Vlees- en zuivelvervangers zijn niet gezond, zegt de Wereldgezondheidsorganisatie. Je kunt vanuit gezondheidsoogpunt veel beter gewoon je vlees- en zuivelconsumptie beperken dan helemaal overstappen op plantaardige voeding. Een domper voor de tientallen, zo niet honderden bedrijven die zich op de plantaardige markt gestort hebben. Die hebben het toch al overduidelijk moeilijk, omdat ze de niche-status maar niet ontgroeien. En dat hebben ze aan zichzelf te wijten. Ze zijn namelijk gaan geloven in hun eigen marketingsprookjes, zegt marketingexpert Julian Mellinder.
Ondanks dat de WHO de fundamentele voordelen van een plantaardig voedselpatroon erkent, waarschuwt de organisatie tegen sterk bewerkte plantaardige voedingsmiddelen. Die kunnen schadelijke effecten hebben op de gezondheid, de duurzaamheid en het milieu.

Plantaardige vlees- en zuivelvervangers kenmerken zich, net als ultrabewerkte voedingsmiddelen (UPF's), door enerzijds hoge energiedichtheid, veel natriumzout, verzadigde vetten en enkelvoudige suikers. Tegelijkertijd zijn ze arm aan vezels, vitaminen en belangrijke mineralen. Die combinatie lijkt in niets op de voedingswaarde van natuurlijke levensmiddelen van dierlijke oorsprong die de plantaardige producten (vegetarische worstjes, burgers, havermelk, 'kaas' etcetera) geacht worden na te bootsen.

Plantaardig uit de natuur, niet het laboratorium
Een plantaardig dieet wordt doorgaans geassocieerd met gezonde, volledige en weinig bewerkte plantaardige voeding. Denk aan volle granen, fruit en groente, peulvruchten, noten en zaden. En hoewel suikerhoudende dranken, snacks en zoetwaren prima veganistisch (zuiver plantaardig en vrij van dierlijke producten) kunnen zijn deze uit voedingsoogpunt toch echt ongunstig.

Simpel gezegd bevatten sterk bewerkte voedingsmiddelen dezelfde stoffen als natuurlijke voedingsmiddelen, zetmeel, suikers, vetten en eiwit, maar zijn het industriële namaakproducten vol smaakadditieven, kleurstoffen, emulgatoren en andere kunstmatige additieven om ze de smaak van 'echt' te laten imiteren en er aantrekkelijk uit te zien.
Doe toch niet zo moeilijk, zegt de WHO eigenlijk, en eet gewoon minder dierlijke producten in plaats van je in bochten te wringen om de dierlijke producten helemaal van je bord te bannen.

Marketinggeweld
Maar één van de redenen dat consumenten wereldwijd dat zo graag doen, is mogelijk het marketinggeweld waarmee de vleesvervangermakers de markt betreden hebben. Daarmee hebben ze hun hand alleen flink overspeeld, zegt Julian Mellentin, consultant bij New Nutrition Business in FoodNavigator.

Mellentin bekeek 100 plantaardige vleesmerken sinds 2007 tot nu. "Niet één maakt ook maar een beetje winst, zelfs na 5 jaar of langer bestaan. En bij de bedrijven met de grootste groei in verkopen lopen ook de verliezen het snelst op."

Dat komt volgens Mellentin door het simpele feit dat producten niet smaken en proeven zoals consumenten verwachten. En dus houden consumenten het na een keertje proberen voor gezien. "De klantengroep voor massa-distributie is gewoon niet groot genoeg."

Niche maar snel niet meer
En dat is een tegenvaller voor de media, consultants en investeerders die elkaar in een zichzelf versterkende 'buzz' opzweepten tot het geloof dat de vleesvervangerscategorie snel de niche-status zou ontgroeien. Denktanks in Silicon Valley durfden zelfs over een marktaandeel van 30% te spreken; investeerders gingen mee in de hype. Helaas. Pas als er een nieuwe generatie vleesvervangers komt, gebaseerd op champignons en mycoproteïnes, met een beter micronutriëntengehalte en vooral een kortere ingrediëntenlijst, die bovendien wél aansluit bij de verwachtingen voor smaak en textuur van consumenten, dan heb je kans dat de vleesvervangercategorie zijn niche-status ontgroeit. Maar dat gaat nog wel 3 tot 5 jaar duren, verwacht Mellentin. Dat is toch al relatief snel.