kan alleen als we iedereen zelf weer zijn eten laten verbouwen. Maar dan lopen we tegen een ander probleem aan. Dat kan alleen met veel minder mensen. Deze wereld, met onze aantallen mensen, kan dan niet uit, want kan hij kan onmogelijk genoeg produceren voor iedereen. Wie zou immers moeten betalen voor de tractoren, combines, vrachtschepen en nog heel veel meer om overal de lokale gaten in de productiecapaciteit en -mogelijkheden op te vullen? De technologie die we ervoor nodig hebben moet vanuit een andere economie betaald kunnen worden. Als dat niet kan, valt de productiecapaciteit dramatisch terug. Ver onder de huidige productie die Stuart en Oppenheim nu helemaal te gelde willen maken.
Het is een leuk idee, maar zowel economisch als ecologisch naïef binnen de gedachte aan een vrije markt van 10 miljard mensen. En toch is juist die gedachte mede ondertekend door het slimste business consultingburo van de wereld. De relatie tussen de voedseleconomie en de non-food economie is dan ook een heel ingewikkelde. Ik hoop dat ik het toch simpel heb kunnen uitleggen.
Fotocredits: Jeremy Oppenheim, still, 3GF2012
Dit artikel afdrukken
We zijn nu met 7 miljard mensen. Omdat ons aantal in 2050 zo'n 10 miljard bereikt en we allemaal rijker worden, zou er heel veel meer voedsel geproduceerd moeten worden. Als je ziet dat we nu al tweemaal zoveel maken als we opeten, zou dat betekenen dat de aarde rustig 14 miljard mensen kan voeden, redeneren Stuart en Oppenheim simpelweg. Ze signaleren een aantal maatregelen om de verloren helft beschikbaar te maken.
De armsten
De armsten op aarde kunnen geen eten kopen. Niet omdat het er niet is, maar omdat ze het niet kunnen betalen. Voor hun kinderen zou eten gratis op scholen moeten worden verstrekt. Dat is een uitstekend idee. Het houdt kinderen op school en het laat ouders hun kinderen langer op school houden. Dat moet allemaal makkelijk uit kunnen volgens de beide heren, omdat de aarde nu al tweemaal zoveel calorieën produceert als we daadwerkelijk eten. De armen kunnen door scholing rijker worden en zullen daarom hun eten niet meer gratis hoeven te krijgen, maar zelf kunnen betalen. Door scholing kunnen ze immers een baan krijgen en aan het werk gaan. Zij zullen wél voor het eten van hun kinderen kunnen betalen en de rijken zullen het hen graag verkopen want het levert geld op. Grof geld zelfs.
De rijken
Zij moeten minder weggooien. Stuart en Oppenheim schrijven: "In de afgelopen paar jaar hebben huishoudens in het Verenigd Koninkrijk de verspilling van voedsel met 21% teruggebracht en de voedselindustrie met 8%. Het publiek is meer bereid om af te zien van cosmetische perfectie; ‘lelijk’ fruit en groente zijn de snelst groeiende sector in de Engelse versmarkt, wat afgelopen jaar 300.000 ton aan productie scheelde die anders zou zijn verspild vanwege de verkeerde vorm of formaat."
Als we die weg verder op gaan dan hoeven er geen regenwouden te worden gekapt en kunnen we toe met de landbouw die er nu is, zeggen ze. Dat doen we met plezier, want aan de voormalige armen die nu banen krijgen verkopen we ons voormalige afval voor een prima prijs. We nemen er graag een kromme komkommer voor en draaien die niet meer door via de verbrandingsoven of het veevoer.
De nieuwe rijken
Binnen de redenering van Stuart en Oppenheim geldt voor de nieuwe en heel grote groep rijker wordende mensen in m.n. Aziatische landen, Afrika en Zuid-Amerika dat ze, net als wij, meteen moeten stoppen met het niet weggooien van eten. Het gaat zomaar om 5 miljard mensen. Ze moeten keurig alles eten en zuinig zijn. De industrie moet bovendien alles uit afval halen wat bruikbaar is voor mensen en dieren. Op die manier hebben we geen nieuwe landbouw nodig en kan de wereld echt iedereen voeden, denken zij. Dat lukt omdat er op het verbouwen en verwerken van voedsel en het zorgen voor voedselbesparing winst te maken valt. In zo'n situatie heb je geen weggooierij. Daar moet echter wel iedereen voor aan het werk zijn. Anders dat dure eten niet zo massaal worden geproduceerd én allemaal worden afgerekend. Met de constatering van die realiteit begint de gedachte die Stuart en Oppenheim het publiek voorhouden te kraken.
