Nu bosbranden een steeds groter probleem worden, ook in Zuid-Europa, is er ineens aandacht voor een klein, vergeten stemmetje van 'down under'. De oorspronkelijke bewoners van Australië, de Aboriginals, vragen al jaren aandacht voor hun aloude manier om bosbranden preventief te bestrijden. Eeuwenlang staken zij zelf op gecontroleerde wijze het bos in brand, zodat brandbaar materiaal als takken en bladeren opgeruimd werd. Natuurbranden als gevolg van blikseminslag krijgen zo minder kans tot onbedwingbare inferno's uit te groeien. Door de onteigening van het land en het verlies van de Aboriginal identiteit is deze manier van bosbeheer in delen van Australië generaties lang niet meer gebruikt.

'Cultural burning' noemt de inheemse Aboriginal-gemeenschap het vakkundig en gecontroleerd stichten van kleine, 'koude' brandjes om droge vegetatie preventief te verbranden. De methode is meer dan 60.000 jaar gebruikt om de natuur gezond te houden, maar al generaties lang in onbruik geraakt. Het Australische wetenschapsinstituut CSIRO ziet er ineens weer brood in, nu de alomtegenwoordige droge struiken en gras, samen met het extreme weer, tot hevige bosbranden leiden.

Niet alleen in Australië leeft de belangstelling voor 'cultural burning' als methode om grote natuurbranden tegen te gaan weer op. In de Verenigde Staten drong de laatste jaren na een aantal hele grote bosbranden ook het besef door dat "alles op alles zetten om branden te blussen als ze eenmaal waren uitgebroken misschien niet de juiste strategie is". Ook daar grepen brandbestrijders daarom terug op gecontroleerde branden zoals de inheemse bewoners eeuwenlang hadden gedaan. Totdat de Europeanen in de tweede helft van de 19e eeuw de Indianen dwongen om die praktijken te stoppen. Sinds dit jaar is in de VS een nieuwe wet van kracht: mensen die 'cultural burning' toepassen als brandbestrijding kunnen niet meer aansprakelijk worden gesteld voor de schade als de brand uit de hand loopt.

In Europa werd door oude landbouwers in droge gebieden vuur preventief met vreten bestreden. De bij hen gebruikelijke manier was om schapen of geiten de overgangen van het vlakke land (waar de branden vaak onstonden) naar heuvels en bergen en de ondergrond van bossen kaal te laten vreten en zo potentiële brandstof weg te halen. Die traditionele methode is verloren gegaan: er is (bijna) niemand meer die op die manier zijn geld verdient en dus hebben de 'brandweergeiten' de bossen verlaten.

Bij de enorme branden eerder deze week in de Franse Gironde speelde overigens nóg een ander probleem: de wereldberoemde pijnboombossen bij het hoogste duin van Europa, de Dune de Pilat, zijn een harsige monocultuur. Daar weet een beetje bosbrand wel weg mee.