Nóg duurdere boodschappen en mogelijk lege schappen. Dat kan de consument verwachten in de eerste maanden van 2023, voorspelt Rabobank-onderzoeker Sebastiaan Schreijen. De kosten voor voedingsmiddelenproducenten lopen nog steeds op, maar vertalen zich nog niet altijd in hogere prijzen voor de consument. Schreijen voorziet opnieuw verhitte prijsonderhandelingen tussen producenten en supermarktinkopers, versobering van het aanbod en vooral: duurdere boodschappen.
"Ik zie nog altijd vier croissantjes voor 1 euro in de supermarkt liggen, net als in 2019," zegt Rabo-onderzoeker Sebastiaan Schreijer in het AD. "Een product dat feitelijk bestaat uit roomboter, graan en een heleboel energie. Dat zijn precies drie grondstoffen die erg duur zijn geworden, maar ik zie geen verandering in prijs. Dat zegt mij dat niet alle kosten zijn doorberekend. En nog lang niet alle kostenstijgingen zijn gedekt.’’

Sinds de zomer van 2021 begonnen alle kostenposten voor voedingsmiddelenproducenten te stijgen. Het begon met de prijzen van energie, transport en agri-grondstoffen zoals koffie en oliezaden, als gevolg van geopolitieke spanningen, door de coronacrisis ontregeld containervervoer, een mismatch tussen vraag en aanbod door het pijlsnelle herstel en tegenvallende oogsten als gevolg van slecht weer. In februari van dit jaar kwam de impact van de oorlog in Oekraïne er nog eens bovenop, waardoor de energieprijzen nog harder stegen, net als de prijzen van een breed scala aan agri-grondstoffen zoals graan, oliezaden, voermais en kunstmest. Vlees, zuivel, meel en suiker werden flink duurder, maar ook de prijzen van energie-intensieve grondstoffen zoals verpakkingsmaterialen (glas, karton) schoten door het dak. De ene na de andere producent zag zich genoopt tot tussentijdse prijsverhogingen.

En hoewel de afgelopen maanden de wereldwijde energiemarkt en veel grondstofmarkten enigszins afgekoeld lijken te zijn (marktprijzen voor agri-grondstoffen en gas liggen vergeleken met de pieken eerder dit jaar zo'n 15 tot 60% lager), ziet de gemiddelde levensmiddelenproducent zijn kosten verder oplopen, omdat:

  1. Wereldmarktprijzen in dollars noteren (en de dollar is flink duurder geworden ten opzichte van de euro)
  2. Vertraging in kostenverhoging optreedt door lopende leveringscontracten (leveringscontracten lopen gemiddeld zo'n 6 tot 18 maanden)
  3. Indirecte energiekosten met vertraging binnen komen (idem, de hogere energiekosten voor halffabricaten als meel of verpakkingsmaterialen worden veelal met vertraging bij de voedingsmiddelenproducenten in rekening gebracht
  4. Hogere consumentenprijsinflatie ook hogere looneisen betekent (de looneisen stijgen snel en door de roep om de oplopende inflatie te compenseren worden cao's afgesloten met loonsverhogingen van 9 tot 11%; de vakbonden eisen voor volgend jaar zelfs 14,3%. Personeelskosten vertegenwoordigen al snel 10 tot 20% van de totale kosten van een voedingsmiddelenproducent).


Waar de kosteninflatie precies op uit gaat komen is lastig in te schatten, aldus Rabobank. Daarom maakte de bank een rondje langs de voedingsmiddelenproducenten en vroeg hen naar hun verwachtingen voor de komende onderhandelingsronde met de supermarkten. "De noodzakelijke verhogingen van de verkoopprijzen lopen enorm uiteen; van enkele cijfers tot dubbele cijfers van wel 50 tot 80 procent," schrijft de bank.

Consument krijgt volle rekening niet
Wat betekent dat voor de consument? Nog niet direct iets, want tussen de producent en de consument zitten de inkopers van supermarkten en foodservice bedrijven. Zij kunnen - en willen - niet zonder meer de hele kosteninflatie doorvertalen naar hogere consumentenprijzen. "Deels laten zij de rekening bij de producent liggen, en deels teren ze op eigen marges. Maar ook laten ze de consumentenprijzen in andere productcategorieën meer stijgen dan op grond van de producentenprijsverhoging nodig is". Door hogere prijzen te rekenen op producent die eigenlijk niet duurder hoeven te worden, kunnen ze hun vaste lasten afdekken en de consumentenprijzen niet één-op-één mee te laten stijgen met de verhoogde producentenprijzen. "Maar de kosten in supermarkten en horeca zijn ook opgelopen. Ook hier hebben hogere personeelskosten, en hogere energie- en dieselprijzen een grote impact op de marge. Daardoor zien we door heel Europa verschillende supermarktketens en horeca-exploitanten worstelen met hun winstgevendheid".

Opnieuw 10 tot 20% meer kosten voor producent
Uiteindelijk laat ook de consument zich niet onbetuigd. Die gaan goedkopere producten kopen, aanbiedingen scoren en overstappen op huismerken. Ook stappen ze over op goedkopere winkels en kanalen. Discounters en huismerken zagen hun marktaandeel toenemen met respectievelijk 0,6 en 1,3 procentpunt. "Al deze vormen van downtraden vinden momenteel plaats en dragen bij aan de uitholling van de winstmarges in supermarkten en horeca." De gemiddelde consumentenprijsinflatie in de supermarkten komt op dit moment uit op zo'n 12,5%. Minder dan de werkelijke kostenstijging waar de producenten mee geconfronteerd worden, dankzij de buffer die de inkopers ingebouwd hebben. Maar die buffer is nu opgesoupeerd. En dat betekent dat er opnieuw producentenprijsverhogingen van gemiddeld 10 tot 20% aan zitten te komen.

Verhogingen waar de consument geen weet van heeft, maar die wel de toon zullen zetten in de komende prijsonderhandelingen. Reken dus maar op "meer wapengekletter in de media, (dreigen met) stoppen van leveringen en vertragingstactieken," voorspelt Schreijers.