Utopie
Boeren en fabrikanten maken, verwerken en distribueren eten uitsluitend en alléén voor mensen die het kunnen betalen. Daarvoor moeten die mensen werk hebben. Dat werk moeten ze hebben in andere industrieën dan eten zelf. Anders kunnen de boeren en etenswarenfabrikanten niet genoeg geld vragen om hun kosten én noodzakelijke winst voor toekomstige ontwikkelingen goed te maken. Op dat punt gaat de redenering van Stuart en Oppenheim een onhoudbare kant uit: stel je voor dat eten zo kostbaar wordt dat we er niets meer van weggooien, hoeveel moeten we dan zo'n 5 miljard nieuwe rijken en de bestaande 3 miljard wel niet aan extra nutteloze andere spullen laten maken en consumeren om ze hun voedsel te kunnen laten betalen? En dat kan de aarde wel trekken? Stuart en Oppenheim trappen in de val die ze wel voor voedsel, maar niet voor de rest van de economie zien. Als de capaciteit van de aarde om eten voort te brengen eindig is, is de capaciteit om andere spullen voort te brengen dat ook. En toch zijn die nodig om iedereen voor zijn eten te kunnen laten betalen.
Als je er heel goed over nadenkt realiseer je je dat Food for All zonder waste voor 10 miljard mensen een utopie is. Niet het beter benutten van de waste of de calorieën, maar het geld is het probleem. Misschien kunnen we iedereen voeden als we de armen blijvend van de bedeling laten eten en de nieuwe rijken arm weten te houden, maar niet als we het hen allemaal willen laten kopen. Zo werkt de interactie niet tussen de voedseleconomie en die van de niet primair noodzakelijke en dus luxe, andere dingen waar het niettemin wel allemaal van betaald moet worden.
Voedsel en de rest van de economie
Iedereen voeden kan alleen als we iedereen zelf weer zijn eten laten verbouwen. Maar dan lopen we tegen een ander probleem aan. Dat kan alleen met veel minder mensen. Deze wereld, met onze aantallen mensen, kan dan niet uit, want kan hij kan onmogelijk genoeg produceren voor iedereen. Wie zou immers moeten betalen voor de tractoren, combines, vrachtschepen en nog heel veel meer om overal de lokale gaten in de productiecapaciteit en -mogelijkheden op te vullen? De technologie die we ervoor nodig hebben moet vanuit een andere economie betaald kunnen worden. Als dat niet kan, valt de productiecapaciteit dramatisch terug. Ver onder de huidige productie die Stuart en Oppenheim nu helemaal te gelde willen maken.
Het is een leuk idee, maar zowel economisch als ecologisch naïef binnen de gedachte aan een vrije markt van 10 miljard mensen. En toch is juist die gedachte mede ondertekend door het slimste business consultingburo van de wereld. De relatie tussen de voedseleconomie en de non-food economie is dan ook een heel ingewikkelde. Ik hoop dat ik het toch simpel heb kunnen uitleggen.
Fotocredits: Jeremy Oppenheim, still, 3GF2012
Nog 3
Je hebt 0 van de 3 kado-artikelen gelezen.
Op 4 juni krijg je nieuwe kado-artikelen.
Op 4 juni krijg je nieuwe kado-artikelen.
Als betalend lid lees je zoveel artikelen als je wilt, én je steunt Foodlog
Lees ook
Zijn ze wel op de hoogte?
Weggooien? In de natuur wordt niks weggegooid. Alles gaat terug in kringlopen. Alleen zijn sommige kringlopen wat te traag. En dat zullen we merken ook.
Misplaatste optimisten denken daar anders over, maar de realiteit zal ze daarin wijs maken.
Weggooien in derde wereld landen heeft vaak een geheel andere structuur. Hier is het tussen verwerker en de consument (enorme effectieve efficiency geholpen door fossiel, resultaat biodiversiteit neemt sterk af), daar heel vaak tussen boer en verwerker (nauwelijks efficiency vanwege gebrek aan fossiel, gigantische menselijke inspanningen verplichten de mens tot inefficiency).
Die verliezen zijn daar wat omvang betreft vergelijkbaar met de onze. Maar het komt daar bijna allemaal wel weer in de korte kringloop terecht.
Tristram cum suis hebben ooit eens uitgerekend dat je met de voedselverliezen van het rijke westen alle afrikanen zou kunnen voeden, dat zal best, theoretisch, maar wat heb je aan die kennis? Afrikanen zelf gooien bijna niets weg, hadden ze zelf ook nog uit de statistieken gehaald, -Food for All- is vooral een leuk -topic- voor congressen, consultants en promovendi. Achterliggende filosofie: een universele vrije globale markt voor alle mensen van goede wil en een baan, liefst in de industrie (zoals bij ons immers ook het geval) , en humanitaire stoplappen voor de marginaliteit die daarvan het gevolg is.
Je kunt je misschien afvragen of de voorgestelde oplossingen effectief zijn, maar je kunt niet weglopen voor de dilemma's die hier op tafel worden gelegd en die ook de VN en talloze andere organisaties overigens jaar in jaar uit onder aandacht probeert te brengen.
We produceren inderdaad ruim voldoende voedsel. Terwijl we in de voedselproductieketen een verlies van 30% zien, heeft 1 op de 8 aardbewoners honger. Dat is schrijnend. Het zou geen productieprobleem moeten zijn, maar een economisch verdeelprobleem. Door de wijze waarop we onze economie nu georganiseerd houden, is sturing op dat probleem uiterst moeilijk.
En toch lijkt de ontwikkeling vooral gericht op groei en nog eens groei. Iedereen, die zich een beetje informeert, kan weten dat we nu al roofbouw plegen op deze planeet om de huidige wijze de voedselproductie in stand te houden, een groot deel van de productiegrond daarmee raakt uitgeput, en we aankoersen op wereldwijde fosfaat-tekorten. Meer kwantiteit kan de voedselcrisis misschien een beetje uitstellen, maar als oplossing is het 3x niks.
Er moet dus van koers worden veranderd. Hoe je dat doet is weer een ander verhaal. Maar je kunt je er niet af maken met een filosofietje over de natuurlijke kringloop of het Utopie-gehalte van de boodschap.
Dat het binnen de bestaande economische denkkaders niet zo makkelijk kan worden opgelost, ben ik helemaal met Dick eens.
Maar de winst van dit soort publicaties is dat ze media-aandacht genereren en uitdagen om na te denken over houdbare oplossingen.
Dat je een andere economie nodig hebt om een landbouweconomie gaande te kunnen houden lijkt me onzin. Het is eerder andersom. Vanwege de lange productietijden is landbouweconomie over het algemeen een economie met een erg trage omloopsnelheid van geld. Kijk maar: Wanneer je als akkerbouwer van plan bent om graan voor varkensvoer te verbouwen, dan brengt die akkerbouwer geld in omloop op het tijdstip van zaaien . ( Zijnde de kosten van grond, grondbewerking, zaaizaad, bemesting, etc.) Daaarna moet het graan eerst nog groeien, dan oogsten en in opslag en je bent een jaar verder. Het graan moet ook nog door een varken die 11 maanden nodig heeft om slachtrijp te worden. Dus, via de consument kan die akkerbouwer pas na 2 jaar het op het zaaitijdstip uitgegeven geld weer terug verdienen. Tegelijkertijd kan de consument dus ook 2 jaar lang beschikken over het geld dat die akkerbouwer op het zaaitijdstip heeft uitgegeven. En daar wordt weer handig gebruik van gemaakt. Naast de trage landbouweconomie kan nu een snelle andere economie opgestart worden, want in die 2 jaar tijd kan de consument het geld dat die akkerbouwer in omloop heeft gebracht, wel 10 of meer keren uitgeven. De snelle non-food economie kan dus alleen draaien dankzij de trage landbouweconomie. Derde wereld landen hebben de handicap dat uitgegeven boerengeld maar kort in handen van consumenten is. Dat maakt het daar moeilijk om naast de trage landbouweconomie een snelle non-food economie op te zetten. Food for All zou best kunnen wanneer de snelle non-food economie en de trage landbouweconomie beter op elkaar aansluiten. Het is daarnaast weer een utopie om de trage landbouweconomie en de snelle non-food economie gelijkwaardig te maken.
Ik ben vandaag in Rennes, Bretagne. Daar is wat aan de hand. Vandaag lanceerde daar Patrice Valantin, een bijzonder man die ik het afgelopen jaar goed leerde kennen, zijn initiatief Reizhan (Bretons voor 'aanpassingsvermogen'). Ik moet zeggen dat ik het inspirerend en verfrissend vind.
Hij schreef er vandaag ook iets over op het kleine zusje van Foodlog, de Franstalige op Bretagne gerichte site Breizhlog. Helaas, ik weet het, het is allemaal in het Frans.
Maar voor degenen die het een beetje kunnen lezen, is het beslist de moeite waard wat mij betreft. Ik denk - met Valantin, een ex-command0 met een achtergrond als ingenieur - dat de mensheid niet staat voor de vraag hoe hij zich moet voeden, maar hoe we ons moeten organiseren en onze omgeving kunnen inrichten, de middelen daar kunnen gebruiken waar ze worden gerealiseerd en hoe we daarover kunnen beslissen. Mijn stelling: wie het voedselvraagstuk niet als een fundamenteel maatschappelijk organisatievraagstuk (en dat is dus echt wel wat meer dan 'waste reduceren') ziet, snapt het probleem niet. Uiteraard: het is wel een van de meest wezenlijke uitdagingen die je moet regelen als samenleving.